• No results found

Toezicht in beweging - Van twee naar één

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2020

Share "Toezicht in beweging - Van twee naar één"

Copied!
76
0
0

Loading.... (view fulltext now)

Full text

(1)

Toezicht in beweging

Van twee naar één

Een onderzoek naar de fusie van twee toezichthouders

Naam: P.K.J.M. Wawoe, S1310321

Datum en plaats: Den Haag, 8 mei 2016

Eerste begeleider: Dr. A.C. Wille

Tweede begeleider: Dr. W.J. van Noort

Opleiding: Master Bestuurskunde

(2)
(3)

Voorwoord

Voor u ligt het document dat de afsluiting vormt van mijn studie Bestuurskunde, Management

van de Publieke Sector. Het schrijven van de scriptie was inspannend, maar gaf ook energie

als gevolg van het uitvoeren van onderzoek in de praktijk van de organisatie van de Inspectie

Leefomgeving & Transport. Het uitvoeren van het onderzoek en het schrijven van de scriptie

waren leerzame ervaringen die een mooi sluitstuk vormden van de studie.

Deze scriptie heb ik kunnen schrijven dankzij de begeleiding van dr. Anchrit Wille en dr. Van

Noort. Graag wil ik hen beiden hartelijk bedanken voor alle commentaren, adviezen en tips

die zij hebben gegeven tijdens het ontstaansproces van de scriptie. Ook wil ik mijn collega

Maurits Grimberg bedanken voor het meelezen en voor de feedback die hij mij heeft gegeven.

Tevens wil ik alle medewerkers van de Inspectie Leefomgeving & Transport bedanken voor

hun gastvrijheid, en voor de medewerking die zij hebben verleend aan het onderzoek. In het

bijzonder wil ik kolonel Henk Corporaal bedanken voor de gelegenheid die ik heb gehad om

de studie Bestuurskunde te kunnen volgen.

Tot slot wil ik mijn ouders bedanken voor de steun en inspiratie die zij hebben gegeven om

deze studie tot een goed einde te brengen.

Etten-Leur, 8 mei 2016

(4)

Samenvatting

In Nederland wordt reeds enige tijd gewerkt aan de vorming van een krachtige, kleine en

dienstverlenende overheid. Hierbij ligt de nadruk op het streven naar minder ambtenaren,

minder regels en minder bestuurders. Bij het streven naar een compactere rijksdienst is tevens

het rijkstoezicht onder de aandacht gekomen.

Om meer inzicht te verkrijgen in de mate waarin verschillen tussen organisaties een rol spelen

bij het slagen van fusies, is een studie uitgevoerd naar de vorming van een compacter

rijkstoezicht, waarbij door middel van fusies nieuwe toezichtorganisaties zijn gevormd.

Hierbij is de volgende probleemstelling geformuleerd:

In hoeverre hebben verschillen in cultuur, leiderschap en communicatie invloed gehad op het resultaat van de fusie van de inspectie van het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM-inspectie) en de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) tot de nieuwe organisatie Inspectie Leefomgeving en Transport (IL&T)?

Er is onderzoek verricht door middel van documentanalyse en het afnemen van interviews

met medewerkers binnen de organisatie van de IL&T.

Er is vastgesteld dat op het gebied van de factoren cultuur, leiderschap en communicatie veel

overeenkomsten bestaan tussen beide organisaties. Er zijn kleine verschillen waar te nemen.

Op basis van de cultuurbeschrijving van Cartwright en Cooper (1993) kan de cultuur van de

VROM-Inspectie als taakgericht/doelgericht worden getypeerd. De cultuur van de IVW kan

tevens als taakgericht/doelgericht worden getypeerd, waarbij dient te worden aangemerkt dat

deze cultuur formele invloeden heeft van de machtscultuur en rolcultuur. Op basis van de

leiderschapsstijlen van Tolbert en Hall (2009) kan de stijl van het leidershap bij de

VROM-Inspectie en de IVW worden getypeerd als een combinatie van de consultatieve en

participatieve leiderschapsstijl. Op basis van de door Olsthoorn en Van der Velden (2002)

beschreven stijlen van communicatie kan de wijze van communiceren bij de VROM-Inspectie

en de IVW voor beide organisaties worden getypeerd als een taakgerichte/doelgerichte

communicatiestijl, waarbij de wijze van communiceren in de organisatie van de IVW een

(5)

De organisatie van de IVW is met betrekking tot cultuur, leiderschap en communicatie

formeler dan de VROM-Inspectie gebleken. De IVW heeft meer rolvastheid bij de uitvoering

van werkzaamheden en een nadrukkelijkere hiërarchie tussen leidinggevenden en

medewerkers. Deze kleine verschillen tussen beide organisaties hebben geen negatief effect

gehad op het resultaat van de fusie.

De fusie heeft geresulteerd in een nieuwe organisatie. Hierbij is een nieuwe cultuur ontstaan

met formelere normen en waarden. Dit heeft invloed gehad op de medewerkers. Medewerkers

hebben in de nieuwe organisatie minder ruimte voor eigen inbreng en er is sprake van een

andere manier van werken. Dit heeft gezorgd voor weerstand bij het personeel en resulteerde

in een negatieve houding en onvrede ten aanzien van de nieuwe organisatie. Nadat de IL&T is

gevormd uit een fusie van de VROM-inspectie en de IVW is het personeel, de huisvesting en

het aantal ICT-gerelateerde systemen gereduceerd

Met de vorming van de IL&T is binnen het Ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M) een

functiescheiding tussen het maken van beleid en het houden van toezicht aangebracht. Deze

functies zijn gescheiden om de onafhankelijkheid van het toezicht te waarborgen. Op het

gebied van de beschikbaarheid van kennis is er sprake van meer kennisdeling door een betere

informatie-uitwisseling tussen de afdelingen van de voormalige IVW en VROM-Inspectie.

Op het gebied van toezicht doen zich verschillende ontwikkelingen voor. Enkele nieuwe

vormen van toegepast toezicht zijn: horizontaal toezicht met gebruik van

toezichtconvenanten, handhavingscommunicatie, systeemtoezicht en digitaal toezicht.

Op basis van de resultaten en de getrokken conclusies kan de probleemstelling worden

beantwoord. De probleemstelling luidt als volgt: In hoeverre hebben verschillen in cultuur,

leiderschap en communicatie invloed gehad op het resultaat van de fusie van de VROM-Inspectie en de IVW tot de nieuwe organisatie IL&T? Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat tussen de VROM-Inspectie en de IVW op het gebied van cultuur, leiderschap en

communicatie veel overeenkomsten bestaan. De organisatie van de IVW is op het gebied van

cultuur, leiderschap en communicatie een formelere organisatie dan de VROM-Inspectie. Dit

minimale verschil tussen de twee organisaties heeft geen nadelige invloed gehad op het

resultaat van de fusie, waarbij door middel van integratie een nieuwe organisatie is gevormd.

Het verschil in cultuur tussen de oude fusieorganisaties en de nieuwe organisatie IL&T heeft

(6)

organisaties en andere normen en waarden hanteert, heeft bij een deel van het personeel voor

weerstand gezorgd. De weerstand heeft zich geuit in een negatieve houding en een grote mate

van onvrede met de nieuwe organisatie IL&T. Ondanks de weerstand bij een deel van het

personeel is het beoogde doel van de fusie wel behaald, namelijk: het vormen van een

(7)

Inhoudsopgave

VOORWOORD ... 3

SAMENVATTING ... 4

1 INLEIDING ... 9

1.1 INLEIDING ... 9

1.2 PROBLEEMSTELLING EN VRAAGSTELLING ... 11

1.3 WETENSCHAPPELIJKE EN MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE ... 11

1.4 LEESWIJZER ... 12

2 THEORETISCH KADER ... 13

2.1 FUSIE ... 13

2.1.1 Schaalgrootte ...14

2.1.2 Schaalvoordelen en schaalnadelen ...14

2.1.3 De kostenstructuur ...14

2.1.4 Maatschappelijke kosten ...15

2.1.5 Transactiekosten ...16

2.1.6 Overgangskosten...17

2.2 VORMEN VAN SAMENVOEGING ... 17

2.3 FACTOREN DIE INVLOED HEBBEN OP EEN FUSIE ... 18

2.3.1 Cultuur ...18

2.3.1.1 Cultuurtypen ... 19

2.3.2. Leiderschap ...22

2.3.2.1 Leiderschapsstijlen ... 23

2.3.3. Communicatie ...24

2.3.3.1 Communicatiestijlen ... 26

2.3.4 Draagvlak medewerkers ...27

2.3.4.1 Weerstand ... 28

2.4 CONCLUSIE THEORETISCH KADER ... 29

3 ONDERZOEKSDESIGN ... 31

3.1 TYPE ONDERZOEK ... 31

3.2 CONCEPTUEEL MODEL ... 32

3.3 DATAVERZAMELING... 32

3.4 OPERATIONALISERING ... 33

3.4.1 Cultuurtype ...33

3.4.2 Leiderschapsstijl ...34

3.4.3 Communicatiestijl...34

3.4.4 Draagvlak van de medewerkers ...35

3.4.5 Schaalgrootte ...35

3.4.6 Toezichtactiviteiten ...36

3.4.7 Overgangskosten...36

3.4.8 Type organisatie samenvoeging ...36

3.5 DISCUSSIE VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID ... 37

4 VAN TWEE NAAR ÉÉN ... 38

4.1 AANLEIDING EN DOELSTELLING VAN DE FUSIE ... 38

4.1.1 Aanleiding fusie ...38

4.1.2 Doelstelling fusie ...39

4.2 DE OUDE ORGANISATIES DIE BETROKKEN ZIJN BIJ DE FUSIE ... 39

4.2.1 De VROM-Inspectie ...40

4.2.2 De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) ...40

4.2.3 De cultuur, het leiderschap en de communicatie van beide organisaties ...41

4.2.3.1 Cultuur VROM-Inspectie ... 41

4.2.3.2 Cultuur IVW ... 42

(8)

