• No results found

Lawfare en het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2020

Share "Lawfare en het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri"

Copied!
53
0
0

Loading.... (view fulltext now)

Full text

(1)
(2)
(3)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Inleiding

...5

1.1 Aanleiding………5

1.2 Het concept ‘lawfare’………...5

1.3 Hoofd- en deelvragen………...6

1.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie……….7

1.5 Kwalitatieve enkelvoudige casestudie……….8

1.6 Leeswijzer………8

Hoofdstuk 2. Literatuurbespreking

...9

2.1 Het concept lawfare………..9

2.2 Onderzoek naar terrorismeprocessen……….12

Hoofdstuk 3. Methodologie

...15

3.1 Conceptualisering en operationalisering………15

3.2 Onderzoeksdesign……….16

3.3 Onderzoeksstrategie………...17

3.4 Onderzoeksmethode………19

3.5 Datacollectie- en interpretatie……….20

Hoofdstuk 4. Analyse

...23

4.1 Introductie………..23

4.2 Context van het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri………...23

4.3 Fase 1: de periode vóór de inhoudelijke behandeling van het proces………25

4.4 Fase 2: de periode tijdens de inhoudelijke behandeling van het proces……31

4.5 Fase 3: de periode tot en met drie maanden ná het vonnis ……...……....…37

Hoofdstuk 5. Conclusie

...41

5.1 Beantwoording eerste deelvraag………41

5.2 Beantwoording tweede deelvraag………..43

5.3 Beantwoording hoofdvraag………46

(4)
(5)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Terrorisme is sinds de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 in Nederland uitgegroeid tot een van de belangrijkste onderwerpen op de veiligheidsagenda. De ontstane bezorgdheid en de publieke belangstelling omtrent terrorisme werden, behalve door de aanslagen in de Verenigde Staten, aangewakkerd door aanslagen in Madrid en Londen, vele terroristische activiteiten in de moslimwereld en arrestaties van vermeende Jihadistische terroristen in Europa (Bakker, 2008, p. 221). De moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 wordt gezien als het belangrijkste terroristische incident van de afgelopen jaren in Nederland. In de Nederlandse samenleving is een beeld ontstaan dat terrorisme op mondiaal niveau een grote bedreiging vormt (Bakker, 2008, p. 221). Er is veel onderzoek gedaan naar de grondslag en de politieke en sociale effecten van terrorisme (De Graaff, De Poot en Kleemans, 2009). Echter, weinig onderzoek is gedaan naar terrorismeprocessen. Dit is opvallend omdat de rechtszaal bij uitstek een plek is waar vermeende terroristen en hun tegenstanders met elkaar geconfronteerd worden (De Graaf, 2011, p. 5).

Terrorismeprocessen gaan niet alleen over juridische zaken en het proberen te achterhalen van de waarheid. Tijdens rechtszaken wordt ook op een concrete manier duidelijk hoe het abstracte recht wordt toegepast. Aan het bredere publiek wordt getoond wat de normen en principes zijn volgens de huidige interpretatie van het recht. Op deze manier worden politieke ideeën over rechtvaardigheid geuit en toegepast binnen een proces. Tegelijkertijd dragen processen bij aan het vormen van ideeën over rechtvaardigheid binnen de samenleving. Zodoende kunnen rechtsprocessen worden gezien als een communicatieproces en een communicatiemiddel. Deze communicatie vindt plaats tussen vele actoren; tussen wetgevers en burgers, tussen rechterlijke instanties en aangeklaagden, tussen de wetgever en de rechterlijke macht, en tussen de verschillende partijen in een rechtszaak (De Graaf, 2011, p. 5).

1.2 Het concept ‘lawfare’

(6)

‘oorlogsvoering’ (Dunlap, 2008, p. 146). De term lawfare is moeilijk te vertalen, om deze reden wordt gedurende de thesis steeds gesproken over het Engelse woord lawfare. Door deze conceptuele lens van lawfare worden terrorismeprocessen gezien als de continuering van politieke conflicten, uitgevochten door middel van juridische middelen (Crenshaw, 1992, p. 3). De definitie van Dunlap (2008) wordt voor deze thesis specifiek gehanteerd omdat Dunlap fungeert als een van de prominente denkers over lawfare. Lawfare wordt door Dunlap gedefinieerd als ‘het gebruiken of misbruiken van het recht en rechtssystemen voor het behalen van strategische doeleinden’ (Dunlap, 2008, p. 146). Door deze conceptuele lens kan zodoende worden onderzocht in hoeverre de belangrijkste actoren in een terrorismeproces het recht gebruiken om hun boodschappen uit te dragen en in hoeverre deze boodschappen resoneren bij hun beoogde doelgroepen.

1.3 Hoofd- en deelvragen

Deze thesis zal door de conceptuele lens van lawfare specifiek kijken naar het terrorismeproces van Mohammed Bouyeri, de moordenaar van de cineast en columnist Theo van Gogh en prominent lid van de zogenoemde Hofstadgroep (Van der Woude, 2010, p. 200).

De volgende hoofdvraag is hierbij geformuleerd: ‘In hoeverre resoneren de boodschappen van de belangrijkste actoren in het proces tegen Mohammed Bouyeri binnen de verschillende doelgroepen van de actoren?

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende subvragen opgesteld:

1. Wie zijn de belangrijkste actoren in het proces en wat is hun voornaamste boodschap? 2. Wat zijn de doelgroepen van de belangrijkste actoren en in hoeverre resoneren de

voornaamste boodschappen binnen deze doelgroepen?

1.3.1 Assumpties

(7)

het gebruik van een strategie ontkennen. Om deze reden wordt in deze explorerende casestudie gesproken over de hoofdboodschappen van de actoren in het proces. Deze benadering wijkt lichtelijk af van de overgenomen definitie van lawfare zoals omschreven door de denker Dunlap. Op de aangepaste manier kan echter meer inzicht worden gegeven in het gebruik van boodschappen door de actoren in het proces en in hoeverre deze boodschappen het juridische domein overschrijden, los van de vraag of dit een strategische zet is of niet.

Onder boodschappen worden de hoofdboodschappen verstaan die gedurende het gehele terrorismeproces terugkomen. Omdat gekeken wordt naar de terugkerende boodschappen van de actoren wordt ook gesproken over verhaallijnen in de thesis.

De term actor wordt in deze thesis gebruikt om diegene (personen, groepen, organisaties) aan te duiden die actief iets doen in de betreffende situatie van conflict en samenwerking (Van der Eijk, 2001, p. 41). In deze thesis wordt specifiek gekeken naar de strijdende actoren in het terrorismeproces, het Openbaar Ministerie en de verdachte en de bijbehorende verdediging.

Het gebruik van het woord resoneren wordt in deze thesis gebruikt om aan te geven in hoeverre de boodschappen van de actoren terug worden gevonden in de doelgroepen. Specifiek wordt gekeken in hoeverre de boodschappen gehoord worden door de doelgroepen.

Onder doelgroep wordt in deze thesis een specifieke groep mensen verstaan die de actoren willen overtuigen van hun boodschap. In de methodologie wordt beschreven wat de doelgroepen zijn in het terrorismeproces tegen Bouyeri.

1.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

(8)

Ook is het proces tegen Bouyeri vanuit de conceptuele lens van lawfare wetenschappelijk relevant door de nieuwe manier van bestudering van terrorismeprocessen. In de wetenschappelijke literatuur bestaat een notie dat terrorisme een vorm van politieke communicatie of ‘theater’ is (Jenkins, 1995, p. 4). Terroristen zouden als doel hebben zoveel mogelijk mensen te laten kijken naar hun terroristische activiteiten. Tegelijkertijd bieden media een platform voor het wereldwijd tonen van hun terroristische daden (Jenkins, 1995, p. 7). Terrorismeprocessen worden in de wetenschap doorgaans benaderd vanuit het juridisch perspectief. Deze thesis stelt als vraag wat er gebeurt wanneer terrorismeprocessen worden bestudeerd vanuit dit perspectief van ‘theater’ van prestaties of communicatie. Het concept lawfare biedt een lens om naar terrorismeprocessen te kijken vanuit dit perspectief.

1.5 Kwalitatieve enkelvoudige casestudie

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag wordt een kwalitatief onderzoek gedaan, waarbij specifiek gebruik wordt gemaakt van een enkelvoudige casestudie. Voor de eerste keer wordt vanuit de conceptuele lens van lawfare gekeken naar terrorismeprocessen. Om deze reden is gekozen voor een explorerende casestudie. Zodoende wordt de eerste aanzet gedaan om tot een preciezer idee te komen over het concept lawfare.

1.6 Leeswijzer

(9)

2. Literatuurbespreking

In dit hoofdstuk wordt de bestaande wetenschappelijke literatuur beschreven over het concept lawfare en de literatuur over terrorismeprocessen gezien vanuit de sociale en politieke communicatieve context.

