• No results found

Het geheim van een goed begin: sociaal netwerk en zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2020

Share "Het geheim van een goed begin: sociaal netwerk en zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol"

Copied!
24
0
0

Loading.... (view fulltext now)

Full text

(1)

Ne

lleke Leo

ni

e Ve

rho

ev

en

-Wi

jnho

r

s

t

Maste

rsc

ripti

e 2

012

-2013

Het ge

heim van

een go

ed b

egin

Soc ia al n et w er k e n zel f v e rt rouw en te n aan zien v an d e moe d er ro l

Nelleke Leonie Verhoeven-Wijnhorst (N.L.), s0906727 Onder begeleiding van: Dr. S. C. J. Huijbregts

Tweede beoordelaar: Dr. K. B. van der Heijden

Masterproject ‘Een goed begin’ Master Education and Child Studies

(2)

2

Samenvatting

Dit onderzoek heeft bijgedragen bij aan inzicht in de invloeden van het sociaal netwerk op het

zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Uit de literatuur kwam naar voren dat het

sociaal netwerk van invloed is op het zelfvertrouwen van de jonge moeder, maar er is niet

onderzocht welk facet zijn invloed heeft. In dit onderzoek werd gekeken naar de verschillende

aspecten van het sociaal netwerk, zoals de frequentie van het contact, de ervaren steun en de

driedeling familie, vrienden of betekenisvolle anderen. Daarbij wordt onderzoek gedaan naar

welk aspect zijn invloed heeft op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Hierbij

werd rekening gehouden met de splitsing hoog- en laag risico moeders. Uit dit onderzoek

bleek dat voor de hoog risico moeders de ervaren steun van betekenisvolle anderen van

invloed is op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Voor de laag risico moeders is

juist het aantal vrienden van invloed op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. De

frequentie van contact heeft echter geen invloed op het zelfvertrouwen ten aanzien van de

(3)

3

Inleiding

In Nederland is nog maar weinig onderzoek gedaan naar werkzame interventies bij jonge

moeders (Oudhof, Zoon & Stege, 2012). Met de definitie jonge moeder wordt in dit

onderzoek geduid op moeders van zeventien tot en met vijfentwintig jaar. In elke periode van

het leven zijn weer andere levenslooptransities (Kalmijn, 2002), waarmee de overgangen in

levenssituaties worden bedoeld. Voorbeelden van levenslooptransities zijn bijvoorbeeld uit

huis gaan, samenwonen en kinderen krijgen. Mensen hebben over het algemeen bepaalde

verwachtingen bij deze levenslooptransities, welke gebaseerd zijn op religie, cultuur en

gewoonten (Kalmijn, 2002). Jonge Nederlandse vrouwen ondergaan door het krijgen van

kinderen deze levenslooptransitie een stap eerder dan gemiddeld. In 2009 kregen vrouwen in

Nederland gemiddeld hun eerste kindje wanneer zij 29,4 jaar waren (CBS, 2011). De jonge

moeders in dit onderzoek ondergaan dus minstens vier jaar eerder de betreffende

levenslooptransitie. Dit kan bij de maatschappij (voor)oordelen oproepen, zoals een

vermoeden dat de zwangerschap ongewenst is, het niet in staat zijn om een degelijke

opvoeding te bieden en het niet kunnen bieden van een stabiele thuissituatie. Op zich hoeft het

zijn van een jonge moeder geen risicofactor te zijn voor de ontwikkeling van het jonge kind

(Oudhof, Zoon & Stege, 2012). Echter, wanneer een jonge leeftijd van de moeder samengaat

met een lage sociaaleconomische status (SES), een laag opleidingsniveau, psychopathologie

bij moeder, middelengebruik en/of ongewenste zwangerschap, dan kan het zijn dat deze

factoren samen een risico vormen voor achterstand in de ontwikkeling van het jonge kind

(Verhulst, 2005). Deze factoren hangen sterk samen met de voorgeschiedenis van de jonge,

aanstaande moeder en de aanwezigheid van beschermende factoren (Moran, Pederson, &

Krupka, 2005). Voorbeelden van beschermende factoren zijn een hoge intelligentie of een

vaste partner. Wanneer de moeder meer stress tijdens de zwangerschap ervaart, verhoogt dit

de kans op latere psychopathie bij het kind (Huizink, Mulder & Buitelaar, 2004).

Zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. In het dagelijks leven heeft zelfvertrouwen

in algemene zin een positief effect op verschillende terreinen. Onder andere in Japan en

Vietnam is onderzoek gedaan naar het zelfvertrouwen van jonge moeders. Hieruit blijkt dat de

moeders die voor het eerst zwanger zijn en dit niet gepland hebben, het minste zelfvertrouwen

rapporteren (Goto et. al., 2010). De moeders met meer zelfvertrouwen staan sterker bij

tegenslag en laten dit ook zien aan hun kinderen.Het zelfvertrouwen ten aanzien van de

(4)