4.2.3.4 Leiderschap IVW ... 44

4.2.3.5 Communicatie VROM-Inspectie ... 44

4.2.3.6 Communicatie IVW ... 45

4.2.3.7 Vergelijking beide organisaties... 46

4.3 DE NIEUWE ORGANISATIE... 47

4.3.1 Vorming nieuwe organisatie ...47

4.3.2 Cultuur, leiderschap en communicatie in de nieuwe organisatie ...48

4.3.5 Schaalvoordelen van de nieuwe organisatie ...50

4.3.6 Type samenvoeging van de organisaties ...51

4.3.7 Draagvlak van de medewerkers ...52

4.3.8 Wat betekent de nieuwe organisatie voor het toezicht? ...53

4.3.9 Tot slot ...55

5 CONCLUSIE ... 56

5.1 INLEIDING ... 56

5.2 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN EN DE PROBLEEMSTELLING ... 56

5.3 REFLECTIE ... 62

5.3.1 Reflectie op de gebruikte theorie ...62

5.3.2 Reflectie op de methodologie ...63

5.4 AANBEVELING VOOR VERVOLGONDERZOEK ... 64

BIBLIOGRAFIE ... 65

LITERATUURLIJST ... 65

OVERIGE BRONNEN ... 67

BIJLAGE 1 RESPONDENTEN ... 69

BIJLAGE 2 DEEL 1 OPERATIONALISATIESCHEMA ... 70

BIJLAGE 2 DEEL 2 OPERATIONALISATIESCHEMA ... 71

BIJLAGE 2 DEEL 3 OPERATIONALISATIESCHEMA ... 72

BIJLAGE 3 BEDRIJFSFUNCTIEMODEL IL&T ... 73

(9)

1

Inleiding

1.1

Inleiding

Fusies zijn aan de orde van de dag in de huidige tijd. Organisaties, zowel profit als non-profit

organisaties, zijn op zoek naar middelen om te overleven en/of te groeien in een veranderende

en steeds globaler wordende wereld. Het streven naar herstructurering, het uitbouwen van

samenwerkingsverbanden en het uitbesteden van taken komen dikwijls voor. Bij fusies is

sprake van een interorganisatorische verandering, waarbij twee of meer organisaties op een of

andere manier samensmelten, met als doel efficiënter en effectiever te werken (Van Raes,

VanBeselaere, De Witte & Boen, 2009, p. 8). Fusies worden veelal doorgevoerd met als doel

meer expertise binnen te halen en de kosten te reduceren. Een fusie vormt een

maatschappelijk verschijnsel waarmee reeds veel organisaties te maken hebben gehad, en

waarmee veel organisaties nog te maken zullen krijgen.

In Nederland wordt reeds enige tijd gepoogd de productiviteit en de doelmatigheid van de

publieke sector te vergroten. Schaalvergroting was in de afgelopen decennia in de publieke

sector schering en inslag. Onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, verpleeg- en

verzorgingshuizen, politiekorpsen: ze fuseerden omdat groter altijd beter zou zijn – en vooral

efficiënter en uiteindelijk goedkoper. De publieke sector hoeft misschien geen winst te

maken, zoals het bedrijfsleven, maar wordt wel steeds vaker afgerekend op resultaten. En

waar bedrijven denken productiever te zijn door op te schalen, doen organisaties in de

publieke sector dat ook.

Bij het streven naar een goedkopere en compactere rijksdienst is ook bij het Rijkstoezicht

steeds meer de nadruk komen te liggen op het kosten perspectief. Een mogelijke opschaling

van de rijksinspecties die toezicht hielden op de fysieke veiligheid van bedrijven en

niet-financiële markttoezichthouders zou de niet-financiële lasten van de toezicht sector kunnen

terugbrengen. Met de samenvoeging van dit toezicht werd een vermindering van de

toezichtlast, een vermindering van de uitvoeringskosten en een verbetering van de kwaliteit

beoogd. In 2012 heeft het streven naar een compactere rijksdienst geresulteerd in de fusie van

de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) en de VROM-Inspectie, die zijn opgegaan in de

(10)

Het fuseren van organisaties levert echter niet altijd een succesverhaal op. Door een fusie

neemt de schaalgrootte van de organisatie toe. Fusies worden door veel medewerkers van de

fuserende of gefuseerde bedrijven als ingrijpend ervaren. De totstandkoming van een fusie is

een zeer intensief proces. Niet enkel de wijze waarop de fusie geïmplementeerd wordt, maar

ook de verschillen in cultuur, management en communicatie van de organisaties die worden

samengevoegd zijn bepalend voor het slagen of mislukken van een fusie. Het blijkt dat

zeventig procent van de fusies geen voordelen oplevert, en daarentegen juist zorgt voor een

verspilling van geld, energie en tijd. In slechts vijftien procent van de gevallen wordt waarde

gecreëerd (Van Raes, VanBeselaere, De Witte & Boen, p. 10).

Bij het fuseren van organisaties hebben meerdere factoren invloed op het uiteindelijke

resultaat van een fusie. In de literatuur komen cultuur, leiderschap en communicatie dikwijls

naar voren als factoren die invloed hebben op de fusie-uitkomst. Verschillen in cultuur

worden in de literatuur door Cartwright en Cooper (1993) aangemerkt als een van de

belangrijkste oorzaken voor het falen van een fusie. Een fusie betekent dat de organisaties hun

cultuur moeten aanpassen. Dit brengt met zich mee dat medewerkers hun eigen normen,

waarden, veronderstellingen, gedrag en prestaties dienen te veranderen. Wanneer de

cultuurverschillen tussen fusieorganisaties te groot zijn, kan dit negatieve gevolgen voor de

gefuseerde organisatie hebben

De schaalgrootte brengt met zich mee dat andere eisen worden gesteld aan de leiding. Omdat

de omvang van de organisatie door de fusie toeneemt, heeft de fusie invloed op de ‘span of

control’: het aantal medewerkers voor wie de leiding verantwoordelijk is. Leidinggevende

kwaliteiten en het goed kunnen delegeren en controleren worden belangrijker in een

groeiende organisatie. De aanwezigheid van verschillende stijlen van leiderschap bij samen te

voegen organisaties kan voor problemen zorgen. De invloed van leiderschap op de

werkomgeving en cultuur van organisaties kan effect hebben op de houding en motivatie van

medewerkers ten opzichte van de organisatieverandering.

Communicatie is van groot belang voor het functioneren van een organisatie. De wijze

waarop binnen organisaties wordt gecommuniceerd, kan per organisatie verschillen. De

aanwezigheid van verschillende stijlen van communicatie bij samen te voegen organisaties

(11)

Met het verkrijgen van inzicht in de culturen, de vormen van leiderschap en communicatie

binnen verschillende organisaties, kan ook iets meer duidelijk worden over de uitdagingen die

zich voor kunnen doen bij een fusie. In deze scriptie is onderzocht hoe de verschillen in

cultuur, leiderschap en communicatie binnen twee Rijkstoezicht organisaties van invloed zijn

geweest op de resultaten van de fusie naar een grote inspectie.

1.2

Probleemstelling en vraagstelling

Om meer inzicht te verkrijgen in de wijze waarop verschillen tussen organisaties een rol

spelen bij het slagen van fusies, is een studie uitgevoerd naar de vorming van een compacter

Rijkstoezicht, waarbij door middel van fusies nieuwe toezichtorganisaties zijn gevormd.

