• No results found

Van Handyside (1976) naar Otto Preminger (1994) en de relevantie daarvan voor de zaak Wilders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2020

Share "Van Handyside (1976) naar Otto Preminger (1994) en de relevantie daarvan voor de zaak Wilders"

Copied!
16
0
0

Loading.... (view fulltext now)

Full text

(1)

Cliteur, Panl, "\1an Handyside (1976) naar Otto Preminger (1994) en de ¡elevmtie daarvat voor de zaak Wilders", i¡r: Afshin Ellian en

Paul CÌrteur, Dt Sla¿¡ aerws lYilder.r, Boorr JuridiscÌr, Den Haag 2t'19, pp. L49-171

VnN

HaxoYsrDE

UgZ6)

NAAR OTTO

PNBUINGER

6gg+)

EN DE RELEVANTTE

DAARVAN VOOR DE

ZAAK

Wrr,pERs

PøuI

Cliteur

I.

l9T6totl994,vanHandysidenaarOttoPreminger

Op 27 april1963 hield

de Vlaamse

schrijver

Marnix

Gijsen (1899-1984) een lezing die dertien jaar later werd gepubliceerd als de 'Biecht rran een heiden' (1976).t Gijsen

zet

daarin zijn

levensbeschouwing

uiteen.

Hij

probeert daarin, naar eigen

zeggen,

zich als

'denkend mens'rekenschap te geven van de wereld

waarin

hij

leeft.

Zijnvraag

is:

'waarom

hij

hier

is, wat

hij

moet doen en laten en waarom

hij

-

meestal

in pijn

en misère

-

de wereld moet verlaten'.2

Het is een beknopte tekst

waarin

de schrijver nuchter en zakelijk, en hier en daar met een ironische afstandelijkheid, uiteenzet waarom

,{hij

geen geloof hecht aan wat

hij

noemt de'gereleveerde waarheden'.

Maar dan valt iets

op.

Nadat de schrijver het plan van zijn

lezing heeft uiteengezet,

zegthíj:'Ik

besefdat

ik

u

nu

en dan

-

en

I

M. GiJsen, 'Biecht van een heiden', als lezing gepresenteerd op 27 april 19ó3, Amster-dem: Erven Th. Rap 1976, opgenomen in M. Gijsen, Verzømeld Werk, Amslerdaml

Den Haaç Meulenhoff Nede¡land/Nijgh & Ditma r L97 7, p. 221-2.43.

(2)

onvermijdelijk

-

zal

kwetsen.'3

Aan

het eind van

zijn

lezing komt

de schrijver terug op

dit

punt.

Hij

zegt: .Eerwaarde

Heren,

ik

maak

u

allen nogmaals

mijn

excuus

indien

ik

u

in

uw dierbaarste gevoelens heb gekwetst, maar naâ¡ het apocEiefe woord van Luther moet

ik

zeg_

gen:'Hier

sta

ik

ikkan

niet

anders"]

Opvallend- Immers, nergens heeft Gijsen in zijn lezing zijn

publiek

in

grove termen toegesproken.

Hij

heeft alleen aangegeven $/aarom

hij geen geloofkan hechten aan .gereleveerde waarheden,, waarom

hij

denkt dat religie de oorzaak kan zijn van monsterachtige

g.waperdá

conflicten.s

Hij

kan zich

verder

niet vinden

in

het

idee

u"n off"rr.

Maar ook stelt

hij

dat

hij

niet als atheist wenst te worden beschouw4 maar als een agnosticus.d Is

dit

kwetsend?

Hij

illustreert

uitvoerþ

met

allerrei beschouwingen waarom

hij

rond zijn

vijfenveertigste het geloof heeft verlaten.

Als

reden noemt

hij

twee

struikelstenen'en

die waren van 'frlosoflsche aard', Als

eer-ste

kan

hij

zich niet

voorstellen dat de mensheid is verlost d,oor de

menswording

van

Christus

'in

een

klein

onbeduidend

landje',7 en als tweede noemt

hij

'het probleem van het kwaad'.s

Wat

uit

de opmerkingen

van

Gijsen naar voren

komt,

is

dat

hij

zich realiseert dat het

louter

uiteenzetten van een niet-religieuze

of

religie-kritische

levensbeschouwing

voor

een groep mensen die een andere

kijk

op de dingen hebben

-

hoewel die, naar men mag aan_

nemen,

in

vrijwilligheid

naar hem zijn komen luisteren

-'kwetsend'

moet overkomen. En op beleefde wijze vraagt

hij

dus begrip voor

zijn

standpunt.