4 moeder-kind relatie en andere kindgebonden ontwikkelingen, zoals taal- en

sociaal-emotionele ontwikkeling (Goto et. al., 2010). Porter en Hsu (2003) ontdekten dat een laag

zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol gerelateerd is aan depressie, angst en

huwelijksconflicten. Het zelfvertrouwen in de moederrol blijkt toe te nemen wanneer het kind

geboren is (Porter & Hsu, 2003). Het temperament van het kind na de geboorte, lijkt voor een

groot deel te voorspellen hoe groot het zelfvertrouwen van moeder is ten aanzien van haar

moederrol (Porter & Hsu, 2003). Ook uit ander onderzoek blijkt dat wanneer het kind in de

vroege ontwikkeling gedragsproblemen lijkt te hebben, dit zorgt voor een daling in het

zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol (Maniadaki, Sonuga-Barke, Kakouros &

Karaba, 2005). Hoe heviger de gedragsproblemen in de vorm van de attention deficit

hyperactivity discorder (ADHD ) zich uiten, hoe lager het zelfvertrouwen ten aanzien van de

moederrol.

Sociaal netwerk. De sociale omgeving stigmatiseert de jonge vrouwen die zwanger zijn. Dit

kan zorgen voor een kleiner wordend sociaal netwerk (Whitehead, 2001), terwijl het sociale

netwerk van cruciaal belang is voor een goede start van de ontwikkeling van het kind

(Keinemans, 2010). Vooral de moeder van de jonge moeder wordt gezien als belangrijke

actor. Zij kan de jonge moeder van de nodige steun en begrip voorzien, ondanks dat de

ontwikkelingen onverwachts of zelfs ongewenst zijn. Voor jonge moeders vormt een sociaal

netwerk een belangrijke ondersteuning voor de gehechtheid van het ongeboren kind (Oudhof,

Zoon & Stege, 2012). Sociaal netwerk is een breed begrip en wordt in dit onderzoek in drie

vormen onderscheiden, namelijk familie, vrienden en betekenisvolle anderen. Het sociaal

netwerk wordt niet gevormd door kortstondige contacten, maar door langdurige relaties. De

relaties in het sociaal netwerk kunnen van invloed zijn op het emotioneel welbevinden

(Agneessens, de Lange, Waege, 2003). Jongere moeders hebben een meer verscheiden

netwerk in vertrouwensrelaties dan oudere moeders (Agneessens, de Lange, & Waege, 2003).

Uit dit onderzoek blijkt ook dat personen zonder partner zich vaker wenden tot familieleden,

dan personen met partner. Beide factoren zullen waarschijnlijk van significante invloed zijn

op de ontwikkeling van het pasgeboren kind. Uit onderzoek blijkt dat sociale support een

beschermende factor kan vormen voor de ontwikkeling van een postnatale depressie (Cutrona

& Trouwtman, 1986). Zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol lijkt hier een mediërende

rol in te hebben. Tevens blijkt uit onderzoek dat het sociaal netwerk een positief effect kan

(5)

5

Hypotheses

Om meer inzicht te krijgen in de invloed van het sociale netwerk en het zelfvertrouwen ten

aanzien van de moederrol, worden in deze studie die aspecten nader bekeken. Dit onderzoek

draagt bij aan het in kaart brengen van deze factoren, wat mogelijk bruikbaar kan zijn voor de

verder te ontwikkelen interventie voor jonge moeders met een hoog risico. De hoofdvraag

luidt “Wat is de invloed van een sociaal netwerk op het zelfvertrouwen van de moeder ten

aanzien van de moederrol en verschillen hoog en laag risico moeders hierin?”. Dit

zelfvertrouwen vormt ‘een goed begin’, wat aansluit op de titel van de scriptie. De

verschillende deelvragen zijn: “Hangt het aantal familieleden, vrienden en betekenisvolle

anderen (sociaal netwerk) samen met het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol

gesplitst naar hoog en laag risicomoeders?”. Hierbij wordt verwacht dat moeders die een

kleiner sociaal netwerk hebben, ook een lager zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol

laten zien. Uit onderzoek (Dovovan, Taylor, Leavitt, 2007) blijkt dat sociaal netwerk een

positief effect kan hebben op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Hoog risico

moeders lijken meer zelfvertrouwen te halen uit een groter sociaal netwerk. Ook wordt de

volgende vraag onderzocht: “Hangt frequent contact met familie,vrienden en betekenisvolle

anderen samen met het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol?”. De verwachting is

dat meer contact samenhangt met een groter zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Zo

wordt onderzoek gedaan naar welk aspect van het sociaal netwerk voor effectiviteit zorgt in

de positieve invloed op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Mede daarom wordt

ook de volgende vraag onderzocht “Zijn familie, vrienden of betekenisvolle anderen

belangrijker voor het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol en verschilt dit voor hoog

en laag risico moeders?”. Naar verwachting zoals blijkt uit de inleiding zou moeder senior,

dus familie, het belangrijkst zijn voor het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. De

verwachting is dat meer contact samenhangt met het vergroten van het zelfvertrouwen ten

aanzien van de moederrol.

Dit onderzoek draagt bij aan de mogelijkheid tot ondersteuning en training bieden aan de

moeders met een verhoogd risico op achterstand in de ontwikkeling van het jonge kind.