Hiervoor is de volgende probleemstelling geformuleerd: In hoeverre hebben verschillen in

cultuur, leiderschap en communicatie invloed gehad op het resultaat van de fusie van de VROM-inspectie en de IVW tot de nieuwe organisatie IL&T? Om deze probleemstelling te beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

1 Wat kenmerkt de cultuur, het leiderschap en de communicatie van de

VROM-inspectie en de IVW? Verschillen de organisaties op dit gebied?

2 Hoe hebben de cultuur, het leiderschap en de communicatie van de VROM-inspectie

en de IVW de organisatie van de IL&T bepaald?

3 Wat is de invloed van draagvlak bij de medewerkers op het resultaat van de fusie?

4 Van wat voor type samenvoeging is er sprake bij de fusie?

5 Welke schaalvoordelen heeft de fusie opgeleverd voor het toezicht?

1.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie

Er wordt reeds decennialang onderzoek gedaan naar fusies en overnames en de vraag of deze

bijdragen aan een verbeterde kwaliteit en doelmatigheid in de publieke sector. Wanneer

toezichtorganisaties fuseren wordt er gestreefd naar een efficiëntere organisatie van het

toezicht, waarbij aandacht is voor verminderde uitvoeringskosten en verbeterde kwaliteit.

Aangezien de resultaten bij veel fusies en overnames te wensen overlaten, is er steeds meer

aandacht gekomen voor de culturele aspecten die bij fusies en overnames een rol spelen.

Organisaties blijken vaak uiteenlopende organisatieculturen te hebben, op verschillende

(12)

zorgt ervoor dat de organisaties nogal uiteen kunnen lopen: onverenigbare culturen of

verschillen van mening over de wijze waarop organisaties moeten worden geleid.

Onvoldoende kennis van de fusieorganisaties en de cultuurverschillen kunnen het succes van

een fusie in de weg staan. In dit onderzoek zal daarom aandacht besteed worden aan hoe deze

factoren een rol spelen in een fusie in een publieke sector organisatie. Het doel is niet alleen

meer inzicht te krijgen in de rol die factoren als cultuur, leiderschap en communicatie en

draagvlak spelen bij een fusie in het Rijkstoezicht. De inzichten uit deze studie kunnen

eveneens gebruikt worden om bij fusies vroegtijdig en meer rekening te houden met de

genoemde verschillen tussen organisaties om daarmee ‘mismatchen’ tussen organisaties te

voorkomen.

1.4

Leeswijzer

Deze scriptie is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Hoofdstuk één vormt de inleiding. In

hoofdstuk twee wordt het theoretische kader behandeld. Het begrip ‘fusie’ wordt daarin

toegelicht. Tevens worden in dit hoofdstuk belangrijke factoren voor het slagen van een fusie

omschreven. In hoofdstuk drie wordt het onderzoeksdesign behandeld met behulp van het

conceptueel model. Om het model bruikbaar te maken voor het onderzoek, worden de

factoren van het model geoperationaliseerd. Vervolgens komen in dit hoofdstuk het type

onderzoek en de onderzoekmethode aan de orde. Het hoofdstuk wordt besloten met een

toelichting ten aanzien van de validiteit en de betrouwbaarheid van het onderzoek. In

hoofdstuk vier wordt op basis van de onderzoeksresultaten weergegeven hoe de fusie is

verlopen. In hoofdstuk vijf wordt de conclusie weergegeven: hierbij worden de

onderzoeksvragen en probleemstelling beantwoord. Tevens bevat dit hoofdstuk een reflectie

op de gebruikte theorie en methodologie. Het hoofdstuk wordt afgesloten middels een

(13)

2

Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt de theoretische achtergrond van het onderzoek toegelicht. In de eerste

paragraaf wordt de fusie belicht. Hierbij worden een aantal overwegingen voor organisaties

om te fuseren beschreven. Vervolgens wordt de invloed van schaalgrootte toegelicht.

Paragraaf twee beschrijft verschillende vormen van samenvoeging die kunnen voorkomen bij

het fuseren van organisaties. Vervolgens wordt in paragraaf drie beschreven welke factoren

volgens de literatuur invloed kunnen hebben op het resultaat van een fusie. Het hoofdstuk

wordt afgesloten met een samenvatting.

2.1

Fusie

Fusies kunnen worden beschouwd als: het samenvoegen van twee of meer zelfstandige

organisaties met als doel efficiënter en effectiever te kunnen werken (Van Raes,

VanBeselaere, De Witte & Boen, 2009, p. 8).

Er bestaan meerdere overwegingen voor non-profitorganisaties om over te gaan tot een fusie.

Enkele overwegingen zijn: het vergroten van de overlevingskansen van de organisatie, de

behoefte om te groeien en de behoefte om de dienstverlening te verbeteren (Jenkins, 2001, p.

1105). In het kader van de overlevingsstrijd van organisaties worden non-profitorganisaties

steeds meer uitgedaagd om met minder middelen goede of betere resultaten te behalen. Als

gevolg hiervan is de focus op efficiëntie binnen deze organisaties toegenomen. Een fusie kan

de efficiëntie bevorderen.

Bij het tot stand komen van een fusie is het van belang om voldoende aandacht te besteden

aan het proces van de fusie. In het fusieproces worden twee belangrijke fases onderscheiden:

de pre-fusieplanning en onderhandelingsfase, en de post-fusie integratie en acculturatiefase

(De Noble, Gustafson & Hergert, 1988, p. 82). Het negeren van factoren die bij het

fusieproces horen kan in een later stadium van de fusie leiden tot post-fusie

integratieproblemen. Post-fusie integratieaandachtspunten dienen vroegtijdig, reeds tijdens de

(14)

2.1.1 Schaalgrootte

Fusies betekenen ‘opschalen’, veel organisaties fuseerden omdat groter altijd beter zou zijn.

En vooral: efficiënter en uiteindelijk goedkoper. Met het begrip ‘schaal’ wordt de omvang van

een economische entiteit weergegeven. De omvang kan worden afgemeten aan de inzet van

middelen of aan de productie. Er worden in de literatuur vijf schaalniveaus onderscheiden:

rechtsvorm, organisatie, locatie, sectie/afdeling en persoon/professional. In de praktijk kennen

deze schaalniveaus veel overlap. In veel gevallen wordt er bij de schaalgrootte uitgegaan van

de omvang van de organisatie.

2.1.2 Schaalvoordelen en schaalnadelen

Schaalvoordelen of -nadelen geven aan of een organisatie efficiënter kan werken. Dat kan

door voor een grotere schaal te kiezen (schaalvoordelen) of juist voor een kleinere schaal te

kiezen. Kleine organisaties kunnen te maken krijgen met schaalvoordelen, omdat zij bij de

uitbreiding van de productie tot een betere arbeidsverdeling kunnen komen en

kapitaalgoederen efficiënter kunnen gebruiken. Schaalvergroting zorgt er tevens voor dat

organisaties meer macht krijgen op de inkoopmarkt waardoor zij meer kortingen kunnen

bedingen bij de inkoop.

Wanneer organisaties erg groot worden verdwijnen de voordelen en overheersen de nadelen.

Er is sprake van schaalnadelen wanneer bij een toename van de productie de gemiddelde

kosten sneller stijgen dan de productie. Dit kan veroorzaakt worden door vergaande

bureaucratisering, minder sociale controle en een geringere betrokkenheid van werknemers

bij de organisatie (Blank, 2015, p. 38). Er is sprake van een optimale schaal wanneer

maximaal van arbeidsverdeling geprofiteerd wordt zonder al te ver doorgevoerde

bureaucratie.

Blank, Haelermans, Koot, en Putten-Rademaker (2008, p. 21) poneren dat schaalvoordelen

zich ook manifesteren door de concentratie van huisvesting. Door het openhouden van

verschillende locaties worden deze schaalvoordelen teniet gedaan.

2.1.3 De kostenstructuur

Binnen een organisatie is een kostenstructuur aanwezig. De kostenstructuur geeft

(15)

van de relatie tussen de kosten en de allocatie van ingezette middelen in een organisatie

enerzijds en de productie en prijzen van ingezette middelen anderzijds. De schaalvoordelen en

-nadelen zijn uit de kostenstructuur af te leiden. De gemiddelde kosten in relatie tot de

omvang van de productie worden in een grafiek weergegeven. Hierbij wordt op de horizontale

as de omvang van de productie weergegeven en op de verticale as de kosten (Blank, 2015, p.

38).

Grafiek 1. Gemiddelde kosten naar omvang productie (Blank, 2015, p. 39).

De grafiek geeft twee curven weer. De gemiddelde kosten vertonen veelal een U-curve (rode

lijn). Eerst leidt schaalvergroting tot dalende gemiddelde kosten, tot een optimaal punt is

bereikt. Na dit punt leidt schaalvergroting tot stijgende gemiddelde kosten. Links van het

optimale punt is sprake van schaalvoordelen, rechts van dit punt is sprake van schaalnadelen.