2.1 Het concept lawfare

Vanuit de conceptuele lens van lawfare wordt het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri geanalyseerd. Om die reden wordt de wetenschappelijke ontwikkeling van het concept lawfare uiteengezet. In de academische literatuur kunnen ruwweg drie verschillende perspectieven op lawfare worden gevonden, die zich overigens niet altijd scherp van elkaar onderscheiden (Werner, 2010, p. 69). In het eerste gedeelte van de literatuurbespreking wordt kort besproken hoe lawfare voor het eerst werd gebruikt in de wetenschap. Hierna worden door middel van een beknopt chronologisch overzicht de verschillende perspectieven uiteengezet. Vanuit het eerste perspectief wordt lawfare omschreven als een methode van oorlogsvoering waarbij het recht wordt misbruikt voor het behalen van een militair doel (Dunlap, 2001, p. 11). Vanuit het tweede perspectief wordt lawfare gedefinieerd als het gebruiken (of misbruiken) van het recht en rechtssystemen voor het behalen van strategische doeleinden. Lawfare wordt hierbij, in tegenstelling tot eerder, als een neutraal concept gezien. Vanuit het derde perspectief wordt lawfare als begrip gebruikt om ‘de tegenstander’ te stigmatiseren. Hierbij wordt lawfare omschreven als het aanwenden van het recht om acties van critici of tegenstanders van een bepaalde staat in diskrediet te brengen. Deze benadering wordt ook wel ‘reflexive lawfare’ genoemd (Werner, 2010, p. 69, Herzberg, 2008). Deze verscheidende invalshoeken, die hieronder toegelicht worden, laten zien dat het concept ruimte laat voor interpretatie.

Intrede van het concept lawfare

(10)

aangenomen tegenover de rest van de wereld (Werner, 2010, p. 63, Carlson en Yeomans, 1975).

Het eerste perspectief

In de jaren negentig kwam de term lawfare opnieuw naar voren in de samenleving, maar de term werd in een andere context gebruikt dan hiervoor. Charles J. Dunlap jr., (2001) was hierbij een van de eerste wetenschappers die in zijn manuscript ‘Humanitarian Challenges in Military Intervention’ gebruik maakte van deze term (Dunlap, 2008, p. 146). In eerste instantie gebruikte hij deze term enkel als pakkende titel om de invloed van het recht op oorlogsvoering aan te geven (Dunlap, 2008, p. 146). In een essay uit 2001 benadrukte hij echter de opkomst van het internationaal publiekrecht in militaire operaties en gebruikte hij de term lawfare als een methode van oorlogsvoering waar het recht wordt gebruikt voor het behalen van een militair doel (Dunlap, 2001, p. 11). Als voorbeeld haalde hij aan dat vijanden van de Verenigde Staten, tijdens een militaire strijd, de Amerikaanse strijdkrachten zodanig kunnen manipuleren door andere staten de indruk te geven dat de Verenigde Staten doelbewust in strijd handelen met het internationaal publiekrecht (Dunlap, 2001, p. 11). Dunlap stelde dat tegenstanders van de Verenigde Staten het recht kunnen misbruiken tijdens een gewapend conflict (Dunlap, 2001, p. 11). Deze definitie van lawfare werd veelal gebruikt in de Amerikaanse overheidssector, de academische wereld en de media (Sadat en Geng, 2010, p. 156).

Het tweede perspectief

(11)

dat mits het internationaal publiekrecht in voldoende mate functioneert het recht als een strategische bondgenoot kan worden gezien (Kennedy, 2006, p. 25).

Het derde perspectief

Volgens Jack Goldsmith (2009) heeft de toenemende invloed van het recht op de politiek geleid tot een ander gebruik van de term lawfare. Hij stelde dat in de laatste vijfentwintig jaar staten, non-gouvernementele organisaties, academici en internationale organisaties een net hebben gebouwd van internationale en juridische instituties die de belangen van de Verenigde Staten schenden (Werner, 2010, p. 68, Goldsmith, 2009, p. 59). Hij meent dat de universele wetten en tribunalen die voortkomen uit deze instituties de effectiviteit van antiterrorismemaatregelen tegenhouden (Werner, 2010, p. 68, Goldsmith, 2009, p. 59). Mensenrechtenactivisten en slachtoffers van militaire acties, ondernomen door de Verenigde Staten, hebben in de afgelopen jaren uitgebreid gebruikgemaakt van deze ontwikkeling en juridische stappen ondernomen. Tijdens de Bush- regering was de angst voor juridische acties tegen de Verenigde Staten zo groot dat het beroep op internationaal recht door tegenstanders werd omschreven als een zwakke strategie (Werner, 2010, p. 68, Goldsmith, 2009, p. 54). Deze benadering van onder andere Goldsmith kent aan de term lawfare een totaal andere betekenis en doel toe dan denkers als Dunlap en Kennedy (Werner, 2010, p. 68). De term lawfare veranderde van een analytisch middel om de toenemende invloed van het recht op politiek en oorlogsvoering te beschrijven naar een middel om critici van de overheid in diskrediet te brengen (Werner, 2010, p. 69, Luban, 2007, p. 60). Het gebruik van de term lawfare werd zodoende zelf een strategie. Om deze reden stelt Werner dat deze benadering van het begrip lawfare het beste beschreven kan worden als ‘reflexive lawfare’ (Werner, 2010, p. 69, Horton, 2007, p. 74).

(12)

Het begrip lawfare zoals gedefinieerd door Dunlap kan worden gebruikt als een conceptuele lens om terrorismeprocessen te analyseren. Rechtsprocessen bieden een kader om de gedragingen en communicatie van de verschillende actoren in een proces te interpreteren. Vanuit de conceptuele lens van lawfare wordt specifiek aandacht besteed aan het element van ‘theater’ of politieke communicatie in terrorismeprocessen om te analyseren in hoeverre de boodschappen van de belangrijkste actoren binnen een terrorismeproces in de verschillende doelgroepen van de actoren resoneren. Het tweede deel van de literatuurbespreking geeft om die reden een korte weergave van het bestaande onderzoek naar terrorismeprocessen vanuit deze sociale en politieke communicatieve context.

2.2 Onderzoek naar terrorismeprocessen vanuit de sociale en politieke communicatieve context

Zoals eerder genoemd is in de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de grondslag en politieke en sociale effecten van terrorisme (De Graaff, De Poot en Kleemans, 2009, p. 331, Bakker, 2004, p. 542). Binnen de wetenschap is tot op heden echter weinig aandacht besteed aan de functie van het terrorismerecht en terrorismeprocessen (De Graaf, 2011, p. 2). Wanneer onderzoek wordt gedaan naar terrorismeprocessen worden zij doorgaans benaderd vanuit het juridisch perspectief. De afgelopen jaren is er wel een toenemende interesse getoond voor het recht door internationale politieke sociologen (Werner, 2010, p. 304). Dit sociologische perspectief benadert het recht niet vanuit een juridische methode maar kijkt voornamelijk naar de functie, het systeem en de discours van het recht (Werner, 2010, p. 304). In de laatste decennia is onderzoek naar het karakter en de impact op politieke processen in de huidige geschiedenis toegenomen. Onderzoek naar terrorismeprocessen is echter relatief nieuw (De Graaf, 2011, p. 2). Er kan weinig literatuur gevonden worden die aandacht besteedt aan de gebeurtenissen in terrorismerechtszaken (Ostrom et al., 2007, p. 204).

(13)

Communication’ een systematische analyse over de kenmerken van recht. Deze kenmerken draaien volgens hem in wezen allemaal om communicatie. De link tussen het recht en communicatie kan worden gezien als tweezijdig. Het recht biedt niet alleen een kader voor interactie en communicatie, maar produceert en ontwikkelt het recht ook tijdens dit proces. Het recht is dus breder dan een opsomming van legale normen en principes. Het recht gaat ook over sociale normen, waarden, machtsrelaties en sociale processen. Door het recht toe te passen wordt een communicatief proces in werking gezet (Van Hoecke, 2002). Werner (2010) stelt hierbij dat het recht op die manier ook werkelijkheid, symboliek en macht produceert. Juridische argumenten zijn volgens hem ingebed in diepere sociale en symbolische structuren en reproduceren deze ook weer (Werner, 2010, p. 305).

Terrorisme-expert Brian Jenkins (1997) ging in op het element van ‘theater’ en stelde dat terrorisme kan worden gezien als een theaterstuk. Volgens hem willen terroristen een zo groot mogelijk publiek bereiken dat kijkt naar hun terroristische daden (Jenkins, 1997, p. 4). De wil en de capaciteit van de media om terroristische activiteiten uit te zenden over de hele wereld zorgt ervoor dat terroristen zeker zijn dat hun acties wereldwijde aandacht krijgen. De wereld kan worden gezien als een podium van de terroristen waarnaar de hele wereld kijkt (Jenkins, 1975, p.7). Peter Waldmann (2006) voegde aan deze observaties toe dat de meeste terroristen ook expliciet gebruik willen maken van dit podium om de macht van de staat aan te tasten (De Graaf, 2011, p. 6). De Graaf (2011) stelde dat het trekken van zoveel mogelijk aandacht ook in counterterrorisme te vinden is. Het Openbaar Ministerie communiceert, net als de terroristen, haar verhaallijn naar het publiek. Na een terroristische aanslag of een poging daartoe, worden de vermeende terroristen aangeklaagd door het Openbaar Ministerie. Wanneer het terrorismeproces in het zicht van het publiek en de media is, kan het proces hevig bediscussieerd worden door het publiek. Wanneer dit gebeurt kan het proces op een ‘show’ of een ‘dramatisch theaterstuk’ lijken (De Graaf, 2011, p. 8-10).