Wanneer deze moeders een vroege interventie ontvangen, wordt getracht het hoge risico op

achterstanden in de ontwikkeling van het kind, maar ook van de moeder-kind relatie te

verlagen of zelfs weg te nemen. Hierdoor kunnen ook deze kinderen een eerlijke en goede

start maken. In dit onderzoek wordt het gekeken naar de samenhang tussen een sociaal

(6)

6 (Keinemans, 2010) naar voren dat belangrijke figuren nodig zijn in het leven van de jonge

moeder. Niet alleen voor de praktische zaken, maar ook voor de emotionele steun naar de

jonge moeder. Anderzijds blijkt uit onderzoek (Whitehead, 2001) dat jonge moeders hun

sociaal netwerk snel verliezen door de (plotselinge) levenslooptransitie en daar schijnbaar

(7)

7

Methode

Participanten

De 91 participanten waren vrouwen tussen de 17 en 25 jaar ( Mleeftijd = 21,9 jaar, SD = 2,5

jaar) die in verwachting zijn van hun eerste kind. Ze woonden verspreid over Nederland, al

leefde het merendeel van de jonge moeders in het westelijk deel van Nederland. De

woonsituatie, achtergrond en SES (inkomen) varieerde. Daarnaast hadden niet alle moeders

meer een relatie met de vader van de baby. De jonge vrouwen zijn geworven door

verloskundigenpraktijken, yoga-lessen, beurzen en persoonlijke contacten. Bij de eerste

afspraak werd bepaald of de moeder een moeder is met en hoog (HR) of laag risico (LR).

Deze beslissing wordt gemaakt op basis van aanwezigheid van de risico- en protectieve

factoren. De risicofactoren hangen sterk samen met de voorgeschiedenis van de jonge,

aanstaande moeder en de aanwezigheid van beschermende factoren (Moran, Pederson, &

Krupka, 2005). Voorbeelden van beschermende factoren zijn, zoals genoemd in de inleiding,

een hoge intelligentie of een vaste partner. Daarnaast wordt uit de hoog risico groep nog

a-select moeders getrokken die aan een intensief coachingsprogramma deelnemen. Dit resulteert

in 45 LR moeders (Mleeftijd = 20,5 jaar, SD = 2,3 jaar), 46 HR moeders (Mleeftijd = 23,3 jaar,

SD = 2,8 jaar), waarvan er 19 deelnemen aan het coachingsprogramma.

Tabel 1a

Beschrijvende statistieken

HR moeders Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Leeftijd 20.5 2.278

Netto maandinkomen moeder 537.64 402.41

LR moeders Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Leeftijd 23.3 1.829

Netto maandinkomen moeder 1159,87 608,1

(8)

8

Tabel 1b

Beschrijvende statistieken (2)

HR moeders Percentage

Burgerlijke staat Gehuwd 8.7

Niet gehuwd, samenwonend 37.0

Niet gehuwd, niet samenwonend 47.8

Gescheiden na partnerschap 2.2

Anders 4.3

Etniciteit Nederlands 73.9

Surinaams-Hindustaans 6.5

Antilliaans of Arubaans 6.5

Gemengd 2.2

Anders 10.9

LR moeders Percentage

Burgerlijke staat Gehuwd 34.0

Niet gehuwd, samenwonend 51.1

Niet gehuwd, niet samenwonend 4.3

Geregistreerd partnerschap 6.4

Anders 4.3

Etniciteit Nederlands 85.1

Surinaams-Hindustaans 2.1

Antilliaans of Arubaans 2.1

Gemengd 4.3

Anders 4.3

Noot. HR = hoog risico moeders, LR= laag risico moeders

Materialen en procedure

Onderzoeksdesign. Het onderzoek omvat een experimenteel design met een random

getrokken steekproef en een controlegroep, de laag risico (LR) moeders (random control

trial). Het onderzoek heeft medisch-ethische toestemming ontvangen van de Universiteit

Leiden. Met elke jonge moeder worden vijf afspraken gemaakt van anderhalf tot twee uur.

Wanneer de moeder ongeveer 27 weken zwanger is, komt een onderzoeker een interview bij

(9)

9 huisbezoek gepland. Als de baby een jaar oud is, komen de ouders met het kind langs op het

babylab van de universiteit Leiden. Met twintig maanden vindt het laatste huisbezoek plaats.

Wanneer het kind tweeënhalf jaar is, komt het kind weer naar het babylab en worden de

laatste testen en onderzoeken afgenomen. Na elke afspraak ontvangt moeder een cadeaubon

en wordt er voor het kind een cadeautje achter gelaten. Als het kind tweeënhalf jaar oud is,

ontvangt moeder een DVD met daarop de filmpjes die tijdens de huisbezoeken zijn gemaakt.

Ook kunnen ouders de reiskosten declareren. De moeders hebben het recht zich op elk

gewenst moment terug te trekken uit het onderzoek.

Procedure. Om de participanten te werven zijn verschillende verloskundigenpraktijken

en yogaklassen benaderd. Ook via de negenmaandenbeurs en de persoonlijke contacten is

getracht participanten te werven. Voor veel jonge moeders is de reistijd of het longitudinale

aspect van het onderzoek een obstakel om deel te nemen.

