Hoe meer stress, hoe beter?!
Is er een relatie tussen de mate van het meemaken van stressvolle
gebeurtenissen en de emotieregulatie van de aanstaande moeder?
Charlotte van der Cammen
1135716
Project “Een Goed Begin”
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ... 1
Voorwoord ... 2
Samenvatting ... 3
Inleiding ... 5
Stress ... 5
Emotieregulatie ... 6
Emotieregulatie en stressvolle situaties ... 6
Methode ... 8
Participanten ... 8
Instrumenten ... 8
Procedure ... 9
Data-analyse ... 10
Resultaten ... 12
Discussie ... 16
Kanttekeningen ... 18
Implicaties voor vervolgonderzoek ... 19
Literatuur ... 20
Voorwoord
Dit onderzoek maakt deel uit van het project “Een Goed Begin”. Dit project
onderzoekt welke factoren er bij de moeder bijdragen aan de vroege ontwikkeling van het
kind. Tijdens de zwangerschap zijn er veel belangrijke factoren die invloed kunnen hebben op
de vroege ontwikkeling. In dit onderzoek richt ik mij op de relatie tussen het meemaken van
stressvolle gebeurtenissen tijdens de zwangerschap en de emotieregulatie van de aanstaande
moeder.
Graag wil ik mevrouw Dr. E. Platje bedanken voor al haar nuttige feedback. Dankzij
deze feedback heb ik het resultaat van mijn onderzoek zo goed mogelijk kunnen beschrijven.
Veel dank gaat ook uit naar de onderzoekers van het project “Een Goed Begin”.
Zonder dit project was het niet mogelijk geweest dit onderzoek uit te voeren. Ik heb tijdens
Samenvatting
Bij een eerste zwangerschap komen veel nieuwe dingen kijken die stress
kunnen opleveren. Mogelijk ervaart een aanstaande moeder daarnaast nog meer stressvolle
gebeurtenissen die veroorzaakt worden door de omgeving. Nu is het waarschijnlijk dat
aanstaande moeders die al meerdere stressvolle gebeurtenissen meegemaakt hebben, door de
ervaring met de vorige gebeurtenissen, emotioneel beter met de nieuwe stressvolle
gebeurtenissen om leren gaan. De emotieregulatie verbetert dus. In huidig onderzoek is hier
nog weinig over bekend, vandaar dat dit onderzoek zich richtte op de vraag of er een relatie is
tussen de mate van het meemaken van stressvolle gebeurtenissen en de emotieregulatie.
In dit onderzoek werden de moeders ingedeeld in een laag- en hoog-risico groep. Dit
werd gedaan op basis van enkele criteria, zoals werkloosheid en alleenstaand ouderschap. Er
werd tijdens dit onderzoek niet alleen gekeken of er een verschil in invloed is in de totale
doelgroep maar ook tussen deze twee risicogroepen. De participanten (N=143) die aan dit
onderzoek meededen, zijn voor het eerst zwanger en hebben een leeftijd van 16 tot 26 jaar.
Door middel van de scores op de vragenlijsten voor het aantal meegemaakte stressvolle
gebeurtenissen (List Of Threatening Experiences) en de emotieregulatie (Difficulties in
Emotion Regulation Scale) werd met behulp van SPSS getoetst of er een verband is tussen
deze twee variabelen.
Uit de resultaten is gebleken dat er geen verband werd gevonden tussen de mate van
het meemaken van stressvolle gebeurtenissen en de emotieregulatie van de hoog-risico
moeders en de laag-risico moeders samengenomen. Dit is mogelijk te verklaren doordat de
stressvolle gebeurtenissen heel verschillend zijn per individu en de aanstaande moeders
daarom hun eerdere opgedane ervaring niet kunnen gebruiken bij het reguleren van hun
emoties tijdens een volgend stressvol moment. Wel werd er bij de hoog-risico moeders een
trend in de richting van een negatief verband gevonden. De mate van het meemaken van
risicogroep. Doordat dit een observationeel onderzoek betreft, kan het mogelijk zijn dat een
eventuele derde variabele er voor zorgt dat er bij de totale groep aanstaande moeders geen
positief verband is gevonden tussen de mate van meemaken van stressvolle gebeurtenissen en
de emotieregulatie. Voordat uitgesloten kan worden dat er daadwerkelijk geen verband is
Inleiding
Veel mensen krijgen steeds vaker te maken met langdurige stress of worden met
stressvolle situaties geconfronteerd. Stress kan al veroorzaakt worden door lange werkdagen
en druk op de werkvloer (Härmä, 2006). Maar stress kan ook plaatsvinden door heftige
dagelijkse gebeurtenissen, zoals het overlijden van een dierbaar iemand (Folkman, 1997).