(14)

Wanneer een ‘show proces’ ontstaat, kan de rechtszaal door de verschillende partijen gebruikt worden als een politieke omgeving om politieke doeleinden te propageren. Allo meende echter dat ‘show processen’ in deze tijd in hun context moeten worden geanalyseerd. Het is niet altijd gemakkelijk te onderscheiden voor wat voor doeleinden processen worden gebruikt door de verschillende partijen. Om deze reden moeten de context en het karakter van de processen onderzocht worden om te begrijpen wat er gaande is in politieke zin (Allo, 2010, p. 72).

De Graaf (2011) stelde ook dat terrorismeprocessen weergegeven kunnen worden als ‘theaters’ van prestaties. Een terrorismeproces biedt een theater waarin verschillende actoren strijden om het publiek te overtuigen en te mobiliseren om hún verhaal van rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid te laten prevaleren (De Graaf en De Goede, 2013, p. 317). Voor alle partijen is de publieke presentatie een belangrijke strijd om verhaallijnen van rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid over te brengen. Wanneer gekeken wordt naar de bestaande literatuur, kan men stellen dat deze strijd een onderscheidend aspect is van terrorismeprocessen. (De Graaf, 2011, p. 2).

(15)

3. Methodologie

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke methodologie wordt gebruikt voor de thesis. Allereerst worden de conceptualisering en operationalisering beschreven die volgen uit de literatuurbespreking. Vervolgens wordt uitgebreid ingegaan op het onderzoeksdesign, de onderzoeksstrategie, de onderzoeksmethode, de datacollectie en data-interpretatie.

3.1 Conceptualisering en operationalisering

Door het exploratieve karakter van deze thesis kan er geen duidelijk en vooraf vastgelegd conceptueel kader met bijbehorende indicatoren worden gevonden. Zoals genoemd in de literatuurbespreking is gekozen voor de definitie van het concept lawfare, zoals beschreven door Dunlap (2008). Lawfare wordt door hem gedefinieerd als ‘het gebruiken of misbruiken van het recht en rechtssystemen voor het behalen van strategische doeleinden’ (Dunlap, 2008, p. 146).

Aangezien deze thesis gebruikmaakt van de conceptuele lens van lawfare om het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri te analyseren, is het concept lawfare geoperationaliseerd. Lawfare veronderstelt dat de actoren in een terrorismeproces hun boodschappen willen uiten aan een rechtbank of jury om op die manier een breder publiek te bereiken. Om deze reden is lawfare geoperationaliseerd aan de hand van drie elementen: 1. Actoren

2. Boodschappen

3. De resonantie van de boodschappen in het publiek.

(16)

3.2Onderzoeksdesign

Explorerend onderzoek

Lawfare biedt een nieuwe manier om naar terrorismeprocessen te kijken. Tot op heden is niet eerder gebruikgemaakt van het concept lawfare om terrorismeprocessen te analyseren. De literatuurbespreking toont aan dat vanuit de invalshoek van ‘theater’ of politieke communicatie weinig concreet onderzoek is gedaan naar terrorismeprocessen in het bijzonder. Zoals eerder gesteld is er nog geen scherp afgebakend model voor het te bestuderen verschijnsel vanuit het perspectief van lawfare. Omdat deze thesis voor het eerst de conceptuele lens van lawfare gebruikt, kunnen slechts oriënterende vragen over het terrorismeproces beantwoord worden. Om deze reden is een explorerende casestudie een logische keuze. Ondanks de algemene aard en taal waarin de onderzoeksvraag is geformuleerd, is een zo precies en helder mogelijke vraagstelling gegeven om als leidraad te gebruiken tijdens de casestudie. Typerend voor zo een explorerende aanpak zijn flexibiliteit en openheid ten opzichte van het te bestuderen verschijnsel. Exploratie betekent hierbij dat het onderzoeksobject wordt bestudeerd zonder veel van tevoren vastgelegde ideeën. Beslissingen tijdens het onderzoeksproces worden voornamelijk gebaseerd op wat eerder in het onderzoek gevonden wordt. Op die manier kan zoveel mogelijk informatie uit de verworven data worden gehaald (Swanborn, 2013). Dit zorgt ervoor dat de kans groter is dat relevante aspecten en interessante resultaten naar boven komen tijdens de analyse van het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri. Dit betekent echter niet dat er geen kader kan worden gevonden bij de start van het beantwoorden van de onderzoeksvraag. In de onderzoeksmethode is duidelijke bepaald welke stappen genomen zijn bij het verwerven en gebruiken van de data. Hier wordt tijdens de bespreking van de onderzoeksmethode verder op ingegaan. Ook bestaan er al schetsmatige ideeën over de conceptuele lens van lawfare. Explorerend onderzoek leidt meestal niet tot eenduidige resultaten, maar roept veelal meer vragen op (Swanborn, 2013). Deze thesis ambieert dan ook geen eenduidige resultaten te presenteren, maar de eerste aanzet te geven om tot een preciezer idee te komen over het concept lawfare.

Kwalitatief onderzoek

(17)

publiek geeft aan het object (Denzin en Lincoln, 1998). Om het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri te bestuderen door middel van de conceptuele lens van lawfare is het nodig om de verschillende actoren en boodschappen binnen het proces te analyseren. Denzin en Lincoln (1998) veronderstellen dat verschillende methodes moeten worden gebruikt om het onderzoeksobject te onderzoeken. Daarbij kan gedacht worden aan interviews, observaties en inhoudsanalyses van verschillende documenten. Deze thesis gebruikt verschillende documenten waarop gedurende het bespreken van de onderzoeksmethode verder wordt ingegaan. Binnen de rechtszaal als omgeving zal specifiek worden gekeken naar de (non)-acties, gedragingen en uitspraken van de actoren en hun doelgroepen in het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri. Kwalitatief onderzoek is daarbij passend omdat kwalitatieve gegevens specifiek betrekking hebben op de aard, de eigenschappen en de waarde van het onderzochte verschijnsel (Mason, 2003, Baarda et al., 2005). Centrale punten daarbinnen zijn de opinies, motivaties en verwachtingen van de actoren binnen het terrorismeproces.

3.3 Onderzoeksstrategie

Enkelvoudige casestudie

Wanneer sociaalwetenschappelijk onderzoek wordt gedaan kunnen bepaalde verschijnselen in de samenleving worden beschreven en verklaard. Om sociale verschijnselen te bestuderen worden allerlei methoden gebruikt (Swanborn, 2013). In deze thesis wordt, zoals eerder aangegeven, een kwalitatief onderzoek gedaan. Specifiek wordt gebruikgemaakt van een enkelvoudige casestudie. Een casestudie kan gedefinieerd worden als een gedetailleerde en grondige analyse van een fenomeen, gericht op de complexiteit en specifieke aard van de casestudie in kwestie (Bryman, 2008, p. 57). Omdat het specifieke doel van deze thesis is het terrorismeproces tegen Bouyeri nauwkeurig te analyseren, wordt gebruikgemaakt van een enkelvoudige casestudie. Een casestudie genereert een grote hoeveelheid data over een bepaald sociaal fenomeen. Om deze reden is een grote hoeveelheid data verzameld over het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri in de naturalistische setting van de rechtszaal gedurende een bepaalde periode.

(18)

onderzoeksproces is bepaald welke gebeurtenissen konden worden gebruikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden. In de onderzoeksmethode wordt ingegaan op de precieze wijze waarop dit is gebeurd.

Een casestudie heeft ook als voordeel dat de focus kan worden gelegd op het nauwkeurig vastleggen van de verschillende perspectieven van de actoren om zo het sociaal fenomeen te verklaren (Swanborg, 2013). Dit zorgt ervoor dat het mogelijk is om de gebeurtenissen, gedragingen en communicatie in het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri te bestuderen. Op die manier kunnen de verschillende boodschappen van de verscheidene actoren in kaart worden gebracht en kan de communicatie van de actoren in het proces nauwkeurig geanalyseerd worden. Wanneer het mogelijk is te achterhalen op welke manier bepaalde opvattingen zich manifesteren in het publiek, kan het bestudeerde verschijnsel gedetailleerd in beeld worden gebracht (Swanborn, 2013).

Casusselectie

Het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri is gekozen als casus om te analyseren door de conceptuele lens van lawfare. Dit terrorismeproces is specifiek gekozen om een aantal redenen. Ten eerste ontving de rechtszaak tegen Mohammed Bouyeri veel media-aandacht in binnen- en buitenland. De grote hoeveelheid media-aandacht was een voorwaarde voor de selectie van de casus aangezien het gebruik van het recht en de rechtssystemen naar voren komen wanneer de actoren in het proces hun boodschappen communiceren naar het publiek. Ten tweede wekte deze casus veel interesse door de context waarin dit terrorismeproces zich afspeelde. De moord op Theo van Gogh in eigen land zorgde voor een schok en kan worden gezien als het belangrijkste terroristische incident na 9/11 in Nederland (Bakker, 2008, p. 221). Tot op de dag van vandaag worden de moord op Theo van Gogh en het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri besproken in de politiek, media en wetenschap. Zo heeft in december 2015 minister Plasterk nog een veelbesproken rapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de activiteiten van de AIVD rond de moord op Theo van Gogh aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer.1 Tot slot is het terrorismeproces interessant omdat Mohammed Bouyeri de eerste persoon in Nederland was die ervan werd beschuldigd een moord te hebben gepleegd met een terroristisch oogmerk onder de nieuwe terrorismewetgeving. In de wet terroristische

1 AIVD. (2015). CTIVD- rapport over moord Van Gogh naar de Kamer. Geraadpleegd op

(19)

misdrijven van 24 juni 2004 is het Wetboek van Strafrecht gewijzigd en aangevuld in verband met terroristische misdrijven.2 Al met al kan gesteld worden dat het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri een geschikte casus is om te bestuderen vanuit de conceptuele lens van lawfare.