Interventie. De interventie betreft het coachingsprogramma, waarbij in de eerste

tweeënhalf jaar van het leven van het kind een opvoedcoach gekoppeld wordt aan het

moeder-kindpaar. Deze opvoedcoach komt elke twee weken langs en bespreekt de ervaringen van de

jonge moeder en kan bijstand bieden bij opvoeddilemma’s (je hoeft het niet uitgebreid te

beschrijven, maar als je het toch noemt wel uitgebreider dan dit, met refs etc naar waar het

programma op gebaseerd is). Moet ik nog doen

Meetinstrumenten. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de Norbeck Social Support

Questionaire (NSSQ), de vragenlijst is valide en betrouwbaar gebleken, volgt uit onderzoek

(Norbeck, Lindsay & Carrieri, 1982). Ook wordt gebruik gemaakt van de Self-Efficacy in the

Nurturing Role scale (SENR). Het zelfvertrouwen in de moederrol wordt gemeten met deze

vragenlijst. Deze is aangepast door de onderzoekers Pedersen, Bryan, Huffman en Del

Carmen (1989) van de originele versie, namelijk de Parenting Sense of Competence Scale,

ontwikkeld door Gibuad- Wallston & Wandersman (1978). Tot slot wordt gebruik gemaakt

van de Multidimensional Scale of Pereived Social Support (MSPSS), welke ontwikkeld is

door de onderzoekers Zimet, Dahlem, Zimet & Farley (1988).

De Norbeck Social Support Questionaire (NSSQ) is een vragenlijst die kijkt naar het aantal

belangrijke en steunende personen in het leven van de jonge moeder. Het soort relatie wordt

gevraagd voor elke persoon uit de netwerklijst. Ook wordt er naar het wederzijds vertrouwen

en de bereidheid tot hulp gevraagd. De Nederlandse vertaling heet ‘Vragenlijst Sociale

Steun’. In 1980 is de eerste Amerikaanse versie ontwikkeld, welke is herzien in 1982 en 1995

door de Universiteit van California in San Francisco. De vragenlijst is valide en betrouwbaar

(10)

10 gesteld, welke beantwoord moeten worden op een vijfpuntsschaal. Elke achtste vraag

informeert naar de frequentie van het contact. Deze variabele was nodig voor het

beantwoorden van een van de onderzoeksvragen. Door de scores voor elke achtste vraag bij

elkaar op te tellen ontstond een nieuw ontworpen variabele.

De SENR is een vragenlijst die het zelfvertrouwen van de moeder in kaart brengt ten aanzien

van de moederrol. De vragenlijst gaat over de verwachtingen van het moederschap en vraagt

deze verwachtingen uit in een zevenpuntsschaal. De vernieuwde vragenlijst is ontwikkeld

door Pedersen, Bryan, Huffman & Del Carmen (1989). Door alle items te sommeren ontstaat

een totaalscore voor het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Er is nog geen

onderzoek gedaan naar de validiteit en betrouwbaarheid van deze vragenlijst.

De Multidimensional Scale of Perceived Social Support (MSPSS)(Zimet, Dahlem, Zimet &

Farley, 1988) is een vragenlijst die de drie categorieën familie, vrienden en significante

anderen uitvraagt naar ervaren steun en support. Met behulp van verschillende stellingen

wordt naar de mening op een zevenpuntsschaal gevraagd. Deze vragenlijst is in 1988

ontworpen en is daarna betrouwbaar en valide gebleken in steekproefmetingen bij zwangere

vrouwen (Zimet, Powell, Farley, Werkman & Berkoff 1990).

Data-analyse

Allereerst zullen alle correlaties berekend worden. De eerste deelvraag “Hangt het aantal

familieleden, vrienden en betekenisvolle anderen (sociaal netwerk) samen met het

zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol gesplitst naar hoog en laag risicomoeders?” zal

beantwoord worden door eerst te onderzoeken of de variabele ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol’ samenhangt met de variabelen ‘aantal vrienden’, ‘aantal familie en ‘aantal

betenisvolle anderen’. Wanneer er een variabele significant samenhangt, kan er een lineaire

regressie-analyse worden uitgevoerd. Zo ook bij de tweede deelvraag“Hangt frequent contact

met familie, vrienden en betekenisvolle anderen samen met het zelfvertrouwen ten aanzien

van de moederrol?”. Eerst wordt onderzocht of de variabele ‘zelfvertrouwen ten aanzien van

de moederrol’ samenhangt met de variabele ‘contact’. Wanneer er een significant samenhang

gevonden wordt, kan hier een enkelvoudige lineaire regressie over worden uitgevoerd. Tot

slot wordt bij de laatste deelvraag “Zijn familie, vrienden of betekenisvolle anderen

belangrijker voor het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol en verschilt dit voor hoog

en laag risico moeders?” op dezelfde manier te werk gegaan. Ook hier wordt gekeken naar de

correlaties tussen de variabele ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol’ en de

(11)

11 significante samenhang gevonden wordt, kan hier een enkelvoudige lineaire regressie over

worden uitgevoerd. Met de antwoorden op de deelvragen, kan de hoofdvraag “Wat is de

invloed van een sociaal netwerk op het zelfvertrouwen van de moeder ten aanzien van de

(12)

12

Resultaten

Data inspectie

Vijf personen hebben de vragenlijst SENR naar zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol

niet ingevuld. Deze personen zijn vanwege missing data geëxcludeerd uit het onderzoek,

hierdoor geldt: N = 88. Van de vragenlijst SENR is een totaalscore berekend door middel van

ompoling van de negatief geformuleerde vragen en het samenvoegen van de scores. De

nieuwe numerieke variabele is normaal verdeeld en heeft een gestandaardiseerde scheefheid

van -1.46 en een gestandaardiseerde piekvormigheid van 0.90. De Q-Q-plot laat zien dat er

geen univariate uitbijters zijn.