Het is niet altijd het geval dat een gemiddelde kostencurve een U-vorm aanneemt. In

sommige situaties dalen de gemiddelde kosten tot een bepaald punt, waarna de gemiddelde

kosten nagenoeg gelijk blijven. Er is dan sprake van een L-vorm (blauwe lijn). Dit kan

veroorzaakt worden door blijvende aandacht voor de reductie van kosten en technologische

ontwikkelingen (Blank, 2015, p. 39).

2.1.4 Maatschappelijke kosten

Naast bedrijfseconomische kosten zijn er externe kosten. Dit zijn kosten zoals toezichtlast,

kosten die toezicht veroorzaakt bij onder toezicht staande organisaties. De toezichtlast vloeit

voort uit de informatieverplichting van de onder toezicht staande organisaties richting de

toezichthouder. De toezichthouder dient van informatie te worden voorzien door de onder

(16)

speciaal informatie worden verzameld. Ook als de informatie beschikbaar is moet deze soms

worden gegoten in een door de toezichthouder vereiste vorm en op een bepaalde manier

worden aangeleverd. Tevens dient de toezichthouder bij inspectiebezoeken gefaciliteerd te

worden. Aan dit alles zijn kosten verbonden voor de onder toezicht staande organisaties

(Toolsema, Allers & Zeilstra, 2010, p. 10).

2.1.5 Transactiekosten

Transactiekosten zijn de kosten die worden gemaakt om vraag en aanbod bij elkaar te brengen

en een transactie tot stand te laten komen. Het betreft aanvullende kosten bij de

productiekosten van een goed of een dienst. Er zijn verschillende transactiekosten te

onderscheiden:

• Zoek- en informatiekosten. Dit zijn kosten voor het vinden van een product en voor

het vaststellen van de beschikbaarheid, prijs en kwaliteit van het product. Bij de

aanwezigheid van meerdere organisaties nemen ook de zoek- en informatiekosten toe.

• Contractkosten. Dit zijn kosten voor het opstellen van een overeenkomst met een andere partij. Ook hier geldt veelal dat bij een toename van het aantal organisaties de

contractkosten toenemen.

• Controle- en nalevingskosten. Deze kosten zijn gerelateerd aan het controleren of de

voorwaarden in de overeengekomen contracten worden nageleefd. Het betreft hier

kosten die gemaakt worden voor inspecties en medezeggenschapsraden. De controle-

en nalevingskosten nemen toe bij een groter aantal organisaties (Blank, 2015, p. 45).

(17)

De grafiek geeft drie curven weer. De rode curve laat zien dat de laagste gemiddelde

transactiekosten tot stand komen bij kleiner aantal organisaties. De groene curve geeft de

totale kosten weer. De totale kosten worden gevormd door de transactiekosten (rode curve) en

de bedrijfskosten (blauwe curve) bij elkaar op te tellen.

2.1.6 Overgangskosten

Wanneer organisaties fuseren worden er vaak hoge kosten gemaakt. Deze overgangskosten

worden veroorzaakt door het integreren van verschillende (administratieve) systemen of

werkmethoden in de nieuwe organisatie. Ook de verschillen in bedrijfscultuur van twee te

fuseren organisaties kunnen in de beginfase zorgen voor extra kosten. Op het gebied van

huisvesting worden dikwijls kosten gemaakt doordat er nieuwe huisvesting moet worden

gecreëerd en er oude huisvesting moet worden afgestoten. De overgangskosten kunnen als

een aparte investering worden beschouwd en kunnen voor meerdere jaren leiden tot extra

kosten in de vorm van rente en afschrijvingen. Om de overgangskosten binnen een redelijke

termijn te compenseren dienen de besparingen door de fusie substantieel te zijn (Blank, 2015,

p. 47).

De overgangskosten worden vaak onderschat. Blank (2015) beschrijft dat uit analyses naar

aanleiding van studies over burgerzaken bij gemeenten blijkt dat fuserende gemeenten

gemiddeld zes jaar lang met extra kosten te maken krijgen. Pas daarna begint de fusie te

renderen.

2.2

Vormen van samenvoeging

Organisaties met ieder een eigen cultuur kunnen op verschillende manieren fuseren. Het

samenbrengen van twee organisaties waarbij verschillende culturen worden samengevoegd

wordt in de literatuur ook wel acculturatie genoemd. Acculturatie bij fusies is het resultaat

van een coöperatief proces waarbij de inzichten, aannames en waarden van twee voormalig

onafhankelijke organisaties een samengestelde cultuur gaan vormen (Larsson en Lubatkin,

2001, p. 1574). Nahavandi en Malekzadeh (1988, p. 82) beschrijven acculturatie als een

verandering in twee culturele systemen die ontstaat door de vermenging van culturele

(18)

groepsniveau. Nahavandi en Malekzadeh (1988, p. 82) onderscheiden een aantal vormen van

acculturatie:

• Integratie: er is sprake van integratie als de twee samen te voegen partijen zich aan elkaar aanpassen. Bij de samensmelting van de organisaties ontstaat in dit geval een

nieuwe cultuur.

• Assimilatie: bij assimilatie neemt de ene partij de identiteit en cultuur van de andere partij over. Hierbij staan de organisatieleden van de ene partij hun cultuur en

werkwijzen af om de cultuur en werkwijzen van de andere partij over te nemen.

• Separatie: bij separatie trachten de samen te voegen partijen de eigen cultuur en werkwijzen te behouden door gescheiden te blijven. Hierbij functioneren de samen te

voegen organisaties onder een gezamenlijke paraplu. Tussen de organisaties zal zich

een minimale uitwisseling van cultuur voordoen.

• Marginalisatie: bij marginalisatie hebben de samen te voegen partijen geen

gelegenheid om de eigen organisatie-identiteit te behouden, maar willen de partijen

ook niet opgaan in elkaar. Bij deze variant van acculturatie bestaat een risico op

uiteenvallen van de samenhang en vervreemding.

In termen van weerstand en binding met de gefuseerde organisatie kan worden gesteld dat bij

integratie de meeste kans op binding bestaat. Bij marginalisatie zullen desintegratie en

vervreemding weerstand oproepen. Bij assimilatie is moeilijk vast te stellen of de organisatie

zich zal binden of dat de organisatie weerstand zal bieden. Dit hangt af van de voorbereiding

op de assimilatie. Bij separatie zijn de organisaties weliswaar gefuseerd, maar zal de situatie

nagenoeg in de gefuseerde organisaties gelijk blijven door een minimale uitwisseling van

cultuur en werkwijzen.

2

.

3

Factoren die invloed hebben op een fusie

In deze paragraaf worden enkele factoren beschreven die in de literatuur worden uiteengezet

als factoren die van invloed zijn op het resultaat van een fusie.

2.3.1 Cultuur

In deze subparagraaf wordt eerst een beschrijving gegeven van de betekenis van cultuur.

(19)

Cultuur wordt gezien als een sociaal bindmiddel: het zorgt ervoor dat individuen met elkaar

verbonden zijn, en het zorgt voor organisatiecohesie. Cultuur wordt onder andere gevormd

door personeel- en managementrelaties en de besluitvormingsstijl (Benton & Austin, 2010).

Een organisatiecultuur kan worden gedefinieerd als: Een patroon van basis aannames,

gebruikt door een bepaalde groep, waarbij ze leert omgaan met problemen van externe aanpassing en interne integratie, en dat goed heeft gewerkt, en dus als valide beschouwd wordt, en daarom ook overgedragen kan worden aan nieuwe medewerkers als de juiste wijze voor het signaleren, denken en handelen in relatie tot dergelijke problemen (Schein, 1984, p. 3).

Cartwright en Cooper (1993) noemen culturele tegenstellingen als een van de meest

belangrijke oorzaken voor het falen van fusies. Benton en Austin (2010) stellen dat het

nalaten van een uitvoerige analyse van de culturele verschillen tussen organisaties een

negatieve invloed heeft op het fusieproces. Om op een succesvolle wijze organisatieculturen

te kunnen integreren, dienen de leiders van de fusie-organisaties de samen te voegen

organisatieculturen te kennen. Door inzicht te verkrijgen in de verschillen tussen de

organisatieculturen, ontstaat er zicht op de uitdagingen die zich zullen voordoen op het

moment dat de organisatieculturen worden gecombineerd (Benton & Austin 2010, p. 467).

Er worden vier typen organisatiecultuur beschreven door Cartwright en Cooper (Cartwright &

Cooper, 1993, p. 67). In de volgende sub-subparagraaf worden deze typen toegelicht.

2.3.1.1 Cultuurtypen

Cartwright en Cooper (1993) omschrijven vier cultuurtypen op basis waarvan

organisatieculturen kunnen worden ingedeeld. Deze typen zijn de volgende:

• Machtscultuur

Bij het cultuurtype macht is er sprake van macht waarbij beslissingen worden

genomen door de actor die de macht heeft. Er is weinig ruimte voor medewerkers om

eigen initiatieven te nemen.