Wat

moeten we

hiervan

denken? De excuserende

wijze

waarop Gijsen

zijn

levensbeschouwing

introduceert, kan

men beleefd noe-men,

maar

misschien

ook wel overmatig

beleefd.

En

de vraag die zich aandient, is waarom

hil

zich

daartoe gehouden acht. Wanneer

een katholieke schrijver

als Anton van Duinkerken

(1903-196g),

een

niet-katholiek

gehoor toespreekr,

is het niet

gebruikelijk

dat

hij

zijn

publiek waarschuwt dat men zou

kunnen

worden gekwetst.

Hoe moeten we

dit

verschil

in

benadering duiden? Moeten

we

zeg-gen dat protagonisten

van

de seculiere, atheistische of, ?oals

hij

het zelf noemt, agnostische levensbeschouwing beleefder, scrupuleuzer,

voorzichtþr

zijn

dan

de voorstanders

van het

katholicisme?ro

Of

betekent

dit

dat

de religieuze wereldbeschouwing,

uit

de aard der zaah niet kwetsend is en de niet-religieuze wereldbeschouwing wel?

Deze vragen

zijn

niet eenvoudig te beantwoorden en

toch

zijn

zij

relevant.

Zij

zljn weer relevant geworden. Nederland bevindt zich, net als de rest van de wereld,

in

een proces van heroriëntatie. De discus-sie die

Marnix

Gijsen voerde

in

1962, is opnieuw actueel geworden.

Zijn

'Biecht van een heiden' is

in

deze

tijd

weer opnieuw omstreden. Het recht om

vrijmoedig

in kritische zin te spreken over godsdienst is

opnieuw problematisch geworden en, naar het zich laat aanzien, met

veel verder strekkende consequenties dan

in

1963 het geval was.

Ik

kom daar nog op terug

in

de rest van

mijn

betoog.

De juridische ilimensie

Vanuit

juridisch

oogpunt is

de verzekering

die

Gijsen

van

tevoren geeft aan

zijn publiek

in

1963 (gepubliceerd

in

1976) overigens

niet

eens nodeloos te noemen. Immers, niet alleen rust er een zeker moreel

taboe op het

voortvarend

uiteenzetten

van

de grondslagen van een seculier wereldbeeld, maar het religieus wereldbeeld

wordt

ook

juri-disch

tegen

kwetsuren

beschermd.

Zo

vermeldt

het

Nederlandse

'Wetboek van Strafrecht (Sr)

in

artikel

137c

lid

1:

9

A. Duinkerken, Verzamelile Gescbifien (åne delen), Utrecht/Antwerpen: Uitgwerij

Het Spect¡um 1962.

10 Zie daarove¡ A. Pyle, 'Introduction', in: Ä. Pyle (red.), Agnosticìsm. Contempomty

Responses to Spencer and Huxley, Bristol Thoen-es Press 1995, p. ix-xxvi; G. Stein,

'The Meaning of Atheism and Agnosticism', in: G. Stein (red.),

á¡

Anthologlr of

Atheisît anil RøtionøIism (Compiled, Edited and with Introductions by Gordon

Stein), Buffelo, NY: Prometheus Books 1980, p. 3-6; L. Stephen, z4,r.Agz ostic\ Apologt anìl Othër Essøys, Londen: Smith, Elder & Co. 1898 (opnieuw uiÇegeven in 1969).

3

lÃem,p.222,

4

Íðem,p,242.

5

ldem, p, 22i.

6

ldeø,p.223.

7

làenop,227.

8

ldem, p.228.

150

(3)

'Hij

die zich

in

het o1enb1ar, mondeling of bij geschrift of afbeelding,

opzettelijk beledigend uitlaat over

""r,

j.o.p

,o*r.o

wegens hun ras,

hun

godsdienst

of

levensovertuiging,

hun

hetero-

of

homoseksuele gericlrtheid of hun lichamelijke. ps¡ahische of verstandelijle handicap, wordt gestraft met gevangenisstf

u*

ten hoogste

ecn jaar ofgeldboete van de derde categorie.'

Hier

lijkt

een collectief re.cht te

lvorden geschapen om niet te mogen beledigd als gevolg van

kritiek

ãp

eeo goasdienst oflevens_

overtuiging' En wat Gijsen hier

dus doet, i* in het openbaaryerkraren

dat, hoewel

hij

zich gaat

uitlaten

over godsdienst en

hij

dus

wellicht

iets gaat zeggen

dat

ars beredigend

koorr.o

overkomen,

dit in

i¡$r

geval

niet zijn

opzet is geweesr.