3.4 Onderzoeksmethode

De analyse van de casestudie van het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri bestaat uit twee gedeeltes. Ten eerste zijn de belangrijkste boodschappen van het Openbaar Ministerie en de verdachte Mohammed Bouyeri en zijn verdediging geanalyseerd. De belangrijkste boodschappen zijn de terugkerende hoofdboodschappen die geanalyseerd worden gedurende het gehele terrorismeproces. Ten tweede is gekeken hoe deze boodschappen binnen de doelgroepen resoneren. Specifiek wordt bestudeerd in hoeverre de boodschappen gehoord worden door de doelgroepen. Een casestudie kan gebruikmaken van verschillende onderzoeksmethodes. De voornaamste onderzoeksmethode die is gehanteerd is voor deze thesis is de narratieve analyse door middel van documenten.

De narratieve analyse is een term die een grote variëteit van benaderingen omvat omtrent het analyseren van verhaallijnen die actoren toepassen om gebeurtenissen en situaties om hen heen te verklaren en te begrijpen (Bryman, 2008, p. 553). Het narratieve onderzoek vormt een divers, interdisciplinair en snel groeiend onderzoeksveld in de sociale wetenschappen (Sools, 2012, p. 27). Er is echter weinig consensus over wat een narratieve analyse precies inhoudt. Verschillende modellen van narratieve analyses kunnen worden gevonden (Bryman, 2008, p. 553). Deze thesis maakt specifiek gebruik van het performatieve model van de narratieve analyse. De focus wordt hierbij gelegd op de strijdende verhaallijnen van actoren. Het woordgebruik en de gedragingen die zij gebruiken om hun boodschappen over te brengen aan hun doelgroepen worden bestudeerd. Dit specifieke model van de narratieve analyse vereist daarom ook dat het resoneren van de boodschappen binnen de doelgroep geanalyseerd wordt (Bryman, 2008, p. 553). Het performatieve model van de narratieve analyse is bij uitstek geschikt om het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri te analyseren. Het model geeft de mogelijkheid om de verschillende actoren en hun boodschappen te bestuderen, evenals de resonantie van deze boodschappen binnen de doelgroepen.

2 Wetboek van Strafrecht (2004, 24 juni). Geraadpleegd op

(20)

In het model wordt de focus gelegd op geschreven teksten vanuit een verhalend perspectief. Deze kwalitatieve analyse kijkt voornamelijk naar de inhoud, stijl, doelstellingen en context van de verhaallijnen van actoren in het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri. Dit is van belang omdat de verhaallijnen ervoor zorgen dat zowel de communicatie als de boodschappen van de actoren geanalyseerd kunnen worden. Zodoende is de manier waarop actoren relateren aan gebeurtenissen en de manier waarop zij betekenis geven aan het ruwe materiaal waarop een narratieve analyse wordt toegepast (Bryman, 2008, p. 553). De analyse bestaat voornamelijk uit het reconstrueren, beschrijven en analyseren van de verhalende structuur. Deze methode sluit in het bijzonder aan op het exploratieve karakter van de casestudie. Narratief onderzoek is zelden verklarend van aard en is veelal beschrijvend. Deze thesis heeft, zoals eerder gesteld, als ambitie de eerste aanzet te geven om tot een preciezer idee te komen over het concept lawfare.

3.5 Datacollectie- en interpretatie

Een triangulatie van databronnen is gebruikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden aan de hand van een narratieve analyse. Dit houdt in dat verschillende databronnen worden gebruikt om het aantal waarnemingen te vergroten (Byman, 2008, p. 700). Specifiek zijn de volgende documentenbronnen gebruikt; nieuwsartikelen, transcripten, rechterlijke uitspraken, deskundigenrapporten en uitingen op internetfora omtrent het proces tegen Mohammed Bouyeri. Het idee hierachter is dat de dataset niet afhankelijk is van slechts één soort of bron van documenten. De documenten zijn geanalyseerd omdat zij het gedrag en de communicatie van de actoren weergeven. Ook zijn de documenten geïdentificeerd en geselecteerd op hun relevantie en bruikbaarheid (Mills et al., 2010). Op die manier kan de volgorde van gebeurtenissen binnen het terrorismeproces, het geheel van houdingen en meningen van de actoren en de mate van resonantie binnen de doelgroepen nauwkeurig worden geschetst en geanalyseerd.

(21)

verschillende fasen zijn duidelijke afgebakend om de hoeveelheid data nauwkeurig en gestructureerd te analyseren, maar ook om de ontwikkelingen binnen het terrorismeproces nauwgezet te kunnen volgen.

Allereerst zijn de boodschappen van de verschillende actoren in alle fasen van het terrorismeproces geanalyseerd. Hierbij zijn gestructureerde stappen genomen om de data zo objectief mogelijk te verzamelen en interpreteren. Om te beginnen is een brede search gedaan en is er een tijdlijn gemaakt omtrent de moord op Theo van Gogh en het proces tegen Mohammed Bouyeri aan de hand van nieuwsartikelen. Vervolgens is een tweede meer specifieke search gedaan naar de belangrijkste dagen omtrent het proces tegen Bouyeri. Hierbij is een overzicht gemaakt per gebeurtenis van de houdingen en uitspraken van de verschillende actoren. Hierna zijn alle relevante data over de actoren en hun hoofdboodschappen geanalyseerd door middel van een performatieve narratieve methode.

Naast het identificeren van de boodschappen van de verschillende actoren is door middel van een analyse van krantenartikelen en fora per fase bekeken in hoeverre de boodschappen resoneren binnen het publiek. Specifiek is gekeken naar de doelgroepen van de actoren aangezien deze actoren als doel hebben hun boodschap specifiek aan hen over te brengen. Door het exploratieve karakter van de casestudie is na het identificeren van de belangrijkste boodschappen van de actoren bepaald wie hun doelgroepen zijn.

Uit de analyse bleek dat het Openbaar Ministerie als voornaamste doel had aan de Nederlandse samenleving te laten zien dat terrorisme met harde hand bestreden zou worden. Ook treedt het Openbaar Ministerie namens de Nederlandse burgers op als strafrechtelijk handhaver. Om die redenen is gekeken in hoeverre de belangrijkste boodschap van het Openbaar Ministerie resoneerde in de Nederlandse samenleving door middel van nationale krantenartikelen en het Nederlandse forum genaamd ‘Fok’. Het forum ‘Fok’ is gekozen door de grootte van het forum. ‘Fok’ is het grootste forum van Nederland en bereikte in 2011 de honderdmiljoenste “post”. Met een dergelijk aantal “posts” was ‘Fok’ het twaalfde forum ter wereld dat deze hoeveelheid bereikte.3 Het Nederlands Marokkaanse forum ‘Maroc Community’ is bestudeerd om te bekijken in hoeverre de boodschap van Bouyeri gehoord werd door moslims in Nederland en specifiek de moslimjongeren in Nederland. De verdachte

(22)

in het terrorismeproces hing een radicaalislamitisch gedachtegoed aan en is van Marokkaanse afkomst. Hij schreef open brieven aan de moslimgemeenschap in het algemeen, maar ook specifiek aan moslimjongeren, om hen te betrekken bij de geweldige ‘jihad’4. Het forum ‘Maroc Community’ is een van de grootste internetfora voor jonge Marokkaanse en islamitische Nederlanders en bereikt zodoende een groot aantal moslimjongeren. Dit maakt het interessant om te analyseren in hoeverre de boodschap van Bouyeri resoneerde binnen de deelnemers van dit specifieke forum. Ondanks de grootte van beide fora was het in de analyse moeilijk aan te geven hoe groot de topics precies waren waarin de boodschappen van de actoren wel of niet resoneerden. De precieze aantallen konden niet inzichtelijk worden gemaakt tijdens de bestudering van de topics. Dit maakt het moeilijk in te schatten hoe representatief de reacties in de fora waren.

Wat betreft het analyseren van de nieuwsartikelen omtrent het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri, zijn twee nationale kranten gebruikt. Om het gehele politieke spectrum te dekken, is een relatief linkse en een relatief rechtse krant gekozen voor het analyseren van de nieuwsartikelen, respectievelijk De Volkskrant en De Telegraaf. Verschillende zoektermen zijn gebruikt om te zoeken binnen zowel de archieven van de diverse kranten als in de archieven van de verschillende fora. De zoektermen die zijn ingevoerd zijn ‘Theo van Gogh’, ‘moord van Gogh’, ‘rechtszaak Van Gogh’, ‘Mohammed Bouyeri’, ‘Mohammed B’, ‘rechtszaak Mohammed B.’, en ‘proces Mohammed B.’. De artikelen en topics die naar aanleiding van deze zoektermen naar boven kwamen zijn gebruikt om te analyseren in hoeverre de boodschappen van de actoren resoneerden binnen hun doelgroepen.