• Rolcultuur

Het cultuurtype rol wordt gekenmerkt door bureaucratie en hiërarchie. De nadruk ligt

hierbij op formele procedures. De medewerkers acteren binnen de grenzen van rol die

zij toebedeeld hebben gekregen.

(20)

Bij het cultuurtype taakgericht/doelgericht ligt de nadruk op de taak die dient te

worden gerealiseerd en het werken in teamverband. Resultaten zijn belangrijker dan

regels. Er is sprake van een hoge mate van flexibiliteit en autonomie, waarbij de

medewerkers handelen op een wijze die past bij de uitvoering van de taak.

• Persoonsgerichte/individugerichte cultuur

Het cultuurtype persoonsgericht/individugericht legt de nadruk op gelijkheid binnen

de organisatie, en richt zich op de persoonlijke groei van de medewerker. De

medewerkers hebben de ruimte om hun eigen gang te gaan (Cartwright & Cooper,

1993, p. 62).

Cartwright en Cooper (1993) stellen dat er niet één ‘beste’ cultuur is voor een succesvolle

samenvoeging. Dit komt doordat er verschillende vormen van combinaties van

organisatieculturen zijn die een goed resultaat kunnen opleveren. De situatie waarin de

organisaties zich bevinden kan tevens invloed hebben op de uitkomst van de fusie. De

culturele overeenkomst van de samen te voegen organisaties is niet noodzakelijkerwijs een

voorwaarde voor succes. Zo kan het samenvoegen van machtsculturen belemmerend zijn voor

een succesvolle fusie, doordat er een grote kans bestaat dat de machtskarakters van de

organisaties met elkaar zullen botsen. Ook kunnen zich situaties voordoen waarbij

organisaties die sterk van elkaar verschillen toch succesvol kunnen worden samengevoegd.

De toegevoegde waarde van de samenvoeging kan in dit geval liggen in de toegang tot

nieuwe ideeën en zienswijzen, en een verbreding van de gezamenlijke kennis die kan leiden

tot innovatie en ontwikkeling (Stahl & Voigt, 2008, p. 165). Cartwright en Cooper (1993)

stellen dat hoe groter de afstand of het verschil tussen de samen te voegen culturen is, hoe

groter de inspanning zal zijn die vereist is om bij de samenvoeging een optimaal resultaat te

behalen.

Niet alle combinaties van cultuurtypen zijn even succesvol. Zo is het type macht in de

dominante rol in bijna alle combinaties problematisch. Cartwright en Cooper (1993) noemen

een aantal combinaties die succesvol en niet succesvol kunnen zijn. Deze combinaties zijn

(21)

Tabel 1. The collaborative marriage (Cartwright & Cooper, 1993, p. 67)

Cultuur van de overnemende partij

(dominant)

Cultuur van overgenomen partij

Aannemelijke uitkomst Toelichting

Macht Macht Problematisch Succes afhankelijk van de keuze en het charisma van de organisatieleider Macht Rol, Taakgericht/

doelgericht, Persoon/individu

Rampzalig Verzet tegen assimilatie, cultuurbotsingen

Rol Macht Potentieel goed Assimilatie, acceptatie aannemelijk

Rol Rol Potentieel goed Soepele assimilatie Rol Taakgericht/doelgericht Potentieel problematisch Veel leidinggevenden

zullen overstappen naar de overgenomen organisatie om de bureaucratie te ontlopen Rol Persoon/individu Potentieel rampzalig Anarchie is aannemelijk,

medewerkers zullen het niet ondersteunen Taakgericht/doelgericht Macht, Rol, Taakgericht

/doelgericht

Potentieel goed Assimilatie aannemelijk, kleine cultuurschok bij overgang

Het management dient bij een fusie te onderkennen dat een organisatie waarmee gefuseerd zal

worden een eigen cultuur heeft. Het verkrijgen van een succesvolle samenvoeging hangt af

van het vormen van een samenhangende cultuur die elementen combineert uit beide culturen,

waarbij de culturen elkaar aanvullen. Er dient beseft te worden dat aspecten van de cultuur

van de partnerpartij waardevol zijn (Cartwright & Cooper, 1993, p. 68).

Met betrekking tot het model van Cartwright en Cooper (1993) valt een beperking van dit

model waar te nemen. In de beschrijving van de cultuurtypen door Cartwright en Cooper gaan

zij uit van een overnemende partij, een partij die dominant is, en een partij die overgenomen

wordt. Bij de organisaties in dit onderzoek is geen sprake van een overname. In de

beschrijving van de combinaties van cultuurtypen van Cartwright en Cooper (1993) wordt

geen rekening gehouden met de situatie waarbij sprake is van gelijkwaardige partijen. De

situatie waarbij sprake is van gelijkwaardige partijen kan mogelijk leiden een afwijkende

karakteristiek ten opzichte van de uitkomsten, zoals beschreven door Cartwright en Cooper

(1993). Dit kan een beperking vormen voor de toepassing van het model van Cartwright en

Cooper (1993). Desalniettemin biedt het model inzicht in de karakteristieken van de

verschillende cultuurtypen, de mate van vrijheid voor een medewerker in een cultuur en de

(22)

toepasbaar is op de situatie waarbij sprake is van twee gelijkwaardige partners die lijdend

voorwerp zijn van een fusie die aangestuurd is door het Ministerie van I&M.

Naast cultuur is leiderschap een factor die invloed zou kunnen hebben op de resultaten van

een fusie. In de volgende subparagraaf zal de rol van leiderschap in fusies nader worden

toegelicht.

2.3.2. Leiderschap

In deze subparagraaf wordt eerst een definitie gegeven van leiderschap. Vervolgens wordt het

verschil tussen leiderschap en management beschreven. Aansluitend wordt ingegaan op de

verschillen in leiderschap bij fusieorganisaties. Tot slot worden in de volgende

sub-subparagraaf verschillende stijlen van leiderschap beschreven.

Leiderschap kan gedefinieerd worden als: het beïnvloeden van doelen en strategie, het

beïnvloeden van de betrokkenheid in de taak voltooiing en het behalen van doelen, het beïnvloeden van groepsvorming en identiteit en het beïnvloeden van de cultuur van een organisatie (Yukl, 1989, p. 253).

Leiderschap heeft betrekking op de persoon van de leider, de kenmerken van de medewerkers

en de kenmerken van de situatie. Leiderschap hangt samen met de eigenschappen van een

individu om anderen te beïnvloeden, en in staat te stellen een bijdrage te leveren aan het

realiseren van de doelstellingen van een afdeling of organisatie. Leiderschap wordt

vormgegeven in het proces tussen de persoon van de leider, de kenmerken van de

medewerkers en de kenmerken van de situatie. Het gaat hierbij om de mate van ‘fit’ tussen de

leider, de medewerkers en de situatie (Van Muijen, 2003, p. 11).

Yukl (1989, p. 253) beschrijft een verschil tussen leiderschap en management. Een persoon

kan een leider zijn zonder een manager te zijn, en een persoon kan een manager zijn zonder te

leiden. Yukl geeft aan dat er sprake is van een kwalitatief verschil tussen leiderschap en

management. Het verschil is gelegen in het feit dat leiders zich richten op het ontwikkelen van

een visie, met een bijbehorende strategie, het communiceren van deze visie en het motiveren

(23)

doelen, het plannen van handelingen in tijd en allocatie van medewerkers, en het oplossen van

operationele problemen .

Kavanagh en Ashkanasy (2006, p. 2) stellen dat de invloed van leiderschap op de

werkomgeving en de cultuur van organisaties effect heeft op de houding en motivatie van

medewerkers ten opzichte van organisatieveranderingen. De wijze waarop leiding wordt

gegeven in organisaties kan per organisatie verschillen. Bij een fusie kunnen de verschillen in

leiderschapsstijl invloed hebben op de integratie van de organisaties. Er kunnen problemen

ontstaan die gerelateerd zijn aan de aanwezigheid van verschillende stijlen van leiderschap bij

samen te voegen organisaties (Nahavandi & Malekzadeh, 1988, p.81). De integratie van

leiderschap in een nieuwgevormde organisatie na een fusie wordt door Shirvastava (1986)

beschreven als een van de moeilijke post-integratie aandachtspunten. Er kunnen problemen

ontstaan doordat leidinggevenden van de ene organisatie niet bekend zijn met de werkcultuur

van de andere organisatie, en de gebruikelijke wijze waarop er leiding werd gegeven in de

andere organisatie. Leidinggevenden van fusieorganisaties dienen kennis te nemen van

elkaars perspectieven op het gebied van leidinggeven. Om dit te bevorderen is het van belang

om leidinggevenden uit te wisselen tussen de fusieorganisaties (Shirvastava, 1986, p. 72). Het

uitwisselen van leidinggevenden draagt bij aan het ontwikkelen van een consistente

bedrijfscultuur en het bevorderen van de toewijding en motivatie van het personeel

(Shirvastava, 1986, p. 72).