Stress
Stress is een universeel begrip waar al veel onderzoek naar gedaan is. Stress wordt
gedefinieerd als de relatie tussen de persoon en de omgeving die als relevant wordt
beoordeeld voor zijn of haar welzijn en waarin de middelen van een persoon worden belast of
overschreden (Gross, 1999). Stress kan veroorzaakt worden door veel verschillende factoren.
Deze factoren zijn onder te verdelen in twee vormen van stress, namelijk acute stress en
chronische stress. Acute stress wordt veroorzaakt doordat in een korte tijd zich onmiddellijk
gevaar voordoet. Men kan hierbij denken aan het net op tijd voorkomen van een
auto-ongeluk. Als men voortdurend bronnen van frustratie of angst ervaart, kan dit zorgen voor
chronische stress (Hopfoll & De Vries, 1995). Een onaangename werksituatie of financiële
problemen zijn voorbeelden van chronische stress (Härmä, 2006).
Lichaamseigen processen kunnen ook stress veroorzaken; daarbij kan men denken aan
langdurige ziekte of zwangerschap (Mulder et al., 2002). Deze vorm van stress valt dan onder
de chronische vorm van stress. Omdat het vaak lastig is om iets aan die chronische stressor te
veranderen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij langdurige ziekte, zal men met deze stressor
moeten leren omgaan.
Een zwangere vrouw ondervindt dagelijks mogelijk al meer stress dan normaal, omdat
er bij een zwangerschap veel nieuwe dingen komen kijken. De zwangerschap vraagt veel van
het vrouwelijk lichaam. Hormonale schommelingen, angst voor de geboorte en veranderingen
zwangerschap (Mulder et al., 2002). Wanneer de aanstaande moeder daarnaast nog veel
stressvolle gebeurtenissen meemaakt, zorgt dit voor extra stress bij de aankomende moeder.
Emotieregulatie
Emoties ontstaan wanneer een persoon deelneemt aan een situatie en deze als relevant
beschouwt voor haar doelen. Het is de betekenis die een persoon aan deze situatie geeft, die
aanleiding geeft tot emoties. Dit leidt tot een gecoördineerde, maar flexibele reactie die
verandering brengt in de gedrags- en neurobiologische reactiesystemen. Dit wordt ook wel
emotieregulatie genoemd (Gross & Thompson, 2007). Emotieregulatie kan worden opgevat
als alle extrinsieke en intrinsieke processen van een persoon die het monitoren van emotionele
reacties beïnvloeden. Dit kan bewust en onbewust gebeuren (Garnefski, Kraaij & Spinhoven,
2001).
Emotieregulatie en stressvolle situaties
Niet alleen een stressvolle gebeurtenis zelf veroorzaakt stress. Een belangrijkere factor
voor het ervaren van stress is de betekenis die iemand geeft aan de stressvolle gebeurtenis. Dit
beïnvloedt hoe iemand emotioneel met de gebeurtenis om gaat (Lazarus, 1998). Coping is het
omgaan met de disbalans tussen hetgeen wat gevraagd wordt en de capaciteiten van de
persoon. Wanneer men stress ervaart, ontstaat deze disbalans (Krohne, 1986). Men doet dan
cognitieve en gedragsmatige inspanningen om met deze stressvolle situaties om te gaan
(Longhis & Newth, 2001). Onderzoek in het laboratorium heeft aangetoond dat men cognitief
emotionele reacties kan veranderen om meer adaptief gedrag te stimuleren (Raio, Orederu,
Palazzolo, Shurick & Phelps, 2013).
Wanneer iemand al veel stressvolle gebeurtenissen heeft meegemaakt, is het
waarschijnlijk dat deze persoon een volgende stressvolle gebeurtenis als minder heftig
hoe er mee om te gaan (Mulder et al., 2002). Stress wordt gezien als een wisselwerking tussen
de omgeving en het individu, waarbij eerdere ervaringen van het individu een belangrijke rol
spelen (Engel, 2013). Eerdere ervaringen met stressvolle situaties bepalen dus waarschijnlijk
hoe men met een volgende stressvolle situatie omgaat. Wanneer iemand beter met stressvolle
situaties leert om te gaan, zal hij ook beter zijn of haar emoties kunnen reguleren (Folkman &
Lazarus, 1988).
Een aanstaande moeder ervaart dus dagelijks al meer stress, door de nieuwe dingen die
bij een zwangerschap komen kijken. Nu is het mogelijk dat de aanstaande moeder naast de
stress door de zwangerschap nog meer stressvolle gebeurtenissen meemaakt.
Omgevingsfactoren kunnen namelijk ook voor stress zorgen. Hierbij kan gedacht worden aan
toekomstig alleenstaand ouderschap, financiële problemen en geen contact meer met familie.