Al met al heeft deze methodologische verantwoording getracht een volledig beeld te geven over de conceptualisering, operationalisering, het onderzoeksdesign, de onderzoeksstrategie, de onderzoeksmethode en de datacollectie- en interpretatie van deze thesis.

(23)

4. Analyse

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd hoe boodschappen, optredens en resultaten van het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri zich ontvouwden in de periode vanaf het moment van arrestatie tot en met drie maanden na het vonnis van de rechtbank. Hieraan voorafgaand wordt een korte schets gegeven van de situatie van Bouyeri om een context te geven van dit terrorismeproces.

4.1 Introductie

Zoals eerder genoemd, wordt in deze thesis vanuit de conceptuele lens van lawfare naar het proces van Bouyeri gekeken. Hierbij wordt specifiek gebruikgemaakt van elementen van ‘communicatie’ en ‘theater’ in terrorismeprocessen. Aandacht wordt gegeven aan (1) de belangrijkste actoren binnen het proces, (2) de boodschappen van deze actoren en (3) in hoeverre deze boodschappen resoneren binnen de doelgroepen. Zoals beschreven in de methodologie wordt onderscheid gemaakt tussen drie periodes of fasen in het terrorismeproces, namelijk:

Fase 1: de periode vóór de inhoudelijke behandeling van het proces, Fase 2: de periode tijdens de inhoudelijke behandeling van het proces, Fase 3: de periode tot en met drie maanden ná het vonnis van de rechtbank.

Per fase wordt geanalyseerd wat de boodschappen zijn van de actoren en in hoeverre de boodschappen van de actoren resoneerden binnen de doelgroepen van de actoren.

4.2 Context van het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri

(24)

behoorde, is de benaming voor een groep fundamentalistische moslimjongeren, gegeven door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (Veldhuis en Bakker, 2009, p. 93-94). Deze naam verwijst naar de stad Den Haag, die ook wel Hofstad wordt genoemd. Enkele leden van deze groep zouden woonachtig zijn geweest in Den Haag op het moment van de benaming (Veldhuis en Bakker, 2009, p. 93-94). De activiteiten van de groep concentreerden zich echter in en rondom Amsterdam (Van der Woude, 2010, p. 193). De verschillende leden bezochten moskeeën waar het radicaalislamitische gedachtegoed werd gepredikt. Ook hielden de leden huiskamerbijeenkomsten die hoofdzakelijk werden gehouden in het huis van Mohammed Bouyeri om binnen besloten kring het radicale gedachtegoed te bespreken (Van der Woude, 2010, p. 194). De moord op Theo van Gogh was echter de enige feitelijk terroristische aanval die uitgevoerd werd door een deelnemer van de Hofstadgroep (Schuurman, 2014, p. 71). De Hofstadgroep kwam bijeen in de periode van mei 2003 tot de arrestatie van enkele leden in november 2004 na de moord op Theo van Gogh (Veldhuis en Bakker, 2009, p. 93-94). Los van het religieuze aspect dat ten grondslag lag aan de daden en plannen van deze groep, konden ook verschillende politieke en maatschappelijke motieven worden gevonden (Van der Woude, 2010, p. 95). De leden van de Hofstadgroep zetten zich onder andere af tegen het antiterrorismebeleid en het restrictieve migratiebeleid in Nederland (Van der Woude, 2010, p. 95). Met het steunen van Israël en de oorlog in Irak vanaf 2003 had de Nederlandse regering in de ogen van de Hofstadgroep de oorlog verklaard aan de islam, waardoor het gebruik van geweld door moslims als een vorm van zelfverdediging legitiem zou zijn (Van der Woude, 2010, p. 95).

Na de moord op Theo van Gogh werden veertien leden van de Hofstadgroep door het Openbaar Ministerie verdacht van terroristische activiteiten. Op 11 juli 2005 eiste het Openbaar Ministerie een levenslange gevangenisstraf tegen Mohammed Bouyeri. Daarnaast werd het intrekken van zowel het actief als het passief stemrecht van Bouyeri geëist.5 Bouyeri werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, maar behield zijn stemrecht.6 De rechtbank stelde dat er geen kans van slagen was voor resocialisatie en dat de maximale bescherming van de Nederlandse samenleving het grootste belang diende.7

5 Openbaar Ministerie. (11 juli 2005). Requisitoir in de strafzaak tegen Mohammed B. Geraadpleegd op http://www.recht.nl/proxycache.html?cid=38928

(25)

Tegen deze uitspraak gingen geen van de partijen in hoger beroep.8 In het proces tegen de Hofstadgroep werd Mohammed Bouyeri opnieuw vervolgd voor zijn vermeende rol in de Hofstadgroep. De rechtbank van Den Haag stond dit toe ondanks het feit dat Mohammed Bouyeri voor zijn misdrijf op Van Gogh al een levenslange gevangenisstraf had gekregen.9 Mohammed Bouyeri werd schuldig bevonden voor zijn rol in de Hofstadgroep, maar aan hem werd geen straf opgelegd.10 De andere leden van de Hofstadgroep die aangeklaagd werden voor lidmaatschap van een terroristische organisatie zijn verschillend berecht. Sommigen leden zijn vrijgesproken door een tekort aan bewijs, anderen hebben gevangenisstraffen gekregen variërend van een tot en met vijftien jaar.11

4.3 Fase 1: de periode vóór de inhoudelijke behandeling van het proces

De fase vóór het inhoudelijke proces tegen Mohammed Bouyeri kan worden omschreven als turbulent. De moord op Theo van Gogh door Mohammed Bouyeri werd vanaf het eerste moment gekenmerkt door veel commotie in de politiek, media en de gehele samenleving. De brute moord op Theo van Gogh in een drukke straat op klaarlichte dag en de pogingen tot moord op een aantal politieagenten en toevallig langslopende voorbijgangers werden als ‘schokkend’, ‘zeer ernstig’ en ‘zeer uitzonderlijk’ bestempeld door de politiek en de media gedurende de gehele fase voorafgaand in het rechtsproces. Mohammed Bouyeri was de eerste persoon in Nederland die ervan werd beschuldigd een moord te hebben gepleegd met een terroristisch oogmerk onder de nieuwe terrorismewetgeving.12 Het Openbaar Ministerie legde met gebruik van deze nieuwe wet Bouyeri zes misdrijven ten laste; moord, poging tot moord (op een politieagent), poging tot doodslag (op voorbijgangers/omstanders/politieagenten), overtreding van de wapenwet, verdenking van deelname aan een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk en samenspanning tot moord met een terroristisch oogmerk op Van Gogh, Kamerlid Ayaan Hirsi Ali en/ of anderen.13

8 Volkskrant. (4 augustus 2005) Ook Mohammed B, gaat niet in hoger beroep. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/binnenland/ook-mohammed-b-gaat-niet-in-hoger-beroep~a663768/. 9 Rechtbank 's-Gravenhage 14 oktober 2005, ECLI:NL:RBSGR:2005:AU4399.

10 Rechtbank Amsterdam 10 maart 2006, ECLI:NL:GHAMS:2010:B07690 11 Ibid.

12 Telegraaf. (19 december 2004) Mohammed B. op 26 januari voor de rechter. Geraadpleegd op http://telegraaf-archief.nl/.

(26)

4.3.1 De boodschappen van de actoren

Vanuit het perspectief van terrorismerechtszaken als ‘theater’ van prestaties of communicatie konden twee duidelijke verhaallijnen worden gevonden, die al in de fase vóór het inhoudelijke proces lijnrecht tegenover elkaar stonden. Het Openbaar Ministerie zette al haar mogelijkheden in om de door haar geformuleerde ‘schokkende’ ‘zeer ernstige’ en ‘zeer uitzonderlijke’ daad van Mohammed Bouyeri maximaal te laten bestraffen.14 Hierbij startte het Openbaar Ministerie een aantal niet veelvoorkomende juridische procedures. Dit in tegenstelling tot de verdachte die zich minimaal verzette tegen het rechtsproces dat tegen hem werd gestart. Bouyeri hield zich vrijwel geheel afzijdig van zijn eigen proces. Hij gaf aan volledig verantwoordelijk te willen worden gehouden voor zijn daad, geen gebruik te willen maken van juridische bijstand en niet aanwezig te willen zijn in de rechtszaal, omdat hij de Nederlandse rechtsstaat niet erkende en alleen verantwoording wilde afleggen aan Allah.

De verhaallijn van het Openbaar Ministerie werd nog geen maand na de moord op van Gogh duidelijk bij de rechtbank in een kort geding. Het Openbaar Ministerie maakte in het kort geding gebruik van een niet veel voorkomende juridische procedure. Er kwam een zeer weinig toegepast verzoek van het Openbaar Ministerie om een foto uit te zenden van Mohammed Bouyeri waarop hij zonder balkje voor zijn ogen in beeld zou komen tijdens het AVRO-programma ‘Opsporing Verzocht’.15 De advocaat van Bouyeri, Peter Plasman, spande op eigen initiatief en zonder medeweten van Bouyeri een kort geding aan om deze stap van het Openbaar Ministerie aan te vechten. De rechtbank bepaalde echter dat een ‘zwaarwegend opsporingsbelang’ opwoog tegen de andere belangen in het proces omtrent het in hun ogen zeer ernstige misdrijf.16

Het was de eerste keer in Nederland dat een verdachte die al in hechtenis was genomen volledig herkenbaar in beeld zou worden gebracht.17 Duidelijk heerste de tendens dat het gepleegde delict tegen Bouyeri zo verschrikkelijk en ongewoon werd gevonden dat daarbij uitzonderingen op de normale gang van zaken mochten worden gemaakt. Deze visie werd al eerder politiek uitgedragen door minister Donner die had aangegeven dat de zaak tegen

14 Openbaar Ministerie. (26 januari 2005). Stand van zaken onderzoek moord Theo van Gogh. Geraadpleegd op https://www.om.nl/vaste-onderdelen/zoeken/@55867/stand-zaken/.