Binnen organisaties kunnen verschillende typen van leiderschap voorkomen. In de volgende

sub-subparagraaf worden deze leiderschapsstijlen nader toegelicht.

2.3.2.1 Leiderschapsstijlen

Tolbert en Hall (2009) noemen vier leiderschapsstijlen met een bijbehorend

besluitvormingsgedrag:

• De autoritaire of autocratische stijl

Hierbij worden door de leider besluiten genomen onafhankelijk van de

(24)

Bij deze stijl worden informatie en suggesties verzameld, afkomstig van de

ondergeschikten. Mede op basis van deze inbreng zal door de leiding een besluit

worden genomen;

• De delegatie stijl

Hierbij worden bevoegdheden aan een of meerdere organisatieleden beschikbaar

gesteld, op basis waarvan deze medewerkers een besluit kunnen nemen; • Participatieve stijl

Dit is een benadering waarbij de groep van medewerkers wordt betrokken bij het

formuleren van het probleem, het vinden van de mogelijke oplossing, en het selecteren

van de uiteindelijke oplossing.

In termen van bij elkaar passende stijlen van leiderschap kan worden gesteld dat de autoritaire

stijl van leidinggeven een grote tegenstelling heeft ten opzichte van de delegatie stijl. De rol

van de medewerker verschilt bij deze stijlen sterk. Een eventuele samenvoeging zal hier veel

inspanning vragen. De delegatie stijl wijkt met het delegeren van bevoegdheden ook af van de

consultatieve stijl en de participatieve stijl. De consultatieve stijl en de participatieve stijl

zitten dicht bij elkaar. Dit blijkt uit de consultatie en / participatie van medewerkers bij

aandachtspunten in de organisatie, waarbij de leidinggevenden wel duidelijk de uiteindelijke

besluiten nemen. Om bij een fusie op een goede wijze verschillende stijlen van leidinggeven

bij elkaar te kunnen brengen, is het van belang dat de leidinggevenden kennis nemen van

elkaars perspectieven op het gebied van leidinggeven. Tevens is het belangrijk dat zij kunnen

komen tot overeenstemming over de wijze waarop er leiding dient te worden gegeven in de

nieuwe organisatie .

Naast cultuur en leiderschap vormt communicatie een andere factor die van invloed is op het

resultaat van een fusie. In de volgende subparagraaf wordt de factor communicatie

omschreven.

2.3.3. Communicatie

In deze subparagraaf wordt eerst een toelichting gegeven van het begrip communicatie. Er

wordt ingegaan op de rol die communicatie speelt in een organisatie en bij een fusieproces.

Vervolgens wordt het verschil in de wijze van communiceren besproken dat kan voorkomen

(25)

Fundamenteel bij het begrip communicatie is de tweezijdigheid: de wisselwerking tussen

twee eenheden. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van

communicatie: (1) vorm A, communicatie als een proces van niet specifiek gerichte

verspreiding met uitsluitend aandacht voor de zender; (2) vorm B, communicatie als een

proces waaraan actieve zenders en passieve ontvangers deelnemen, met als doel het bereiken

van een door de zender bepaald resultaat; (3) vorm C, communicatie als een

tweerichtingsverkeer waarbij zender en ontvanger actief kunnen zijn en van rol kunnen

wisselen (Olsthoorn & Van der Velden, 2002). Olsthoorn en Van der Velden omschrijven

communicatie als: Een proces van sociale interactie waarin een zender via een medium met

een bepaalde bedoeling (bewust of onbewust) informatie geeft aan een ontvanger die deze verwerkt (Olsthoorn & Van der Velden, 2002, p. 5).

Volgens Elving (2005) kent communicatie in een organisatie twee doelen. Communicatie

heeft als doel de medewerkers te informeren over de uit te voeren taken, om beleid en andere

organisatiegerelateerde zaken kenbaar te maken. Het tweede doel is het creëren van

gemeenschapszin door het bevorderen van de groepsidentiteit van de medewerkers. Volgens

De Ridder (2004) heeft directe communicatie van het management met medewerkers een

positief effect op het vertrouwen van de medewerkers in de organisatie. Communicatie is te

allen tijde van belang voor het succes van een organisatie. Zij speelt een belangrijke rol bij het

behouden en motiveren van medewerkers (Van Raes, VanBeselaere, De Witte & Boen, 2009,

p. 86).

De wijze waarop binnen organisaties wordt gecommuniceerd, kan per organisatie verschillen.

De manier waarop er wordt gecommuniceerd hangt dikwijls samen met de cultuur die

aanwezig is in een organisatie. De kenmerken die aan de stijl van communiceren kunnen

worden toegekend, komen overeen met de kenmerken die Cartwright en Cooper (1993) aan

de cultuurtypen hebben toegekend. Verschillen in de wijze waarop er wordt gecommuniceerd

in fusieorganisaties kunnen zorgen voor tegenstellingen, die een negatief effect kunnen

hebben op het resultaat van de samenvoeging. Het is van belang dat het management zich bij

een fusie bewust is van de mogelijke verschillen in de wijze waarop er wordt

(26)

In de volgende sub-subparagraaf wordt een beschrijving gegeven van de verschillende

communicatiestijlen die kunnen voorkomen in een organisatie.

2.3.3.1 Communicatiestijlen

Zoals door Cartwright en Cooper (1993) beschreven is, zijn er in organisaties verschillende

typen culturen te onderscheiden. Olsthoorn en Van der Velden (2002) beschrijven ten aanzien

van de verschillende culturen – zoals ook beschreven door Cartwright en Cooper (1993) – de

wijze waarop wordt gecommuniceerd:

• Macht. Hierbij wordt vanuit de hiërarchie overwegend direct en informeel

gecommuniceerd. De communicatierichting is top-down, met weinig ruimte voor

feedback.

• Rol. Er wordt overwegend indirect en formeel gecommuniceerd. De

communicatierichting is hierbij afhankelijk van de rol (zowel top-down als

bottom-up). De wijze van communiceren is gestandaardiseerd en vastgelegd.

• Taakgericht/doelgericht. Deze wijze wordt gekenmerkt door een combinatie van

formele en informele communicatie, waarbij sprake is van afstemming van

werkzaamheden. De communicatierichting is niet zozeer top-down, maar veeleer

horizontaal/diagonaal en niet aan hiërarchie gebonden.

• Persoonsgericht/individugericht. Hierbij is sprake van een informele wijze van

communiceren ten behoeve van de coördinatie van werkzaamheden. Er is sprake van

een horizontale communicatierichting gericht op het individu en de

specialist-individualist. Hierbij is nauwelijks sprake van hiërarchie (Olsthoorn & Van der

Velden, 2002, p.72).

Zoals eerder benoemd hangt de wijze waarop er wordt gecommuniceerd in organisaties vaak

samen met de aanwezige cultuur. Gevolg hiervan is dat effecten die voor de verschillende

cultuurstijlen zijn beschreven ook relevant kunnen zijn voor de gelijknamige

communicatiestijlen. Uitgaande van de vier communicatie stijlen, is er tussen de macht- en

persoonsgerichte communicatiestijlen veel verschil. Een succesvolle combinatie van deze

twee is zeer onwaarschijnlijk. De rolgerichte communicatiestijl zal in combinatie met de

taakgerichte stijl waarschijnlijk ook weerstand geven, dit door de combinatie van een

bureaucratische oriëntatie met een meer taakgerichte oriëntatie. Bij de rolgerichte

(27)

In deze subparagrafen is de theoretische rol van de factoren cultuur, leiderschap en

communicatie weergegeven. In de volgende subparagraaf wordt de invloed van medewerkers

met betrekking tot de acceptatie van de fusie beschreven.

2.3.4 Draagvlak medewerkers

Uit diverse onderzoeken blijkt dat fusies niet altijd een succesvol resultaat opleveren. Vijftien

procent van de grote fusies heeft negatieve gevolgen. Ongeveer zeventig procent van de fusies

levert niets op en vormt daarmee een verspilling van geld en energie (Van Raes,

VanBeselaere, De Witte & Boen, 2009, p. 10). In de literatuur wordt geponeerd dat de hoge

falingsgraad van fusies te wijten is aan een fenomeen dat ‘merger syndrome’ wordt genoemd.

Dit fenomeen heeft betrekking op de hoge mate van stressreacties bij alle betrokkenen en de

sfeer van crisismanagement bij fusies. Bij het tot stand komen van een fusie worden dikwijls

inschattingsfouten gemaakt door het management. Ten eerste wordt namelijk de

veelzijdigheid van de integratieproblemen onderschat wanneer organisaties worden

samengebracht. Ten tweede worden de benodigde middelen onderschat die nodig zijn om het

overgangsproces te managen. Ten derde wordt de impact die een fusie op de werknemers

heeft onderschat (Van Raes, VanBeselaere, De Witte & Boen, p. 14).