Nu is het waarschijnlijk dat aanstaande moeders die al meerdere stressvolle gebeurtenissen
meegemaakt hebben, door de ervaring met de vorige gebeurtenissen beter met de nieuwe
stressvolle gebeurtenissen om kunnen gaan. Zij leren mogelijk door die ervaring beter hoe ze
in het vervolg hun emoties tijdens een stressvolle gebeurtenis kunnen reguleren. Hun
emotieregulatie wordt hierdoor verbeterd.
In huidig onderzoek is nog maar weinig bekend over de mogelijke relatie tussen
stressvolle gebeurtenissen en emotieregulatie. Er is weinig bekend over hoe het meemaken
van meerdere stressvolle gebeurtenissen een positieve invloed kan hebben op de
emotieregulatie. Vandaar dat dit onderzoek zich zal richten op de relatie tussen het
Methode
Voor ditonderzoek is er gebruik gemaakt van een deel van de data van het project
“Een Goed Begin”. Dit project richt zich op welke factoren tijdens en na de zwangerschap
bijdragen aan de vroege ontwikkeling van een kind. Daarnaast wordt binnen dit project ook
onderzoek gedaan naar de effectiviteit van een coachingsprogramma voor kwetsbare moeders,
dus de hoog-risico moeders.
Participanten
De participanten (N = 201) die aan het project meedoen, hebben een leeftijd van 16 tot
26 jaar en zijn voor het eerst zwanger. De gemiddelde leeftijd van deze vrouwen is 22,3 jaar,
met een standaarddeviatie van 2,3. Deze vrouwen vallen binnen de persoonlijke kring van de
onderzoekers of worden benaderd via scholen en zwangerschapsklasjes. De data van het
project “Een Goed Begin” worden verzameld door middel van vijf meetmomenten. Deze
vinden plaats tijdens de zwangerschap tot aan twee jaar na de bevalling. Na het eerste
meetmoment worden de moeders ingedeeld in een laag-risico groep en hoog-risico groep.Dit
wordt gebaseerd op de SES van de moeder, de aanwezigheid van een partner, de leeftijd van
de moeder, de opleiding van de moeder en haar sociale omgeving.
Instrumenten
De onderzoeksvraag richt zich alleen op de data van meetmoment 1 van het project.
Deze werden verzameld door middel van vragenlijsten en een interview met de moeder. Er
werd gebruik gemaakt van de data van twee vragenlijsten, namelijk van de DERS en LTE-Q.
De DERS (Difficulties in Emotion Regulation Scale) meet de emotieregulatie van de moeder.
De emotieregulatie wordt gemeten op zes subschalen, namelijk gebrek aan bewustzijn van
emotionele reacties, gebrek aan duidelijkheid van emotionele reacties, niet accepteren van
impulsief gedrag bij het ervaren van negatieve invloed en moeite met doelgericht gedrag bij
het ervaren van negatieve invloed.
De DERS bestaat uit 36 stellingen, waarvan de moeder op een 5-punts Likertschaal
(1= bijna nooit, 5= bijna altijd) moet aangeven welk antwoord het beste bij haar past. Aan de
hand van de 36 stellingen scoor je op zes onderdelen van emotieregulatie. Een
voorbeeldstelling van de DERS is: “Als ik van streek ben, geef ik toe aan mijn gevoelens.”
Niet alle stellingen zijn bij de DERS hetzelfde geformuleerd. Sommige stellingen zijn
negatief geformuleerd, andere stellingen zijn positief geformuleerd. Voor dit onderzoek zijn
de stellingen negatief omgepoold, zodat de score op een stelling voor alle stellingen hetzelfde
betekent. Een maximale score van 180 betekent dus een minimale emotieregulatie. Iemand
heeft dan meer moeite om zijn of haar emoties te reguleren. De betrouwbaarheidsscore
Cronbach’s alpha is .93 voor de totale vragenlijst (Neumann, Van Lier, Gratz & Koot, 2010).
De LTE-Q (List of Threatening Experiences) meet het aantal meegemaakte stressvolle
gebeurtenissen en de impact hiervan. De LTE-Q bestaat uit twaalf gebeurtenissen, waarvan de
moeder moest aangeven deze wel of niet meegemaakt te hebben en hoe ze dit ervaren heeft.
Een voorbeeld van een gebeurtenis is: “Bent u van uw partner gescheiden?” Deze
onderzoeksvraag richt zich alleen op de mate van het meemaken van stressvolle
gebeurtenissen. De LTE-Q heeft een Cronbach’s Alpha van .75 voor de totale vragenlijst.