15 Volkskrant. (29 november 2004). Foto Mohammed B mag op TV worden vertoond. Geraadpleegd op

http://www.volkskrant.nl/search/?period=ALL&sorting=RELEVANCE&query=Mohammed+B+opsporing+verz ocht.

16 Rechtbank 29 november 2004, ECLI:NL:RBAMS:2004:AR6898. 17

(27)

Bouyeri uitzonderlijk was en dat ongewone procedures gebruikt moesten kunnen worden.18 Na de uitspraak van de rechtbank waarschuwde advocaat Plasman voor deze ongewone procedures en gaf hij aan dat hij vreesde dat er constant ongewone procedures zouden worden gestart in het proces.19

De boodschap die Bouyeri wilde uitdragen was vanaf de moord op Theo van Gogh al helder, ondanks het feit dat Bouyeri vrijwel volledig had gezwegen in de fase voorafgaand aan het proces. Het ‘ritueel slachten’ van Theo van Gogh, de open brief aan politica Ayaan Hirsi Ali en zijn houding tegenover de politie na de aanslag lieten zijn radicaalislamitische gedachtegoed duidelijk naar voren komen. In zijn afscheidsgedicht ‘in bloed gedoopt’ en in zijn testament aan familie en vrienden maakte de verdachte duidelijk dat hij hoopte na de aanslag op Theo van Gogh gedood te worden door de politie en als ‘martelaar’ te sterven: "Dit is dan mijn laatste woord, door kogels doorboord, in bloed gedoopt, zoals ik had gehoopt...”20

De vastbeslotenheid van Mohammed Bouyeri om volledig verantwoordelijk te willen worden gehouden voor zijn daad, kwam in de eerste zitting van het proces naar voren. Op deze proforma zitting vond geen inhoudelijke behandeling van de rechtszaak plaats, maar werden de procedurele kanten van het proces behandeld.21 De eerst proforma zitting van het proces tegen Bouyeri ging voornamelijk om de vraag of de verdachte tegen zijn zin kon worden opgenomen in de observatiekliniek van justitie, het Pieter Baan centrum. Bouyeri weigerde echter aanwezig te zijn in de rechtszaal en meldde via zijn advocaat dat hij niets wilde weten van verminderde toerekeningsvatbaarheid en om deze reden niet wilde meewerken aan een psychiatrisch onderzoek. Namens zijn advocaat zei Bouyeri: “ik heb een keuze gemaakt en vanuit die keuze heb ik gehandeld.”22 Ook liet hij weten dat hij zich kon vinden in de reactie van minister Zalm van financiën, die stelde dat het na de moord op Van Gogh ‘oorlog’ was.23

18

Volkskrant. (5 november 2004). Kabinet bindt strijd aan tegen moslimextremisme. Geradpleegd op http://www.volkskrant.nl/politiek/kabinet-bindt-strijdt-aan-tegen-moslimextremisme~a706135/ 19 Nova. (29 november 2004). Foto Mohammed B. mag op tv worden vertoond. Geraadpleegd op http://www.novatv.nl/page/detail/nieuws/7785/.

20 NRC (25 januari 2005). Wandelen rond Sloterpas op avond voor de moord. Geraadpleegd op http://vorige.nrc.nl/binnenland/article1716097.ece.

21 Wanneer op dat moment het onderzoek tegen verdachte nog niet is afgerond wordt de zaak op zittingpro forma behandeld. Er vindt dan nog geen inhoudelijke behandeling plaats. Geraadpleegd op

https://www.om.nl/vaste-onderdelen/zoeken/@32889/proforma-zitting/. 22

(28)

Door middel van zijn houding tegenover de rechtbank wilde Bouyeri uitdragen dat hij met zijn volle verstand Van Gogh had vermoord en daar nog steeds volledig achterstond. Zijn daad mocht niet gedepolitiseerd worden door middel van een mogelijke geestelijke stoornis.

Zoals gezegd wilde Bouyeri vanaf het moment van aanhouding niet aanwezig zijn in de rechtszaal en niet met de rechters spreken. Toch verscheen Bouyeri op de tweede proforma zitting om het, in zijn ogen negatief, geschetste beeld van zijn broer door het Openbaar Ministerie recht te zetten.24 De rechtbank vroeg, na de woorden van Bouyeri over zijn broer, of hij nog iets anders wilde zeggen, bijvoorbeeld over zijn verblijf in het Pieter Baan centrum. Bouyeri gaf aan niet verder te willen spreken met de rechters, hij erkende de rechtbank immers niet als gezaghebbend. Treffend was de regie die Bouyeri direct weer in handen nam nadat hij zijn ‘zegje’ had gedaan: “Dit was het, punt.”25

Al snel was duidelijk dat Bouyeri zijn voornemen om niet in de rechtszaal te verschijnen, zou blijven volhouden gedurende het proces. Ook wilde Bouyeri nog steeds geen bijstand van zijn verdediging tijdens het proces. Per brief liet advocaat Plasman aan de rechtbank weten dat zijn cliënt weigerde voor de rechter te verschijnen tijdens de fase van het inhoudelijke proces.26 Het Openbaar Ministerie verzocht de rechtbank om Bouyeri tijdens de inhoudelijke zittingsdagen onder dwang naar de rechtbank te laten overbrengen door middel van een bevel van medebrenging.27 De daad van Bouyeri had volgens het Openbaar Ministerie ‘zo’n impact gehad op de Nederlandse samenleving’ dat Bouyeri zich daarvoor op de zitting moest verantwoorden. De rechtbank honoreerde dit verzoek omdat ze de aanwezigheid van Bouyeri als wenselijk zag.28

24 Volkskrant. (13 april 2005). Mohammed B. spreek kort. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/binnenland/mohammed-b-spreekt-kort~a670844/. 25 Ibid.

26 Elsevier. (8 juli 2005) Mohammed Bouyeri wil eigen proces frustreren. Geraadpleegd op http://www.elsevier.nl/Nederland/nieuws/2005/7/Mohammed-Bouyeri-wil-eigen-proces-frustreren-ELSEVIER039629W/.

27

Volkskrant. (8 juli 2005) Mohammed B. wil geen verdediging. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/binnenland/mohammed-b-wil-geen-verdediging~a685941/

(29)

4.3.2 Het resoneren van de boodschappen binnen de doelgroepen

Berichtgeving in de media

In deze fase vóór het inhoudelijke proces kon een enorme mate van geschoktheid, ongenoegen en bezorgdheid worden gevonden in de samenleving, politiek en media. De moord op Van Gogh was dagenlang voorpaginanieuws. De ontstane verhaallijnen die gevonden konden worden bij het Openbaar Ministerie en de verdachte waren ook terug te vinden in de media. De kranten kopten met harde termen, waaronder “Moord begint heilige oorlog in Nederland29” en "Afgeslacht30”. Talloze vraagstukken kwamen daarbij naar voren waarop het publiek een antwoord wilde hebben. De moord op Theo van Gogh leidde vooral tot veel debat over de aard en het karakter van de aanslag. Daarbij werd uitgebreid ingegaan op de mogelijke motivatie en de werkwijze van Bouyeri. Verder kon een grote mate van politieke waakzaamheid worden geconstateerd omtrent de mogelijkheid van terroristische aanslagen in Nederland.31 Een groot aantal politici sprak zich in felle bewoordingen uit tegen de aanslag op Theo van Gogh. De woorden ‘gruwelijk’, ‘afschuwelijk’, en ‘geschrokken’ werden vaak gebruikt. Ook werd de lafheid van de moord veelal benadrukt door de politici.32

De geschoktheid en het ongenoegen van het Nederlandse publiek was direct merkbaar. Op dezelfde dag van de moord stonden bijna 20.000 mensen op de Dam in Amsterdam om Theo van Gogh te herdenken. Zij uitten hun ongenoegen over de moord door zoveel mogelijk geluid te maken met onder andere pannen, deksels, toeters en vuurwerk.33 De moord op Van Gogh werd door het publiek, de politiek, en de media omschreven als een aanval op de vrijheid van meningsuiting. De burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, verwoordde deze gedachte tijdens zijn speech op de Dam: “Wij bestrijden elkaar met de mond, met de pen en in het uiterste geval voor de rechter, maar wij nemen niet het recht in eigen hand.” “Theo van Gogh maakte vrijmoedig gebruik van zijn recht zijn mening te uiten en maakte daardoor vaak ruzie, ook met mij en dat mag in dit land!”34

29 Volkskrant. (6 november 2004). Moord begint heilige oorlog in Nederland. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/politiek/-moord-begin-heilige-oorlog-in-nederland~a691841/. 30 Telegraaf. (3 november 2004). Afgeslacht. Geraadpleegd op http://telegraaf-archief.nl/.