Naast de economische, financiële en strategische factoren wordt het belang van de impact die

van een fusie op werknemers heeft steeds meer onderkend. Bij een derde tot de helft van de

mislukte fusies waren personeelsproblemen de voornaamste oorzaak van het mislukken van

de fusie. In deze situaties had het management te weinig oog voor de problemen van het

personeel (Van Raes, VanBeselaere, De Witte & Boen, 2009, p. 16).

Fusies verlopen veelal schoksgewijs en onder een constant heersende tijdsdruk.

Personeelsleden krijgen dikwijls niet de mogelijkheid om zich geleidelijk aan te passen aan de

nieuwe, niet-vertrouwde situatie en omgeving. De menselijke factor speelt een zeer

belangrijke rol bij het slagen of mislukken van fusies van organisaties. Zo is de binding van

het personeel met de organisatie van belang bij het vormen van een goed functionerende

organisatie. Omdat deze binding met de organisatie in een fusie sterk onder druk komt te

staan, is het van belang om een sterke binding van het personeel met de fusie-organisatie te

(28)

Er bestaat een psychologische verbintenis tussen het personeel als individu en de organisatie

waar zij of hij voor werkt. Hierbij weten beide partijen wat er op het gebied van motivatie en

betrokkenheid bij de organisatie van elkaar wordt verwacht. Wanneer een organisatie wordt

opgeheven of opgaat in een nieuwe organisatie na een fusie, dan wordt deze verbintenis

verbroken of onduidelijk. De psychologische verbintenis zal in een nieuw gevormde

organisatie moeten worden hersteld (Cartwright & Cooper, 1990, p. 71).

De psychologische reactie van medewerkers op het nieuws dat de organisatie waar zij voor

werken gaat fuseren, wordt dikwijls vergeleken het gevoel dat men ervaart bij het verlies van

een vriend of familielid. Hierbij worden vier fases erkend: (1) ongeloof en ontkenning, (2)

woede, (3) emotionele onderhandeling en (4) acceptatie. De intensiteit van de reactie en de

lengte van de fases is afhankelijk van de onverwachtheid van de aankondiging, de lengte van

het dienstverband en de mate van gehechtheid van de medewerker aan de voormalige

organisatie (Cartwright & Cooper, 1990, p. 71).

2.3.4.1 Weerstand

De medewerkers kunnen te maken krijgen met onzekerheid die veroorzaakt wordt door de

organisatieverandering. Deze onzekerheid kan betrekking hebben op: het behouden van

werkgelegenheid, angst voor verlies van identiteit en autonomie, gebrek aan informatie,

verslechterde carrièrevooruitzichten, nieuwe werkrelaties en overplaatsingen (Cartwright &

Cooper, 1990, p. 71). Een hoge mate van onzekerheid, onrust en angst kan resulteren in

weerstand bij medewerkers. Deze weerstand kan leiden tot attitude- en

productiviteitsproblemen. Zo kan het gedrag en de houding van medewerkers veranderen.

Deze veranderingen kunnen een nadelige uitwerking hebben op de wijze waarop het werk

dient te worden uitgevoerd. Dit kan uiteindelijk de effectiviteit van de fusie beïnvloeden (Van

Raes, VanBeselaere, De Witte & Boen, 2009, p. 81).

Weerstand kan worden onderverdeeld in drie verschillende niveaus:

1. Op het eerste niveau is de weerstand gericht op de verandering zelf. Werknemers zijn

niet overtuigd dat de verandering een goed idee is. Met behulp van communicatie

kunnen de ideeën achter de verandering helder overgebracht worden. Aan

(29)

2. Het tweede niveau van weerstand is veelvoorkomend en heeft betrekking op de

dieperliggende kwesties van de fusie. Deze kwesties kunnen betreffen, wantrouwen,

angst voor het verlies van cultuur en respect. De weerstand kan zich uiten als twijfel

aan de motieven van de werkgever, gevoel van machteloosheid en het aanvechten van

de verandering. Om de weerstand van niveau twee te verminderen is het van belang

om de medewerkers actief te betrekken bij de fusie. Tevens heeft een luisterend oor

van de organisatie en het geven van het gevoel van waarde en bescherming ook een

positief effect.

3. De weerstand van niveau drie betreft dieperliggende kwesties en is de sterkste vorm

van weerstand. Bij deze vorm van weerstand wordt de werkgever gezien als de vijand

waarmee een conflict is. Op dit niveau komen de kwesties die benoemd zijn bij niveau

twee herhaaldelijk terug voor een langere periode. De weerstand van niveau drie is

moeilijk om te overwinnen (Appelbaum, Gandell, Yortis, Proper & Jobin, 2000, p.

656).

Als zich veel praktische problemen voordoen, zullen medewerkers zich minder binden aan de

nieuwgevormde organisatie. De mate van binding van de medewerkers met de nieuwe

organisatie vormt een belangrijke factor voor het succes van de fusie. Een goede binding van

het personeel met de fusieorganisatie zal tevens resulteren in een vergrote acceptatie van deze

nieuwe organisatie, en zal daarmee leiden tot minder weerstand (Van Raes, VanBeselaere, De

Witte & Boen, 2009, p. 81).

2.4

Conclusie theoretisch kader

In dit hoofdstuk is de theoretische achtergrond van fusies nader toegelicht. Er is beschreven

wat onder een fusie wordt verstaan en wat de overwegingen voor organisaties zijn om te gaan

fuseren. Zo is ook de invloed van schaalgrootte beschreven op de mate van efficiëntie van

organisaties. Verder zijn de verschillende vormen waarop organisaties met elkaar kunnen

samengaan beschreven. In dit hoofdstuk zijn tevens een aantal factoren beschreven die

volgens de literatuur invloed kunnen uitoefenen op het resultaat van een fusie.

Voor een succesvolle fusie is het van belang dat er waarde wordt gecreëerd. Deze waarde kan

(30)

maar ook door het samenvoegen van huisvesting en door een uniforme inrichting van de

bedrijfsvoering.

De literatuur geeft aan dat veel van de succes- en faalfactoren van fusies, te vinden zijn op het

gebied van de menselijke en culturele factoren. Tegenstrijdigheden in cultuur, verschillen in

leiderschaps- en communicatiestijl van de organisaties spelen tevens een rol wanneer zij gaan

fuseren. Deze factoren kunnen invloed op het resultaat van de fusie hebben. Bepaalde

combinaties kunnen leiden tot een potentieel goede fusie; andere combinaties kunnen leiden

tot een potentieel rampzalige samenvoeging. Zo kan de samenvoeging van organisaties

problematisch zijn wanneer er bij beide organisaties machtsculturen aanwezig zijn. Op basis

van de literatuur bestaat de verwachting dat hoe groter de verschillen tussen de samen te

voegen partijen zijn, hoe langer het integratieproces zal duren. Echter een grote mate van

overeenkomende factoren is niet altijd een voorwaarde voor een vlotte

organisatiesamenvoeging: Het succes van een goede samenvoeging is mede afhankelijk van

het vermogen om een samenhangende en naar eenheid strevende organisatie te vormen die

elementen uit beide organisaties combineert. Een andere voorwaarde voor het welslagen van

een fusie is dan ook het draagvlak bij de medewerkers voor de fusie. Het succes is veelal

afhankelijk van het bewustzijn bij de medewerkers van fusieorganisaties dat een

samenvoeging van beide organisaties waardevol kan zijn. Het vroegtijdig betrekken van

(31)

3

Onderzoeksdesign

Met dit onderzoek wordt getracht inzicht te verkrijgen in de mate waarin organisatorische

verschillen in cultuur, leiderschap en de communicatie van invloed zijn op de resultaten van

de fusie. Het onderzoek is een enkelvoudige casestudie en richt zich op de VROM-Inspectie

en de IVW voordat zij fuseerden tot de IL&T. Het onderzoek richt zich op het beantwoorden

van de volgende onderzoeksvragen:

1 Wat kenmerkt de cultuur, het leiderschap en de communicatie van de VROM-inspectie

en de IVW? Verschillen de organisaties op dit gebied?

2 Hoe hebben de cultuur, het leiderschap en de communicatie van de VROM-inspectie

en de IVW de organisatie van de IL&T bepaald?

3 Wat is de invloed van draagvlak bij de medewerkers op het resultaat van de fusie?

4 Van wat voor type samenvoeging is er sprake bij de fusie?

5 Welke schaalvoordelen heeft de fusie opgeleverd voor het toezicht?

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op het onderzoeksdesign. In paragraaf 3.1 wordt toegelicht

welk type onderzoek zal worden uitgevoerd. In paragraaf 3.2 wordt het conceptueel model

nader omschreven. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 aangegeven welke onderzoeksmethode

is gebruikt om de benodigde informatie te verzamelen. In paragraaf 3.4 staat de

operationalisatie van het conceptueel model weergegeven. Ten slotte volgt in paragraaf 3.5

een discussie over van de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek.