Procedure
Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het project “Een Goed Begin”. Bij “Een Goed
Begin” worden moeder en kind gedurende de eerste twee jaar na de geboorte gevolgd. In deze
twee jaar vinden vijf huisbezoeken plaats. Drie bij de moeder thuis en twee op het babylab
Dit onderzoek maakt alleen gebruik van data van meetmoment 1. Bij het eerste
meetmoment is het kind nog niet geboren en wordt de aanstaande moeder geïnterviewd en
worden er bij haar en eventueel haar partner verschillende vragenlijsten afgenomen. Dit
betreft vragenlijsten over algemene gegevens van de moeder, as I stoornissen uit de DSM
(vijfde editie) , executief functioneren, hechting met het ongeboren kind, het sociale netwerk,
zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol en de emotieregulatie. Er is niet genoeg tijd om
alle vragenlijsten tijdens het huisbezoek af te nemen. Daarom blijft een deel van de
vragenlijsten achter en worden deze later opgehaald door de onderzoeker of opgestuurd naar
de Universiteit Leiden. Dit betreft vragenlijsten over depressie, angst, stressvolle
gebeurtenissen, het sociale netwerk, borderline persoonlijkheidsstoornis en agressie. Het
indelen van de moeders op hoog- of laag-risico wordt gedaan na meetmoment 1. Aan de hand
van een aantal vaste criteria voor hoog-risico moeders wordt bepaald of de desbetreffende
participant behoort tot de hoog-risico groep of de laag-risico groep.
Data-‐analyse
Bij de aanvang van de data-inspectie was er een totale streekproefgrootte van N =201.
De missings in het databestand werden niet meegenomen in de data-analyse. Deze missings
zijn te verklaren door uitval na inschrijven, het ontbreken van de scores op de vragenlijsten en
het niet toekennen van participanten aan de risicogroepen. Door deze ontbrekende informatie
zijn er 60 participanten verloren gegaan, waardoor we uit zijn gekomen op een N = 143. Op
deze 143 valide waarnemingen, werd de data-analyse uitgevoerd.
De gegevens werden geanalyseerd met behulp van SPSS 22. Voor het analyseren van
de data is er data-inspectie uitgevoerd, waarbij werd gecontroleerd of de data normaal
verdeeld zijn en of er eventuele uitbijters en missings aanwezig zijn. Ook werd er een
overzicht van de descriptieve gegevens gemaakt, namelijk van de verdeling van de leeftijd
Ook werden de stellingen van de DERS negatief omgepoold door middel van de
standaardsyntax. Voor beide vragenlijsten werden de uitkomsten van de betrokken vragen
samengevoegd tot de totaalscore voor elke vragenlijst.
Het verband tussen de mate van het meemaken van stressvolle situaties en de
emotieregulatie werd getoetst door een Pearson correlatiecoëfficiënt. De onafhankelijke
variabele hierbij is de mate van het meemaken van stressvolle situaties en de afhankelijke
variabele is de emotieregulatie van de moeder. Door middel van twee t-toetsen voor
onafhankelijke steekproeven, met als onafhankelijke variabele de risico groep waarin de
moeders ingedeeld zijn en als afhankelijke variabele de mate van stressvolle gebeurtenissen
en de emotieregulatie, werd eerst de mate van het meemaken van stressvolle situaties
vergeleken tussen de twee risicogroepen en vervolgens de emotieregulatie van de moeder.
Door middel van een Split-File bij SPSS 22 werd er vervolgens onderscheid gemaakt tussen
de hoog-risico groep en de laag-risico groep. Het verband tussen de mate van het meemaken
van stressvolle gebeurtenissen en de emotieregulatie werd voor beide risicogroepen apart
getoetst door middel van een Pearson correlatiecoëfficiënt. De onafhankelijke variabelen zijn
eerst de hoog-risico groep moeders en de mate van het meemaken van stressvolle
gebeurtenissen. Daarna zijn de onafhankelijke variabelen de laag-risicogroep moeders en de
mate van het meemaken van stressvolle situaties. De afhankelijke variabele is bij beide de
Resultaten
De gemiddelde leeftijd van de moeders was 22,3 jaar met een standaarddeviatie van
2.3 en een range van 16 tot 26 jaar. Van de 201 participanten waren 119 participanten van
Nederlandse afkomst. De rest van de participanten was verdeeld over de andere afkomsten,
namelijk Marokkaans, Turks, Surinaams-Creools, Surinaams-Hindoestaans en Antilliaans.
Voor het analyseren van de data is er een data-inspectie uitgevoerd. De data werden
gecheckt op normaliteit. Uit de normaliteitstesten (Kolmogorov-Smirnov, histogrammen en
normaal QQ-plots) bleek dat de variabelen niet normaal verdeeld waren. Ze zijn rechts-scheef
verdeeld en vanwege deze rechtsscheefheid werd er een natuurlijk logaritme (LN)
transformatie uitgevoerd. Na transformeren van de vragenlijst voor de emotieregulatie
(DERS) met een LN transformatie waren de data normaal verdeeld (KS = 0.061 met een p =
0.2). De vragenlijst voor de mate van het meemaken van stressvolle gebeurtenissen (LTE-Q)
was zelfs na een LN transformatie nog niet normaal verdeeld (KS = 0.171 met een p <.001),
maar doordat de steekproefomvang groot genoeg was, mag hij volgens de centrale
limietstelling bij benadering als normaal beschouwd worden.