(30)

Het ongenoegen van de samenleving was ook duidelijk te zien in het online condoleance register van Theo van Gogh. Het condoleance register stroomde vol met steunbetuigingen aan de familie en vrienden van Van Gogh, maar stond ook vol met extreme uitspraken tegen de moslimgemeenschap.35 Het meldpunt ‘Discriminatie Internet’ ontving diverse klachten, van het condoleanceregister werden ruim 3.500 boodschappen verwijderd. De beheerder van het register meldde na het verwijderen van deze berichten dat ‘de site nog steeds bol stond van racistische taal’. “Die grote woede valt niet te polijsten. Net als na de moord op Fortuyn.”36

Publieke fora

Op het Marokkaans- Nederlandse online forum ‘Maroc Community’ ontstonden in de fase vóór het inhoudelijke proces tientallen topics over de moord op Theo van Gogh. Extreem radicale uitspraken konden relatief weinig worden gevonden op het forum. Veelal was een gevarieerd debat gaande, voornamelijk werd redelijk kritisch en genuanceerd gediscussieerd over de gevolgen voor de positie van moslims in de samenleving. De forumdeelnemers gaven voornamelijk aan bang te zijn voor discriminatie van de moslimgemeenschap. De reacties op de moord van Theo van Gogh werden door een kleiner aantal forumdeelnemers als te fel beschouwd. Ook kwamen er enkele reacties van forumdeelnemers die de respons van het publiek naar aanleiding van de moord begrepen en zelfs als juist ervoeren.

Op het Forum ‘Fok’ werd er veelvuldig gediscussieerd over de moord op Theo van Gogh. Een vijftigtal topics kon worden gevonden op het forum. Over het algemeen konden ruwweg drie verschillende soorten reacties gevonden worden op het forum in de fase vóór het inhoudelijke proces. Eerstens kon er een relatief grote groep worden gevonden die zich emotioneel en heftig uitsprak tegen Mohammed Bouyeri, Marokkanen en/of moslims in het algemeen. Opvallend daarbij waren de uitspraken over de Nederlandse rechtsstaat die werd neergezet als ‘zwak’. Er ontstond een beeld dat Bouyeri voor de moord op Van Gogh een relatief lage gevangenisstraf zou krijgen. Ten tweede was er een groep die in eerste instantie aangaf het niet eens te zijn geweest met de denkwijze van Theo van Gogh. De aanslag bestempelden zij echter wel als ‘verschrikkelijk’. Zij zagen de moord voornamelijk als een aanval op de vrijheid van meningsuiting. Tot slot was er een relatief kleine groep actief op het forum die

(31)

voornamelijk haar zorgen uitten over de toenemende negatieve opstelling tegenover ‘Marokkanen’ en ‘moslims’ in Nederland.

4.4 Fase 2: de periode tijdens de inhoudelijke behandeling van het proces

Uit de periode van het inhoudelijke rechtsproces bleek dat de rechtszaal niet alleen een kader bood voor het toepassen van de wet, maar ook dat er een communicatief proces in werking was gezet.

4.4.1 De boodschappen van de actoren

Het Openbaar Ministerie liet door middel van sterke taal en het starten van enkele weinig voorkomende procedures haar ‘spierballen’ zien en uitte zo haar boodschap gedurende deze fase van het proces. De moord op Theo van Gogh werd niet alleen als een aanval op een individu gezien, maar ook als een aanval op de vrijheden die Nederland kent, waaronder de vrijheid van meningsuiting. Mohammed Bouyeri verdedigde zich echter niet tot nauwelijks tijdens deze fase van het proces. Duidelijk bleek dat Mohammed Bouyeri wilde laten zien dat hij de rechtbank en de Nederlandse rechtsstaat als zodanig niet erkende. Deze boodschap uitte hij door te weigeren aanwezig te zijn in de rechtszaal en wanneer hij verplicht werd aanwezig te zijn, de rechtbank zoveel mogelijk te negeren. Ook bracht hij zijn boodschap over door middel van non-verbale communicatie.

De boodschap van Bouyeri was gedurende de fase van het proces duidelijk zichtbaar, evenals in de fase vóór het proces. Tijdens de eerste zittingsdag verscheen Mohammed Bouyeri gedwongen in de rechtszaal. Ondanks dat hij niet wilde spreken in de rechtszaal, sprak hij zich in de rechtszaal non-verbaal uit. Bouyeri was gekleed in een zwarte djellaba en een Palestijnse sjaal om zijn hoofd, geknoopt op orthodox-traditionele wijze. Verder droeg hij de Koran onder zijn arm.37 Terwijl de feitenbehandeling van het proces door de rechtbank plaatsvond, bleef Bouyeri onbewogen. Hij plukte wat aan zijn baard of bestudeerde zijn nagels. Wanneer de rechters de details van de moord bespraken, keek hij hen met een verveelde en ongeïnteresseerde blik.38 Dit tot ergernis van de oudste rechter, Martien Diemer. Hij omschreef Bouyeri als ‘opportunistisch en niet principieel’. De rechtbank meende dat Bouyeri vanuit zijn geloofsovertuiging alleen verantwoording wilde afleggen aan Allah en de

37 Volkskrant. (11 juli 2005). Mohammed B. geeft geen krimpt tijdens eerste procesdag. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/binnenland/mohammed-b-geeft-geen-krimp-op-eerste-procesdag~a686068/. 38

(32)

rechtbank niet erkende.39 Bouyeri glimlachte na de uitspraak van de rechter en meldde enkel dat hij niets had toe te voegen aan de woorden van Plasman, die eerder had verklaard dat Bouyeri niet wilde spreken met de rechtbank.40 De standvastigheid van Bouyeri om de rechtbank en de rechtsstaat als zodanig niet te erkennen bleek ook uit het psychiatrisch onderzoek van het Pieter Baan centrum. Psycholoog Oudejans van het Pieter Baan Centrum sprak zich in de rechtbank als volgende uit: “Ik heb in zestien jaar een paar keer meegemaakt dat iemand weinig of niets wil zeggen. Maar ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand me de rug toekeert, een koptelefoontje opzet en zijn cel in wandelt. Het was alsof ik lucht voor hem was.”41

Het Openbaar Ministerie riep de arabist Ruud Peters op als deskundige op het gebied van de islam in het proces tegen Bouyeri tijdens de eerste zittingsdag. Een uiteenzetting werd gegeven over de radicalisering van Bouyeri aan de hand van teksten geschreven of vertaald door Bouyeri.42 Peters constateerde verschillende fasen in de radicalisering waarin Bouyeri zich steeds verder distantieerde van de Nederlandse samenleving. Deze steeds verdergaande distantiëring van de Nederlandse samenleving verklaarde waarom hij de rechtbank en de Nederlandse rechtsstaat gedurende het proces als zodanig niet erkende. In de laatste fase van zijn radicaliseringproces schreef Bouyeri verschillende teksten, waaronder een open brief aan de islamitische jeugd. In deze brief riep Bouyeri jonge moslims op om, zoals hijzelf had gedaan, op zoek te gaan naar de waarheid en de strijd voor de islamitische gemeenschap te steunen.43 Ook schreef hij een brief aan de islamitische gemeenschap waarin moslims werden opgeroepen om zich op te offeren en wraak te nemen voor de vernedering en onderdrukking van moslims over de gehele wereld.44 Deze open brieven maakten duidelijk wat de doelgroep was van Bouyeri, namelijk de moslimgemeenschap en in het bijzonder moslimjongeren.

Tijdens de tweede zittingsdag kwam de boodschap van het Openbaar Ministerie duidelijk naar voren. De zittingsdag stond voornamelijk in het teken van het vier uur durende requisitoir van het Openbaar Ministerie waarin een levenslange gevangenisstraf tegen Mohammed Bouyeri

39 Volkskrant. (11 juli 2005) Rechtbank verbaasd over gelatenheid Mohammed B. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/binnenland/rechtbank-verbaasd-over-gelatenheid-mohammed-b~a686047/. 40 Ibid.

41 Nos. (11 juli 2005). Opmerkelijke uitspraken. Geraadpleegd op

http://static.nos.nl/nosjournaal/artikelen/2005/7/11/110705_procesbuitspraken.html.

42 Peters. (2005). De ideologische en religieuze ontwikkeling van Mohammed B. Geraadpleegd op http://www.sociosite.org/jihad/peters_rapport.pdf.

(33)

werd geëist. Het Openbaar Ministerie ging net als in de eerste fase vóór het inhoudelijke proces uitgebreid in op de gruwelijkheid van de moord op Theo van Gogh en de schok die deze aanslag teweeg had gebracht in de Nederlandse samenleving. Om het terroristisch oogmerk te bewijzen, betoogde het Openbaar Ministerie dat de verdachte als doel had de fundamentele structuur van Nederland ernstig te ontwrichten. Opvallend in het requisitoir was dat het Openbaar Ministerie de moord op Theo van Gogh breder trok. “Dit proces gaat over meer. Het gaat over vrijheid van meningsuiting, tolerantie en intolerantie, een manier van godsdienstbeleving die uitmondt in een terroristische actie.”45 Het Openbaar Ministerie gaf aan dat het strafdoel ‘generale preventie’ als belangrijkste strafdoel in het terrorismeproces tegen Mohammed Bouyeri te zien. Het proces werd door het Openbaar Ministerie gebruikt om te laten zien dat terrorisme met harde hand zou worden bestreden, maar ook werd het proces gebruikt om een voorbeeld te stellen en (potentiële) andere terroristen te intimideren.