Van de vragenlijst MSPSS zijn drie scores berekend, betreffende de ervaren steun van

familie, van vrienden en van significante andere personen. Elke variabele is nu gebaseerd op

de cumulatieve waarde van vier vragen uit de vragenlijst, gescoord op een zevenpuntsschaal.

Deze variabelen zijn niet normaal verdeeld en hebben een waarde van piekvormigheid en/ of

scheefheid die buiten de range min drie tot plus drie valt, zie tabel 1a en tabel 1b. De

Q-Q-plots laten geen uitbijters zien en daar lijkt de verdeling bij benadering normaal. Er zijn

veertien ontbrekende waarden doordat deze vragenlijst bij de lijsten hoort die worden

achtergelaten na het gesprek. Ouders zijn dan ook niet verplicht deze lijsten terug te sturen, al

wordt dit wel op prijs gesteld. Wanneer missings in de data naar voren komen, worden deze

verwijderd.

Vanuit de vragenlijst NSSQ zijn de gegevens opgenomen met betrekking tot de

gerapporteerde hoeveelheid steunende familieleden, vrienden en betekenisvolle andere

personen. Ook deze gegevens lijken in het Q-Q-plot bij benadering normaal en er zijn geen

univariate uitbijters zichtbaar. Er zijn geen missings.

Tot slot is er nog een numerieke variabele voor de mate van contact met deze

steunende personen. Op een vijfpuntsschaal wordt aangegeven hoe frequent het contact met

deze personen is, voor de variabele ‘contact’ worden deze cijfers bij elkaar opgeteld. Door de

kleine spreiding vormen deze variabelen geen normale verdeling, zoals zichtbaar wordt in de

scheefheid en piekvormigheid. Het Q-Q-plot laat zien dat er geen uitbijters zijn. Er zijn twee

(13)

13

Tabel 2a

Beschrijvende statistieken HR moeders

N Min. Max. M SD

Gestand. scheefheid Gestand. piekvormigheid Zelfvertrouwen tav moederrol

44 63 104 83.57 10.100 -0.115 -0.882

Ervaren steun -familie

34 4 28 20.62 7.054 -2.365 0.020

Ervaren steun- vrienden

34 10 28 21.00 5.410 -1.127 -1.014

Ervaren steun- anderen

34 16 28 25.18 3.468 -3.161 0.997

Aantal vrienden 44 0 5 1.70 1.407 1.263 -1.004

Aantal familieleden

44 1 12 5.52 2.672 1.515 0.368

Aantal anderen 44 0 3 .20 .632 9.230 15.198

Mate van contact 44 13 51 25.55 8.525 2.308 0.751

Tabel 2b

Beschrijvende statistieken LR moeders

N Min. Max. M SD

Gestand. scheefheid Gestand. piekvormigheid Zelfvertrouwen tav moederrol

44 68 104 90.66 8.017 -1.395 -0.011

Ervaren steun -familie

40 11 28 24.05 4.472 -2.914 0.763

Ervaren steun- vrienden

40 17 28 24.05 3.137 -0.620 -1.149

Ervaren steun- anderen

40 20 28 26.85 2.045 -5.102 4.016

Aantal vrienden 43 0 12 2.40 2.470 4.371 9.226

Aantal familieleden

43 2 16 5.74 2.431 4.856 9.226

Aantal anderen 43 0 2 .21 .514 6.922 7.941

(14)

14 Correlaties

Er is gekeken naar de correlaties tussen de verschillende variabelen op drie niveaus, namelijk

over de gehele populatie en opgesplitst naar hoog en laag risico moeders. Wanneer de gehele

steekproef wordt geanalyseerd, worden significante correlaties zichtbaar. Zo ook de variabele

‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol’ en de drie variabelen voortkomend uit de

vragenlijst MSPSS (Ervaren steun familie r = .320; p = .005, Ervaren steun vrienden r = .336;

p = .003 en Ervaren steun anderen r = .294; p = .011). Ook wordt er een significante

correlatie gevonden met ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol’ en de mate van

contact (r = .254; p = .017). De variabele ‘contact’ correleert met alle variabelen significant,

behalve met het aantal gerapporteerde betekenisvolle anderen. De mate van contact lijkt dus

samen te hangen met zowel de ervaren steun als het aantal leden in het sociaal netwerk.