Tabel 1.
Het meemaken van stressvolle gebeurtenissen (LTE-Q) en de emotieregulatie (DERS) voor de risicogroepen apart en samengenomen.
Tabel 1: Gemiddelde score LTE-Q en DERS
N M (SD) Range t-waarde (Sig.)
DERS Totaal 143 78,78 (17,3) 92 -3,24 (0,002) LR 62 75,44 (14,41) 69
HR 81 83,79 (21) 92
LTE-Q Totaal 143 1,84 (1,71) 7 -4,55 (<0.001) LR 62 1,27 (1,27) 6
HR 81 2,53 (1,9) 7
HR = Hoog-risicogroep LR= Laag-risicogroep
In tabel 1 is een weergave te zien van de gemiddelde totale score van de vragenlijst
gemiddelde score voor de hoog-risico groep apart afgebeeld. Daarnaast is de totale
gemiddelde score voor de mate van het meemaken van stressvolle gebeurtenissen te zien,
samen met de gemiddelde score voor de laag risico groep en de gemiddelde score voor de
hoog-risico groep.
Op de log getransformeerde variabelen van de totaalscore van de vragenlijsten voor
emotieregulatie en het aantal stressvolle gebeurtenissen werd een Pearson Correlatie toets
uitgevoerd op de totale doelgroep, dus de risicogroepen samengenomen. De gevonden
correlatie bleek niet significant (r (164) = -.11, p = 0.887).
Het verschil in de totaalscore van de vragenlijst voor aantal stressvolle gebeurtenissen
bij beide risico groepen werd getoetst aan de hand van een onafhankelijke t-toets. Aan alle
voorwaarden van de onafhankelijke t-toets werd voldaan. Ook de varianties waren gelijk
(Levene’s Test F = 2.801 , p = 0.096). Het verschil in de mate van het meemaken van
stressvolle gebeurtenissen tussen de hoog-risico groep (M = 2.64, SD = 2.01) en de laag risico
groep (M = 1.26 , SD = 1.25) is 1.38 (t (153) = -4.55, p < .001) . In Figuur 1 is de gemiddelde score van de vragenlijst voor stressvolle gebeurtenissen per risicogroep te zien.
Figuur 1
Gemiddelde score op de mate van het meemaken van stressvolle gebeurtenissen per hoog-‐ en laag-‐risicogroep
0 1 2 3 4 5
1
Stressvolle gebeurtenissen
In Figuur 2 is de gemiddelde score op de emotieregulatie per risicogroep te zien. Het
verschil in de totaalscore bij beide risicogroepen werd getoetst aan de hand van een
onafhankelijke t-toets. Echter zijn de varianties niet gelijk voor beide onderzoeksgroepen
(Levene’s test F = 5.243 , p = 0.023). Daarom is een t-toets voor ongelijke varianties gedaan
(t = -3.24 . df = 113.74 , p = 0.002) tussen de hoog-risico groep (M = 85.08 , SD = 20.65) en
de laag-risicogroep (M = 75.14, SD = 14.48). Het verschil in de totaalscore van de
emotieregulatie tussen de hoog- en laag-risicogroep bleek 9.94.
Figuur 2
Gemiddelde score op de emotieregulatie per subgroep
De correlatie tussen de mate van het meemaken van stressvolle gebeurtenissen en de
emotieregulatie is ook berekend voor de hoog-risico groep en de laag-risico groep apart. Na
uitsplitsing van de hoog- en laag-risicogroepen werd de correlatie coëfficiënt berekend op
grond van 81 proefpersonen in de laag-risicogroep en 62 in de hoog-risico groep.
0 20 40 60 80 100 120
1
Emotieregulatie
Tabel 2
Correlatie mate meemaken van stressvolle gebeurtenissen en emotieregulatie per subgroep
Tabel 2: Verband aantal stressvolle situaties en mate van emotieregulatie per subgroep
Onderzoeksgroep
LTE-Q totaalscore LR-groep DERS
totaalscore
Pearson
Correlatie ,044 Fisher R-to-Z ,044
P-waarde ,698
N 81
HR-groep DERS totaalscore
Pearson
Correlatie ,-218 Fisher R-to-Z -,220
P-waarde ,089
N 62
In tabel 2 is te zien dat er een trend blijkt te zijn in de richting van een negatief
verband bij de hoog-risico groep tussen de emotieregulatie en (r (60) = -.218, p = 0.089). Het
verband tussen het aantal stressvolle gebeurtenissen en de emotieregulatie bij de laag-risico
Discussie
Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen of het meemaken van meerdere
stressvolle gebeurtenissen leidt tot een betere emotieregulatie bij de aanstaande moeder. Dit
werd ook onderzocht voor de onderverdeling van de aanstaande moeders in een laag-risico
groep en een hoog-risico groep. Deze twee risicogroepen verschillen van elkaar, waardoor het
verband eventueel bij de ene risicogroep niet gevonden wordt, maar wel bij de andere
risicogroep. Er werd namelijk verwacht dat de moeders in de hoog-risico groep meer met
stressvolle gebeurtenissen geconfronteerd worden dan de moeders in de laag-risico groep.