Hij

beroept zich

juridiscl¡,

zo

lijkt

het, op een soort'noodweer':

hier

sta

it, it

tan

niet

anders. De waag die gesteld kan worden, is of deze speciale

bescherming

van

de godsdienstige wereldbeschouwing boven

d.e niet_godsdien_ stige wereldbeschouwing (die van G¡sen, van

Multatuli,u

van Karel

van het

Reve,Iz

van Maarten

t

Hart,r3

van

|an

Wolkers,

om

maar enkele andere

sleutelfiguren

uit

de

Nederlandse

literaire

traditie

te noemen

die zich

kritisch

over

religie

hebben uitgelaten) verant_

woord is.

Het Europese mensenrechtenregime geeft hierover

tegenstrijdþ

berichten'

In

precies hetzerfde jaar

wa"rin

G$sen

zijn

.Biecht

van een heiden' publiceerde, L976

(inhet

verzamel¿

*.r1.),

wees het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM; hierna ook:

het Europees

Hof of kortweghet

Hof) in

Straatsburg

in

de Handyside_zaak

(ll7O¡u

op de brede

strekking van

het recht

op vrijheid

uun

.*prrrri".

D"t

recht op

vrijheid

van expressie zou

niet

alleen gelden voor meningen die 'favorably received' zijn, maar ook voor opvattingen

die:

bfend, shock or disturb the State or any sector ofthe populatiop,.rs

Een opvallende

formulering. Het

Europees

Hof

lijkt

hier

te

kiezen

voor wat wel

'voltairiaanse

tolerantie' is

genoemd.r.

De

essentie

daarvan

wordt

samengevat

in

een apocriefe

uitspr"ak

van diezelfde

voltairs 'I

disapprove of what you say, but

I

will

defend to the death

your

right

to say

it.{' In

deze

traditie

wordt ook vaak George

orwell

(1903-1950) aangehaald

met

'If

liberty

means

anythiniat

arr

it

means the

right

to tell people what they do not want to hear,,r8 Gijsen zou op basis

van

deze uitspraken, en

in

het bijzonder de

juridifrcering

daarvan

in

de Handyside-zaaþ zijn

recht om zijn eigen

niet-religieuze wereldbeschouwing met een zekere verve uit

te dragen wat assertiever hebben kunnen presenteren. Maar ook tegenwoordig

is die

vrijheid

nog niet onomstreden. Integendeel, zoals

inhet

vervof

van

mijn

verhaal zal blijken.

Sinds de Handyside-zaak is het gebruikelijk dat het Europees

Hof

elke uitspraak

waarin

een beperking op het grondrecht

van artikel

10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM)

wordt

gepresenteerd

te

doen

voorafgaan

van

de

verzekering d.at 'hoewel de

vrijheid

van meningsuiting ook

geldt

voor

opvattingen die choqueren, aanstoot geven en verontrustend zijn,, het

nietteÃin

zo is dat een beperking moet worden erkend (en dan

wordt

vervol_ gens geformuleerd

waaruit

die beperking bestaat).

15 Handyside,par.4g.

16 DooÌ P' cliteu¡ 'Tolerantie ars voo¡naamste deugd in de multiculturele

samen-leving', in: P. Cliteu¡, Moiletne pepoea's: D¡temml\ van een multìcultu¡ele søtnerr_ ,6?ir¡g, Amsterdem/Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers 2002,

p. 137_149.

17 Apocriefomdat het niet op deznwijze door voltaire geformuleeid is, maar door

S.G. Tallentyre (pseudoniem voor Evelyn Beatrice nin), n

" priends of Voltaìre,

Londen: Smith, Elder & Co. 1906, p. 199: ..I disapprorrc ofwhat you oy, ¡ot t *iU

defend to the death your right to say it,' was his ¡ttitude now.' Dii rs voitaire, maar

dan zoals get¡peerd door Tallentyre. De uitspraak is overigens wel geheei in de geest van Voltaire.

18 httpr//orwe[.ru/library/novels/Animal_Fa¡m/english/eþ_go.

l1

www.youtube.com/watch?v=k0arrjrlgvk

tZ

20

f!

ya.1 juli lg1 1985, neve, De ongelooÍiile sleclthe¡d van het opperwezen,, NR C Handekbtad ook in K. van het Rwe ,_D" o"grr;rÍijk;:fohtheid van

het oppenezen, Amsterdam: V¿n Oorschot l9g7, p. 7-20.

t,

I.^l

IT!D'

sehrift bet*íst (deetì en 2), Âmsterdem/A'twerpen:

De Ärbeiderspers

2003 (1997,2002).

t4

|l{yd.

(1979-S0) I vs. United Kingdom, fud.gement of 7 December 1976, Series

A

nr. 24; EHRR 737.