Opvallend zijn de middelgrote correlaties met tussen het totaal aantal personen gerapporteerd

in het sociaal netwerk bij de NSSQ en de aantal steunende familieleden (r = .797; p < .001) en

vrienden (r = .710; p < .001). De score op ervaren steun van vrienden en betekenisvolle

anderen levert een significante, maar lage correlatie op (r = .416; p < .001). Het

gerapporteerde aantal steunende vrienden en het gerapporteerde aantal significante anderen

geeft wederom een lage correlatie ( r = .349; p = .001).

Bij de eerste vraag “Hangt het aantal familieleden, vrienden en betekenisvolle anderen

(sociaal netwerk) samen met het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol gesplitst naar

hoog en laag risicomoeders?”worden alleen na splitsing bij de LR moeder significante

correlaties gevonden. De variabele ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol’ hangt

samen met de variabelen ‘aantal vrienden’. Hierdoor kan er een lineaire regressie-analyse

worden uitgevoerd tussen deze variabelen in de LR groep. Bij de tweede deelvraag“Hangt

frequent contact met familieleden, vrienden en betekenisvolle anderen samen met het

zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol?” worden significante correlaties gevonden bij

de gehele groep, maar na splitsing in HR en LR groep zijn deze niet meer significant.

Hierdoor wordt een lineaire regressie gedaan op basis van de gehele steekproef met de

variabele ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol’ en de variabele ‘contact’. Ook bij

laatste deelvraag “Zijn familieleden, vrienden of betekenisvolle anderen belangrijker voor het

zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol en verschilt dit voor hoog en laag risico

moeders?” ontstaat een opvallendheid. Op basis van de gehele steekproef worden significante

(15)

15 nog een significante samenhang gevonden tussen ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de

moederrol’ en ‘ervaren steun betekenisvolle anderen’. Hier wordt dan ook een

(16)

16

Tabel 3 Met APA moeten er minder lijntjes hè, maar dat maakt het zo onoverzichtelijk vond ik, wat zou jij doen in zo’n grote tabel?

(17)

17

Tabel 3

(18)

18

Tabel 4

(19)

19 Uitkomsten analyses

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn verschillende technieken gebruikt.

Hangt het aantal familieleden, vrienden en betekenisvolle anderen (sociaal netwerk)

samen met het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol gesplitst naar hoog en laag

risicomoeders?”. Uit de correlaties blijkt dat er een significante samenhang is tussen de

variabele ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol’ en de variabele ‘aantal vrienden’ bij

de LR moeders. Met behulp van een lineaire regressie wordt duidelijk op welke manier deze

variabelen zich tot elkaar verhouden, namelijk F(1,41) = 4.303, p = .044. Hierbij geldt Beta =

-.308 ( p = .044 ) en ßvrienden = -1.009. De verklaarde variantie is hierbij gering ( R² = .095 ).

Hangt frequenter contact met familie, vrienden en betekenisvolle anderen samen met

het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol?”. Enkel wanneer de gehele steekproef

bekeken wordt, resulteert frequenter contact met familie, vrienden en betekenisvolle anderen

in meer of minder zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Uit de lineaire regressie

volgt F(1,86) = 5.936, p = .017. Hierbij geldt Beta = .254 ( p = .017 ) en ßcontact = .184. De

verklaarde variantie is hierbij gering ( R² = .065 ).

Zijn familie, vrienden of betekenisvolle anderen belangrijker voor het zelfvertrouwen

ten aanzien van de moederrol en verschilt dit voor hoog en laag risico moeders?”. Wanneer

de gehele steekproef bekeken wordt, zijn er significante correlaties zichtbaar tussen de

predictorvariabelen ‘ervaren steun familie’, ‘ervaren steun vrienden’ en ‘ervaren steun

betekenisvolle anderen’ en de responsvariabele ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol.

In de regressie-analyse komt naar voren dat de ervaren steun van vrienden de grootste

F-waarde heeft, namelijk F (1,72) = 9.133, p = .003, waarbij geldt Beta = .336 en ßvrienden = .720.

Ook de ervaren steun van familie is van significante invloed, F (1,72) = 8.226, p = .005,

waarbij geldt Beta = .320 en ßfamilie= .995. Net zoas de ervaren steun van betekenisvolle

anderen: F (1,72) = 6.811, p = .011, waarbij geldt Beta = .294 en ßbetekenisvolle anderen = .995.

In de groep met HR moeders werden significante correlaties zichtbaar tussen ‘ervaren

steun betekenisvolle anderen’ en ‘zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol’. De lineaire

regressie levert F = 4.620 (1,32), p = 039 en Beta = .355, ßbetekenisvolle anderen = .184. De

(20)

20

Tabel 3

Ervaren steun als invloed op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol.

HR moeders F p-waarde Beta

Betekenisvolle anderen 4.620 (1,32) .039# .355

Gehele steekproef F p-waarde Beta

Familie 8.226 (1,72) .005## .320

Vrienden 9.133 (1,72) .003## .336

Betekenisvolle anderen 6.811 (1,72) .011# .294

Totaal 4.839 (3,70) .004##

Noot. HR = hoog risico

# significant bij p =.05, ## significant bij p =.01

Concluderend kan de volgende hoofdvraag beantwoord worden: “Wat is de invloed

van een sociaal netwerk op het zelfvertrouwen van de moeder ten aanzien van de moederrol

en verschillen hoog en laag risico moeders hierin?”. Het zelfvertrouwen ten aanzien van de

moederrol wordt bij het totaal aantal moeders door meerdere factoren beïnvloed, zowel de

ervaren steun van familie, vrienden en betekenisvolle anderen, als de mate van contact.