Vanuit de hypothesen werd als eerste verwacht dat het meemaken van veel stressvolle
gebeurtenissen leidt tot een betere emotieregulatie. Dit verband werd echter niet gevonden.
Het bleek dat het meemaken van stressvolle gebeurtenissen er dus niet voor zorgt dat de
aanstaande moeder haar emoties beter kan reguleren door de eerdere ervaring met stressvolle
gebeurtenissen. In eerder onderzoek werd beschreven dat stress wordt gezien als een
wisselwerking tussen de omgeving en het individu, waarbij eerdere ervaringen van het
individu een belangrijke rol spelen bij het goed emotioneel reguleren van de volgende
stresservaring. (Engel, 2013). Wanneer iemand beter met stressvolle situaties leert om te gaan,
zal hij of zij ook beter zijn of haar emoties kunnen reguleren (Folkman & Lazarus, 1988). Uit
dit onderzoek is gebleken dat eerdere ervaringen met stressvolle gebeurtenissen geen invloed
hebben op de emotieregulatie. Dit is mogelijk te verklaren doordat de typen stressvolle
gebeurtenissen1 sterk verschilden tussen de individuen en daarom de aanstaande moeders
mogelijk hun eerdere opgedane ervaring niet kunnen gebruiken bij het emotioneel reguleren
van een volgende stressvolle gebeurtenis en hierdoor hun emotieregulatie dus niet verbetert.
Er zijn namelijk verschillende coping strategieën voor verschillende stressvolle
gebeurtenissen. Er wordt op een andere manier omgegaan met het verliezen van een dierbaar
iemand, dan met financiële problemen (Conway & Terry, 1992).
De moeders die in de hoog-risico groep vallen, krijgen vaker te maken met onder
andere werkloosheid, alleenstaand ouderschap of krijgen weinig sociale steun vanuit de
omgeving. Zij lopen meer risico op problemen bij de ontwikkeling van hun kind, dan de
ouders uit de laag-risico groep. Hierdoor werd verwacht dat de hoog-risico moeders meer
stressvolle gebeurtenissen hadden meegemaakt dan de laag-risico moeders. Deze verwachting
werd bevestigd. Dit is mogelijk te verklaren doordat een aantal criteria, zoals hierboven
beschreven, overeenkomen met de stressvolle gebeurtenissen van de vragenlijst.
Verder werd verwacht dat de moeders in de hoog-risico groep een betere
emotieregulatie zouden hebben, omdat zij meer stressvolle gebeurtenissen meemaken. Er is
gebleken dat de hoog-risico moeders slechter met emoties om kunnen gaan dan de laag-risico
moeders. Dit is mogelijk te verklaren doordat het proces van emotieregulatie een erg complex
cognitief proces is, wat afhangt van aandacht, cognitieve flexibiliteit, motivatie en het
geheugen (Raio, Orederu, Palazzolo, Shurick & Phelps, 2013). De laag-risico moeders scoren
over het algemeen gezien op alle vragenlijsten lager dan de hoog-risico moeders.Mogelijk
hebben zij daarom ook meer moeite met complexe cognitieve processen, waardoor zij een
slechtere emotieregulatie hebben.
Als laatste werd er gekeken naar het verband tussen de mate van het meemaken van
stressvolle gebeurtenissen en de emotieregulatie bij de twee risicogroepen apart. Er werd
verwacht dat de hoog-risico moeders meer stressvolle situaties meegemaakt zouden hebben,
waardoor hun emotie-regulatie beter zou zijn. Bij de hoog-risico groep werd een trend in de
richting van een negatief verband gevonden. De mate van het meemaken van stressvolle
gebeurtenissen lijkt dus bij deze groep invloed te hebben op de emotieregulatie te leiden. Dit
verband zou kunnen worden veroorzaakt doordat de hoog-risico moeders mogelijkerwijs
minder kritisch zijn ten aanzien van hun eigen handelen en daardoor de vragenlijst van
emotieregulatie positiever invullen. Het verband tussen stressvolle gebeurtenissen en
worden doordat er enkel gekeken werd naar de emotieregulatie in zijn geheel, terwijl er
verschillende subcategorieën met betrekking tot de emotieregulatie te onderscheiden zijn
(Dan-Glauser & Gross, 2011). Mogelijk is er wel een verband te vinden met een van deze
subcategorieën van emotieregulatie.