3.1

Type onderzoek

Het type onderzoek dat wordt toegepast om de fusie van de IWV en VROM-Inspectie tot de

nieuwe organisatie IL&T te onderzoeken is een casestudie. Karakteristiek voor de casestudie

is dat het onderzoek zich richt op één geval of object (Babbie, 2013, p. 338). De fusie die in

dit onderzoek centraal staat is gebruikt om meer inzicht te verkrijgen in de processen en de

uitkomsten van de schaalvergroting. Om te weten te komen op welke wijze verschillen in

cultuur, leiderschap en communicatie doorwerken in een fusie, is een verdiepend onderzoek

uitgevoerd. Er is bewust gekozen om één specifieke fusie te onderzoeken en niet meerdere

fusies. Fusies zijn niet per definitie effectief, maar kunnen dit in bepaalde omstandigheden

wel worden. De invulling van het fusieproces, maar ook de context waarin de fusie

plaatsvindt, bepaalt welke uitkomsten zullen ontstaan. Wat betreft de resultaten van de

(32)

zijn. Hiertegenover staat het feit dat de casestudie de mogelijkheid biedt tot het opstellen van

gedetailleerde beschrijvingen en het genereren van proposities die in vervolgonderzoek

systematischer kunnen worden onderzocht.

3.2

Conceptueel model

Op basis van inzichten uit de relevante literatuur over fusies en organisatieveranderingen is

een conceptueel model opgesteld. Het conceptuele model zal de leidraad vormen voor dit

onderzoek. In het conceptuele model zijn cultuurtype, leiderschapstype, communicatietype en

het draagvlak van de medewerkers als onafhankelijke variabelen opgenomen.

Figuur 1 conceptueel model

3.3

Dataverzameling

Het uitgevoerde onderzoek is een kwalitatief exploratief onderzoek. Er is gekozen voor

kwalitatief onderzoek om op een meer verdiepende wijze te kunnen onderzoeken op welke

wijze de verschillen in cultuur, leiderschap en communicatie doorwerken in de fusie.

De data zijn verzameld door middel van documentanalyse en het afnemen van interviews met

medewerkers binnen de organisatie van de IL&T. De documentanalyse wordt uitgevoerd door

organisatiedocumenten te raadplegen, zoals het IL&T meerjarenplan 2012-2016, het IL&T

jaarverslag 2012, de IL&T publicatie Bedrijfsfunctiemodel en de IL&T handleiding Wasstraat

Bedrijfsprocessen. De documentanalyse maakt het mogelijk om inzicht te verkrijgen in de

(33)

fusie. Daarnaast was het mogelijk om via de documentanalyse een goed beeld te vormen van

de ontwikkelingen op het gebied van de nieuwe toezichtmethodes.

Ten behoeve van de interviews is een standaardvragenlijst samengesteld, deze is opgenomen

in bijlage 4. Met behulp van deze vragenlijst worden functionarissen uit verschillende lagen

van de organisatie geïnterviewd. Er worden interviews afgenomen met onder andere het

hoofd van de afdeling bedrijfsvoering, enkele inspecteurs, het hoofd van een afdeling

handhaving en een lid van het managementteam van een van de toezichtdomeinen. Er is

gekozen om met functionarissen uit meerdere organisatielagen te spreken, om een zo goed

mogelijk beeld te kunnen vormen van de fusieorganisaties. Er zijn binnen de organisatie van

de IL&T zeveninterviews afgenomen. Drie medewerkers uit de voormalige VROM-Inspectie

zijn geïnterviewd, en drie medewerkers uit de voormalige IVW. Verder is er één algemene

medewerker van de IL&T geïnterviewd. Een overzicht van de geïnterviewde personen is te

vinden in de respondentenlijst in bijlage 1. De verzamelde gegevens die zijn verkregen op

basis van de interviews en de documentanalyse zijn geanalyseerd. De resultaten van de

analyse zijn weergegeven in hoofdstuk 4.

3.4

Operationalisering

Om het conceptueel model bruikbaar te maken voor een toepassing in het kader van het

onderzoek, dienen de factoren van het model geoperationaliseerd te worden. In deze paragraaf

zal per factor beschreven worden hoe deze factor geoperationaliseerd is.

3.4.1 Cultuurtype

Met betrekking tot organisatiecultuur wordt in het onderzoek de definitie gebruikt die is

opgesteld door Schein (1984, p. 3) ‘Een patroon van basis aannames, gebruikt door een

bepaalde groep, waarbij ze leert omgaan met problemen van externe aanpassing en interne integratie, en dat goed heeft gewerkt, en dus als valide beschouwd wordt, en daarom ook overgedragen kan worden aan nieuwe medewerkers als de juiste wijze voor het signaleren, denken en handelen in relatie tot dergelijke problemen’. De vier cultuurtypen die in het onderzoek worden belicht, zijn:

• machtscultuur

(34)

• taakgerichte/doelgerichte cultuur

• persoonsgerichte/individugerichte cultuur

Om deze abstracte typeringen ten behoeve van het uitvoeren van empirisch onderzoek

concreter te maken, zijn aan de typeringen indicatoren gekoppeld. Op basis van dit geheel van

typeringen en indicatoren zijn vervolgens de interviewvragen geformuleerd. In het

operationalisatieschema in bijlage 2 deel 1 zijn de indicatoren en interviewvragen

weergegeven voor elk van de cultuurtypen. Op deze manier is gepoogd de cultuur in de twee

fusieorganisaties en in de nieuwe fusieorganisatie in kaart te brengen.

3.4.2 Leiderschapsstijl

Voor leiderschap wordt in het onderzoek de definitie van Yukl (1989, p. 253) gebruikt.

Leiderschap wordt door hem beschreven als ‘Het beïnvloeden van doelen en strategie, het

beïnvloeden van de betrokkenheid in de taakvoltooiing en het behalen van doelen, het beïnvloeden van groepsvorming en identiteit en het beïnvloeden van de cultuur van een organisatie’. De vier stijlen van leiderschap die in het onderzoek worden belicht, zijn:

• autoritaire of autocratische stijl • consultatieve stijl;

• delegatiestijl; • participatieve stijl.

Om deze abstracte stijlen ten behoeve van het uitvoeren van empirisch onderzoek concreter te

maken, zijn aan de stijlen indicatoren gekoppeld. Op basis van dit geheel van stijlen en

indicatoren zijn vervolgens de interviewvragen geformuleerd. In het operationalisatieschema

in bijlage 2 deel 1 zijn voor alle leiderschapsstijlen de indicatoren en interviewvragen

weergegeven. Op deze wijze is getracht de stijl van leidinggeven in de twee fusieorganisaties

en de nieuwe organisatie in kaart te brengen.

3.4.3 Communicatiestijl

Met betrekking tot communicatie wordt gebruikgemaakt van de definitie van Olsthoorn en

Van der Velden. In deze definitie wordt communicatie beschreven als ‘Een proces van sociale

Figure

Tabel 1. The collaborative marriage (Cartwright & Cooper, 1993, p. 67)  Cultuur van de  overnemende partij  (dominant)  Cultuur van  overgenomen partij
Figuur 1 conceptueel model
Tabel 2. Bevindingen kenmerken cultuur, leiderschap en communicatie
Tabel 3. Vergelijking VROM-Inspectie, IVW met nieuwe organisatie IL&T

References

Related documents

We have defined conserved and unconserved features of NepR structure that determine its function as an anti- ␴ factor and uncovered a functional role for intrinsically

Long-term colonization of patients with bla KPC -positive Klebsiella pneumoniae creates new opportunities for horizontal gene transfer of plasmids en- coding antibiotic resistance

All insertion events for a given transposon were used to generate BLogo sequence logo plots of position speci- fic sequence bias, with positions colored if significant at P <

Mechanical cues can stimulate the expression of an osteogenic phenotype, enhance matrix and mineral deposition, and infl uence tissue organization to improve the functional

This study investigates whether cognitive ability is related to healthy dietary habits, physical activity and appropriate bodyweight in adolescents and examines whether

WHOQOL HIV Group: preliminary development of the World Health Organsiation’s quality of life HIV instrument (WHOQOL-HIV): analysis of the pilot version. Soc

(A) Normal control: H & E stained sections of kidney of normal control rats showing normal glomeruli with normal baseline and tubules (yellow arrows); (B) Diabetic control:

However, two reports have shown a positive effect of lenalidomide on bone lesions, i.e., the disappearance of bone lesions on PET/CT fol- lowing lenalidomidemonodrug therapy in one