Gesplitst naar LR en HR moeders, worden anderen resultaten zichtbaar. Voor de LR moeders

heeft alleen het aantal vrienden en de ervaren steun van familie een significante bijdrage aan

zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. De HR moeders hebben enkel baat bij de

(21)

21

Discussie

Uit dit onderzoek blijkt dat er een aantal verschillen zijn in de facetten die van belang zijn

voor de invloed van het sociaal netwerk op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol.

Bij de HR moeders lijkt het enkel de ervaren steun van betekenisvolle anderen invloed te

hebben op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Bij de LR moeders heeft alleen

het aantal vrienden invloed op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol.

Terugblik hypothesen

Tegen de verwachting in bleek dat moeders met een kleiner sociaal netwerk niet meer of

minder zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol lieten zien. Echter, wanneer dit

uitgesplitst werd naar de verschillende categorieën, blijkt het aantal vrienden voor verhoogd

zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol zorgt. Dit resultaat is opvallend vanwege zijn

tegenstrijdigheid met de literatuur. Uit eerder onderzoek blijkt de moeder senior (familie) de

belangrijkste actor is. Dit onderzoek laat zien dat het aantal vrienden ook zijn bijdrage levert

aan het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Moeder senior hoort bij familie, welke

niet van invloed lijkt te zijn op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol.

De frequentie van het contact met familie, vrienden en betekenisvolle anderen lijkt niet

van invloed te zijn op het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Dit zou verklaard

kunnen worden doordat een goede vriend of steunende familie, niet noodzakelijk elke week

gezien hoeft te worden. Hier zou mogelijk ook de contacten via mail, internet en telefoon een

(gedeelde) vervanging zijn voor het face-to-face contact. Ook via deze weg is het mogelijk

steun te laten blijken of steun te ontvangen. Helaas is dit niet meegenomen in de metingen.

Reich, Subrahmanyam en Espinoza (2012) vroegen zich af in hoeverre het steeds groter

wordende online sociaal netwerk dezelfde invloeden heeft als het kleinere offline sociaal

netwerk. Volwassenen rapporteerden vaak dezelfde vrienden in de twee netwerken, terwijl

adolescenten door sociale media hun online sociale netwerk steeds meer uitbreiden.

In dit onderzoek rapporteerden ouders dat betekenisvolle anderen van significant

belang zijn voor het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Dit is gemeten aan de hand

van de vragenlijst MSPSS, waar de aanstaande moeders antwoord moesten inschalen op de

stellingen zoals ‘Er is een speciaal persoon die altijd aanwezig is als ik hulp nodig heb’. Het

zou kunnen dat de moeders deze speciale persoon hebben verward met een moeder of partner,

(22)

22 netwerk draagt ten dele mee aan het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. Vooral

voor de HR moeders is het zinvol een speciaal persoon in hun leven te hebben, die voor ze

klaar staat. Het zou kunnen dat LR moeders een meer stabiele situaties met vaste partner en/

of vast werk, hier meer zelfvertrouwen uithalen en dat dus niet hoeven te ontlenen aan hun

sociale netwerk.

Beperkingen

Doordat de twee vragenlijsten verschillende onderzoekstermen hanteren, kunnen de

vragenlijsten in beperkte mate vergeleken met elkaar. Wanneer de MSPSS het heeft over

betekenisvolle anderen, praten zei over een speciaal persoon. Dit kan ook vallen onder een

familielid of vriend. Wanneer de NSSQ het heeft over betekenisvolle anderen, doelen zij op

de pastor, dominee of hulpverlener die een waardevolle bijdrage levert aan het sociaal

netwerk. Ook is de genomen steekproef van deelnemende moeders niet geheel a-select. De

moeders komen veelal uit de randstad, waardoor de andere provincies ondervertegenwoordigd

zijn. Hierdoor moet er rekening gehouden worden met een beperkte generaliseerbaarheid van

het onderzoek. Er zijn nog wel andere/belangrijkere beperkingen te vinden, Maria weet jij

welke?

Implicatie voor verder onderzoek

Verder onderzoek is nodig naar de andere aspecten die van invloed zijn op het zelfvertrouwen

ten aanzien van de moederrol. Uit de literatuur van buitenlands onderzoek komt enige richtlijn

naar boven, maar nader onderzoek zal uitwijzen of deze resultaten ook voor Nederlandse

moeders gelden. Ook zou het waarde kunnen hebben om het contact via sociale media uit te

(23)

23

Literatuurlijst

Agneessens, F., Lange, D. de & Waege, H. (2003). Over het verband tussen sociale relaties

en attitudes, normen en waarden. Vlaanderen gepeild, 15-51.

Curtura, C. E. & Troutman, B. R. (1986). Social support, infant temperament, and

parenting self-efficacy: a mediational model of postpartum depression. Child

Development, 57, 1507-1518.

Donovan, W., Taylor, N. & Leavitt, L. (2007). Maternal self-efficacy, knowledge of infant

development, sensory sensitivity, and maternal response during interaction.