Kanttekeningen
Dit onderzoek betreft een observationeel onderzoek. Hierdoor kan niet met 100%
zekerheid gezegd worden dat de mate van het meemaken van stressvolle gebeurtenissen geen
invloed heeft op de emotieregulatie. Mogelijk speelt er nog een derde variabele hierin mee.
Een ondersteunende omgeving kan bijvoorbeeld ertoe leiden dat de aanstaande moeder
mogelijkheden aangereikt krijgt, waardoor zij in staat is haar emoties beter te reguleren.
Onder andere de mate van ondersteuning van de familie heeft invloed op de emotieregulatie
(Fosco & Grych, 2012).
Waar ook rekening mee gehouden moet worden, is dat de doelgroep van dit onderzoek
een hele specifieke doelgroep is. Het richtte zich op jonge aanstaande moeders vanaf 16 tot
ongeveer 26 jaar. Ook behoort een deel hiervan tot de risicogroep. Hierdoor kunnen de
resultaten niet gegeneraliseerd worden naar de algemene populatie. De deelname aan het
onderzoek gaat vrijwillig, het is een voluntary sample. Een nadeel hiervan is dat de mensen
zelf ervoor moeten kiezen om mee te doen. Dit kan ervoor zorgen dat sommige mensen niet
mee durven doen, omdat ze zich mogelijk schamen voor hun situatie. Hierdoor wordt de
steekproef minder vergelijkbaar met de populatie.
Door het gebruiken van zelfrapportage vragenlijsten is er een kans op het niet volledig
naar waarheid invullen van de vragenlijsten door de participanten door sociale wenselijkheid.
Daar tegenover staat dat het gebruik van vragenlijsten relatief goedkoop en gemakkelijk is.
Implicaties voor vervolgonderzoek
Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen verband gevonden is tussen de mate van het
meemaken van stressvolle gebeurtenissen en de emotieregulatie van de aanstaande moeder.
Het leidt er dus niet toe dat de aanstaande moeders die meer stressvolle situaties hebben
meegemaakt een betere emotieregulatie hebben. Wanneer er gekeken wordt naar de
risicogroepen apart blijkt dat er bij de hoog-risico groep wel een verband tussen deze twee
variabelen lijkt te zijn. Doordat het een observationeel onderzoek betreft, is het moeilijk te
zeggen of dit verband enkel veroorzaakt wordt door de mate van het meemaken van
stressvolle situaties. Mogelijk zou dit verder onderzocht kunnen worden. Dit kan gedaan
worden door participanten te zoeken die een vergelijkbare score hebben op emotieregulatie.
Vervolgens zou de helft van de participanten onderworpen kunnen worden aan een milde
stressvolle gebeurtenis en de andere helft van de participanten niet. Zo kan mogelijk
gevonden worden of stressvolle gebeurtenissen daadwerkelijk invloed hebben op de
emotieregulatie.
In dit onderzoek lijkt dus alleen een verband gevonden te zijn bij de hoog-risico groep
tussen de mate van het meemaken van stressvolle gebeurtenissen en de emotieregulatie. Het is
nuttig om dit eventuele verband verder te onderzoeken, maar dan bij een doelgroep die meer
vergelijkbaar is met de populatie. De leeftijdscategorie zou uitgebreid kunnen worden en het
criterium dat de aanstaande moeder voor het eerst zwanger moet zijn, zou eventueel
verwijderd kunnen worden. Het is interessant om te kijken of dit verband dan ook bij de totale
groep gevonden wordt, dus niet bij de hoog-risico groep alleen. In de huidige literatuur is
weinig te vinden over het mogelijke verband tussen stressvolle gebeurtenissen en de
emotieregulatie. Stress is een steeds vaker voorkomend onderwerp van onderzoek, dat zich nu
vooral richt op de negatieve lichamelijke gevolgen ervan. Het is nuttig om te onderzoeken of
Literatuur
Conway, J., & Terry, D. (1992). Appraised controllability as a moderator of the
effectiveness of different coping strategies: A test of the goodness of fit hypothesis.
Australian Journal of Psychology, 44, 1-7. doi:10.1080/00049539208260155
Dan-Glauser, E., & Gross, J. (2011). The temporal dynamics of two response-focused forms
of emotion regulation: Experiential, expressive, and autonomic consequences.
Psychophysiology, 48, 1309-1322. doi: 10.1111/j.1469-8986.2011.01191.x
De Longhis, A., & Newth, S. (2001). Coping with stress. In H. S. Friedman (Ed.)
Assessment and Therapy: Specialty Articles from the Encyclopedia of Mental Health.