De boodschap van Bouyeri werd tijdens de tweede zittingsdag versterkt door een opvallende gebeurtenis in het proces. Bouyeri sprak toch in de rechtszaal tijdens het zogenoemde laatste woord, het moment waarop de verdachte als laatste van alle partijen iets mag zeggen.46 Voor de eerste keer in het proces gaf Bouyeri direct te kennen dat hij de rechtbank en de Nederlandse rechtsstaat als zodanig niet erkende.

Nadat Bouyeri zich ervan had verzekerd dat hij zich kritisch mocht uitlaten en zich vervolgens tot Allah had gewend door middel van het opzeggen van koranverzen, sprak Bouyeri voor het eerst uitgebreid in de rechtszaal: “De reden waarom ik nu wat wil zeggen en waarom ik hier wat zeg, dat is niet omdat ik me verplicht voel aan het hof om wat te zeggen. De enige persoon, denk ik, aan wie ik het ben verplicht dat is mevrouw Van Gogh.”47 Bouyeri gaf in zijn laatste woord meerdere keren expliciet aan dat hij niet sprak om de rechtbank of het Openbaar Ministerie een gunst te doen. Zijn opstelling om de rechtbank niet te erkennen en volledige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden bleef ongewijzigd. Wel ging hij specifiek in op de verwijten van het Openbaar Ministerie en de rechtbank over zijn zwijgen gedurende het proces. “En het is inderdaad laf als ik me hier achter de spelregels zou verstoppen door niks te zeggen en de kans te ontlopen om de maximale straf te krijgen. Maar

45 Openbaar Ministerie. (11 juli 2005). Requisitoir in de strafzaak tegen Mohammed B. Geraadpleegd op: http://www.recht.nl/proxycache.html?cid=38928.

46 Volkskrant. (12 juli 2005). Mohammed B.: ik zou het weer doen. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/binnenland/mohammed-b-ik-zou-het-weer-doen~a686113/. 47

(34)

hiermee zeg ik ook wat de zwakte is van deze rechtsgang. Ik erken u niet en wellicht erkent u mijn rechtsgang niet.”48 Nogmaals gaf Bouyeri aan de Nederlandse rechtsstaat niet te erkennen, ditmaal sprak hij direct tegen de rechtbank.

Ondanks zijn standvastigheid in het negeren van de rechterlijke macht kon voor de enige keer in het proces een vorm van welwillendheid worden gezien, tegenover de moeder van Theo van Gogh. “Ik zal u eerlijk bekennen, dat ik niet met u meevoel. Ik voel uw pijn niet, dat kan ik ook niet. Ik weet niet wat het is om een kind te verliezen dat met zoveel pijn en tranen op de wereld is gebracht. Het is omdat ik deels geen vrouw ben. Maar ook deels omdat ik niet mee kan voelen. Omdat ik geloof dat u een ongelovige bent. En u kunt me dat aanrekenen en u mag me dat ook aanrekenen.”49

Over zijn motivatie om Theo van Gogh te vermoorden, zei Bouyeri net als in het gehele proces weinig tot niets, behalve dat hij handelde vanuit geloof. Wel ging hij in op de geruchten die gingen over zijn reden om Van Gogh te vermoorden. “Dus het hele verhaal van dat ik mij beledigd zou voelen als Marokkaan of omdat hij mij geitenneuker zou hebben genoemd, dat is allemaal niet waar. … En ik heb zelfs aangegeven dat als het mijn vader was geweest of broertje had ik precies hetzelfde gedaan.”50 Verder stelde hij dat het Openbaar Ministerie en de rechtbank niet zouden kunnen begrijpen wat zijn motivatie was. “En u mag al uw psychologen, al uw psychiaters, al uw deskundigen op me af sturen, maar ik zeg u, u zult het nooit begrijpen. U kunt het niet begrijpen. En ik zeg u, als ik de mogelijkheid had om vrij te komen en ik had de mogelijkheid het nog een keer te doen wat ik op 2 november heb gedaan, dan zeg ik, ik zou het precies hetzelfde hebben gedaan."51 Vanuit de invalshoek van communicatie kan worden gesteld dat Bouyeri tijdens het laatste woord expliciet wilde aangeven dat hij het gezag van menselijke wetten en instellingen uitsloot. Hij zou alleen verantwoording afleggen aan Allah. De rechtbank zou niet kunnen begrijpen wat de volledige onderwerping aan de wil van Allah inhield.

Op 26 juli 2005 deed de rechtbank uitspraak in het proces tegen Mohammed Bouyeri. Voor de uitspraak van het vonnis werd opnieuw een bevel tot medebrenging getekend door de

48 Nos. (12 juli 2005). Verklaring Mohammed B. in tekst. Geraadpleegd op http://static.nos.nl/nosjournaal/dossiers/terreurinnederland/verklaringbtekst.html. 49 Ibid.

(35)

rechtbank. Bouyeri werd verplicht aanwezig te zijn bij het uitspreken van het vonnis.52 Dit bevel van medebrenging liet opnieuw zien dat uitzonderlijke procedures tegen Bouyeri werden gestart door het Openbaar Ministerie en goedgekeurd door de rechtbank. Advocaat Plasman sprak zich ook uit over het bevel tot medebrenging. “Tijdens de behandeling van een zaak kan het verschijnen van een verdachte het belang van het onderzoek dienen. Voor de uitspraak geldt dat niet. Het Openbaar Ministerie lijkt een show te willen maken van de bekendmaking van het vonnis, Bouyeri moest alles aanhoren en het publiek zou dit vooral ook moeten zien.”53 Vanuit de invalshoek van terrorismeprocessen als ‘theater’ van prestaties geeft deze uitspraak duidelijk weer dat Plasman vindt dat het Openbaar Ministerie het recht zou gebruiken voor haar eigen doel, namelijk aandacht trekken van het publiek tijdens de uitspraak van het vonnis om haar boodschap uit te dragen.

In de extra beveiligde rechtbank in Amsterdam-Osdorp gaf de rechtbank Mohammed Bouyeri conform de eis van het Openbaar Ministerie een levenslange gevangenisstraf. De rechtbank kwam tot het oordeel dat er vanuit het oogpunt van speciale preventie geen reëel uitzicht bestaat op resocialisatie van verdachte en terugkeer in de samenleving zonder dat dit een onaanvaardbaar gevaar met zich mee brengt. De samenleving moest dan ook maximaal beschermd worden tegen de verdachte. In deze zaak was volgens de rechtbank dan ook slechts één straf passend en geboden: een levenslange gevangenisstraf.54 Bouyeri knikte enkel kort en goedkeurend toen de rechtbank het vonnis uitsprak. Na afloop drukte hij nog alleen de hand van zijn raadsman.55 Uit zijn houding kwam nogmaals naar voren dat hij wilde laten zien dat hij niet geraakt kon worden door de Nederlandse rechtsstaat, hij zou alleen verantwoording afleggen aan Allah.

52 NRC. (26 juli 2005) Mohammed B. krijgt levenslang. Geraadpleegd op

http://vorige.nrc.nl//dossiers/moslimterreur/aanslagen_bedreigingen/de_moord_op_theo_van_gogh/article18681 27.ece/Mohammed_B._krijgt_levenslang.

53 NOS. (26 juli 2005). Proces van dag tot dag (rechtbank). Geraadpleegd op

http://static.nos.nl/nosjournaal/dossiers/terreurinnederland/061205tijdlijnproceshofstadgroep.html. 54 Rechtbank Amsterdam 27 juli 2005, ECLI:NL:RBAMS:2005:AU0025.

55 NRC. (26 juli 2005). Mohammed B. krijgt levenslang. Geraadpleegd op

References

Related documents

Yeast cells from WT, As PCN1 , As PCN2 , and As PCN3 strains, grown in DMEM (Sigma-Aldrich) at 37°C for 96 h (exponential phase), were cocultured with macrophages obtained from

10 Posterior mean (and related 95 % credible intervals) of a number of relevant quantities for the chosen final model, QAAD1 : a incidence surface time profile; b incidence surface

On day 6 morning, blood cell infiltration with- out the normal embryo structure was observed at the implantation site of Hif2a-uKO mice, whereas the stromal area with trophoblast

Furthermore, we investigated cell cycle protein and found that the activity of CCNA1 and CDK2 decreased after knockdown of TDP43 expres- sion in cervical cancer Caski cells (

abdomen (Surgery) ileum necrosis and perforation, Peritonitis Intestinal wall tissue bleeding and necrosis, neutrophil infiltration around small blood vessels in intestinal

In this study, we devel - oped a rapid multiplex qPCR (M-qPCR) assay for identification of MTB, which was confirmed sensitive and specific for FFPE sample in conventional

(A) Immunohistochemical protein expression of MCT1 and Fas in chemo-resistance (Aa, C) versus sensitive (B, D) epithelial ovarian tumors. con group); (F) Effect of MCT1 siRNA on

Method: One hundred twenty Chinese subjects, who included patients with type 2 diabetes mellitus (T2DM), DN with microalbuminuria, and DN with macroalbuminuria, as well as