Developmental Psychology, 43, 865–876. DOI: 10.1037/0012-1649.43.4.865.

Gibaud-Wallston, A., & Wandersman, L. P. (1978). Development and utility of the Parenting

Sense of Competence Scale. Paper presented at the 86th Annual Convention of the

American Psychological Association, Toronto, Ontario,Canada.

Goto, A., Nguyen, Q. V., Nguyen, T. T. V., Pham, N. M., Chung, T. M. T., Trinh, H. P.,

Yabe. Y., Sasaki, H., & Yasumura, S. (2010). Associations of psychosocial factors

with maternal confidence among Japanese and Vietnamese mothers. Journal of Child

and Family Studies, 19, 118–127.

Hogan, D. P. (2000). Life cycle. In Borgatta, E. F., & Montgomery, R. J. V. (red.),

Encyclopedia of sociology (pp. 1623-1627). New York, NY: Macmillan Reference.

Huizink, A. C., Mulder, E. J. H., & Buitelaar, J. K. (2004). Prenatal stress and risk for

psychopathology: specific effects or induction of general susceptibility?

PsychologicalBulletin by the American Psychological Association, 130 (1), 115–142.

DOI: 10.1037/0033-2909.130.1.115.

Kalmijn, M. (2002). Sociologische analyses van levensloopeffecten: een overzicht van

economische, sociale en culturele gevolgen.Bevolking en Gezin, 31(3), 3-46.

Keinemans, J. C. (2010). Eervol jong moederschap. Delft, Nederland: Uitgeverij Eburon.

Maniadaki, K., Sonuga-Barke, E., Kakouros, E. & Karaba, R. (2005). Maternal emotions and

self-efficacy beliefs in relation to boys and girls with AD/HD. Child Psychiatry and

Human Development, 35(3), 245-263. DOI: 10.1007/s10578-004-6460-3.

Moran, G., Pederson, D. R., & Krupka, A. (2005). Maternal unresolved attachment status

impedes the effectiveness of interventions with adolescent mothers. Infant Mental

(24)

24

Oudhof, M., Zoon, M. & Stege, M. van der (2012). Wat werkt bij jonge moeders? Verkregen

op 21 december, 2012 van

http://www.jeugdinformatie.nl/nji/dossierDownloads/Watwerkt_Jongemoeders.pdf

Norbeck, J. S., Lindsey, A. M., & Carrieri, V. L. (1982). Further development of the Norbeck

Social Support Questionnaire: normative data and validity testing. Nurse Research, 32,

4-9.

Pedersen, F. A., Bryan, Y. E., Huffman, L., & Del Carmen, R.(1989). Construction of self and

offspring in the pregnancy and early infancy periods. Paper presented at the Society

for Research in Child Development, Kansas City, MO.

Porter, C.L. & Hsu, H. (2003). First-time mothers’ perceptions of efficacy during the

transition to motherhood: links to infant temperament journal of family psychology.

Journal of Family Psychology, 17, 54–64. DOI: 10.1037/0893-3200.17.1.54

Reich, S. M., Subrahmanyam, K. & Espinoza, G. (2012). Friending, Iming, and hanging out

face-to-face: overlap in adolescents’ online and offline social networks.

Developmental Psychology, 48, 2, 356–368. DOI: 10.1037/a0026980.

Verhulst, F.C. (2005). De ontwikkeling van het kind. Assen, Nederland: Koninklijke Van

Gorcum BV.

Whitehead, E. (2001). Teenage pregnancy: on the road to social death. International Journal

of Nursing Studies, 38, 437–446.

Zimet, G., Dahlem, N., Zimet, S., & Farley G. (1988). The multidimensional scale of

perceived social support. Journal of Personality Assessment, 52 (1), 30-41.

Zimet, G., Powell, S., Farley, G., Werkman, S., & Berkoff, K. (1990). Psychometric

characteristics of the multidimensional scale of perceived social support. Journal of

References

Related documents

When longitudinal change of HOMA-IR (delta z-IR) was linked to overweight and obesity, children who retained their low or normal weight until the follow-up survey showed a

Important characteristics of resili- ent communities include availability of family, kin and neighbourhood support systems and networks (i.e. bond- ing social capital),

Key words and phrases: Method of Variation of Parameters; Periodic Orbits; Oblateness; Radiation Pressure; The Restricted Three-Body Problem.. © 2020 Science Asia 1

We found that restriction of either a high carbohydrate low fat standard diet or a high fat low carbohydrate KD was equally effective in reducing seizure susceptibility in adult EL

The correlation between the new automated Access AMH assay and the previous Beckman Coulter AMH Gen II ELISA: revised protocol [23] was determined on both the Access2 and

Interestingly, the single domain antibody based Fab-like bispecific antibody also showed increased potency against Her2 positive tumor cells than Transtu- zumab (Turini et al.. In

It had been reported that DAMO can be extremely accelerated in an anaerobic ammonium oxidation reactor because nitrite produced from nitrate reduction can be jointly reduced

As Table 6 shows, the difference in mean scores for positive changes in patients with cancer in the test and control groups is significant (p = 0.000) and this result means that