(pp. 139-151). Verkregen van http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=xb1PNFx
174EC&oi=fnd&pg=PP2&dq=Assessment+and+Therapy:+Specialty+Articles+from+t
he+Encyclopedia+of+Mental+Health.&ots=9pX4MkKrgf&sig=GNNnPUgPR7YCSD
uYSsJSa0X7Co#v=onepage&q=Assessment%20and%20Therapy%3A%20Specialty%
20Articles%20from%20the%20Encyclopedia%20of%20Mental%20Health.&f=false
Engel, B. (2013). Stress is a noun! No, a verb! No, an adjective! In Field, T., McCabe, P., &
Schneiderman, N. (Ed.), Stress and coping (pp. 3-11). Verkregen van http://books.
google.nl/books?hl=nl&lr=&id=MslAzuAEbrsC&oi=fnd&pg=PR1&dq=stressful+fact
ors+coping&ots=gXxEPUwL7O&sig=Hk2Id9Mvn1qRFnSUFyvGnRb13G4#v=onepa
ge&q=stressful%20factors%20coping&f=false
Folkman, S. (1997). Positive psychological states and stress. Social Science and Medicine, 45,
1206-1221. doi:10.1016/S0277-9536(97)00040-3
and social Psychology, 54, 466-475. Verkregen van http://web.ebscohost.com
ezproxy.leidenuniv.nl:2048/ebscohost/pdfviewer/pdfviewer?sid=546af63a-19ce-4084-a9d7-50c23738ea88%40
Fosco, G., & Grych, J. (2012). Capturing the family context of emotion regulation: A
family systems model comparison approach. Journal of family issues, 34, 557-578.
doi: 10.1177/0192513X12445889
Garnefski, N., Kraaij, V., & Spinhoven, P. (2001). Negative life events, cognitive emotion
regulation and emotional problems. Personality and Individual Differences, 30,
1311-1327. Verkregen van http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S01918869
00001136
Gross, J. (1999). Emotion regulation: past, present, future. Cognition and emotion, 13, 551-
573. doi: 10.1080/026999399379186
Gross, J., & Thompson, R. (2007). Emotion Regulation: Conceptual Foundations. In J.J. Gross
(Ed.), Handbook of emotion regulation. Verkregen van http://med.stanford.edu/
nbc/articles/4%20-‐%20Emotion%20Regulation%20-‐
%20Conceptual%20Foundations.pdf
Härmä, M. (2006). Workhours in relation to work stress, recovery and health. Scandinavian
Journal of Work, Environment & Health, 32, 502-514. Verkregen van
http://www.jstor.org/discover/10.2307/40967602?uid=3738736&uid=2&uid=4&sid=2
1103128787381
and intervention. Verkregen van http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=
sVuMSVEY83UC&oi=fnd&pg=PA33&dq=disasters+stress&ots=GXGjbHLKqK&si
g=g1ByOV4Kg6oOWyJwVkfWFZ7o6FE#v=onepage&q=disasters%20stress&f=false
Krohne, H. (1986). Dynamics of stress: Physiological,Psychological, and Social
Perspectives. Verkregen van http://link.springer.com/chapter/10.1007/978-1-4684
-5122-1_11
Lazarus, R. (1998). Fifty years of the research and theory of R.S. Lazarus. An analysis of
historical and perennial issues. Verkregen van http://books.google.nl/books?hl=
nl&lr=&id=M4cMTfVs5ZkC&oi=fnd&pg=PA349&dq=death+of+a+person+causes+s
tress&ots=3FYnBT09cs&sig=uxpUPplVrvN736x_wll3xlDtoRI#v=onepage&q=
death%20of%20a%20person%20causes%20stress&f=false
Mulder, E., Robles de Medina, P., Huizink, A., Van den Berg, B., Buitelaar, J., & Visser, G.
(2002). Prenatal maternal stress: effects on pregnancy and the (unborn) child. Early
Human Development, 70, 3–14. Verkregen van http://www.sciencedirect.com/science/
Neuman, A., Van Lier, P., Gratz, K., & Koot, H. (2010). Multidimensional Assessment of
Emotion Regulation Difficulties in Adolescents Using the Difficulties in Emotion
Regulation Scale. Assessment, 17, 138-149. doi: 10.1177/1073191109349579
article/pii/S0378378202000750#
Raio, C., Orederu, T., Palazzolo, L., Shurick, A., & Phelps, E. (2013). Cognitive emotion
regulation fails thestress test. Proceedings of the National Academy of Sciences of the
Bijlage 1
De verschillende stressvolle gebeurtenissen uit de vragenlijst LTE-Q:
1. Ernstige ziekte of ernstig letsel bij de aanstaande moeder.
2. Ernstige ziekte of ernstig letsel bij familieleden.
3. Overlijden van iemand uit de naaste familie (broer, zus, vader, moeder).
4. Overlijden van goede vriend of ander persoon uit de naaste familie (grootouders, oom,
tante, neef of nicht).
5. Echtscheiding.
6. Ernstig probleem met een goede vriend, buren of een familielid.
7. Langdurige werkloosheid.
8. Ontslag.
9. Grote financiële problemen.
10.Aanraking met politie en rechtbank.