152

(4)

Een mooi voorbeeld van

zoh

beperking

wordt

opgevoerd

in

Otto

Preminger-Institute vs. A.ustria (1994),re waarìn het Europees Hof na

het uitspreken van de 'Handyside-formule' constateert:

'This being so, as a

rt"rr.,

o, frrnciple

it

may be considered necessarF

in

certain democratic societies to sanction or even prevent improper

attacls on objects ofrelígious veneration, provided always that any

"for-mality", "condition", -restriction' or

þenalty"

imposed be proportion_

ate to the legitimate aim pursued.'

De uitspraak

in

de zaak

Otto

preminger is dichter

bij

ons onderwerp

dan

de Handyside-zaak,

omdat

in

Otto

preminger het, net

als

bij

Gijsen, ging om

religiekritiek.

Voorwerp van controverse was de

frlm

Das Liebesconzil (1982).'z0 De Rooms-Katholieke Kerk had geprotes-teerd tegen de

ûlm

omdat

daarin

sprake was

van

.disparalUg

reli_

gious

doctrine'.

De

ûlm

werd

in

beslag genomen

voordat

d.eze

kon

worden uitgezonden.

In

de

ûlm

werd. naar het oordeel van het

Hof

God afgebeeld als:

'a senile, impotent idiot, Christ as a

cretin and Mary Mother of God as

a wanton ladywith a corresponding manner of expression and in which

the Eucharist is ridiculed'.

'the manner

in

which religious beliefs and doctrines are opposed or

denied is a matter which may engage the responsibility of the State,

notably its responsibility to ensure the peaceful enjo¡rment of the right

guaranteed under Article 9 (art. 9) to the holders of those beliefs and doctrines. Indeed,

in

extreme cases the effect of particular methods

of

opposing or denying religious beliefs can be such as to inhibit those who hold such beliefs from exercising their freedomto holdandexpress them.'

Dit

oordeel

van

het

Hof

roept

enkele

indringende

vragen op. Twee

daarvan zijn

in

het bijzonder van belang.

Satire niet grondrechtelijk b es chermd

De eerste kwestie is die van c'est le ton qui fait la musique of hoe iets gezegd wordt, bepaalt de

inhoud.

In

1976 verklaarde het

Hofnog

dat uitingen die 'shock, offend or

disturb' nadrukkelijk

onder de

bescher-ming van

de

wijheid

van

expressie vallen.

Met

andere woorden, de spreker of schrijver gaat zélf over de toon. Wie ervoor kiest een harde

of spottende toon te hanteren kan zijn uitlatingen niet afgekeurd

krij-gen alleen vanwege de toon. Hoewel het

Otto

Preminger-arrest

niet

expliciet aangeeft te breken met deze

traditie,

zegt men toch ook dat

'the manner

in which'

deze

kritiek

gegeven

wordt, die

kritiek

kan

beperken.

Maar

is dat laatste wel geloofwaardrg? ZegÍ. de casus van

Otto

Preminger

niet

in

feite

dat

de

toon

de

inhoud

bepaalt en dat

de toonkwestie

niet

langer meer een

vrije

keuze

van

de spreker en

schrijver is? Het

lijkt

erop dat het

Hof

het kernrecht van de

vrijheid

van

kritiek

overeind

wil

houden

-

althans dat beweert men

-,

maar tegelijkertijd de wijze waarop deze wordt geventileerd

wil

breidelen.

Op

het eerste gezicht

lijkt

dit

niet

geheel onhoudbaar, maar wat betekent dat?

Zou dat

betekenen

dat de

serene

religiekritiek

van

Spinoza, die God

identificeert

met de natuur,2r

vrijheid

geniet onder

het EVRM, maar dat de satirische en smalende

kritieken

van Voltaire

21 ZieL.Strauss,Spinoza\CritiqueofReligion,Chicago/Londen:UniversityofChicago

Press 1997 (1965).

Daarmee was de frlm in

strijd

met

artikel l0 lid

2 van het

oostenrijkse

wetboek van strafrecht. Het

Hof

geeft aan dat gelovigen

niet

mogen

verwachten dat

hun

wereldbeschouwing

immuun

is voor elke

vorm

van

kritiek,

maar

-

en nu volgen belangrijke woorden:

19 Otto Premiager I¡stitute vs. German¡ fudgement of 20 september 1994, Series A

nt. 295-ls (199s) 19 EHRR 34.

2a Døs Lìebesko¿zil is een flm van werner sch¡oeter, gebaseerd op ee¡ toneelstuk van

Qçþ¡ p¿niz¿¿. Het we¡d in l9g5 ve¡boden door

áe Oostenri¡kse regeriog op de

grond dar_de katholieke godsdienst hieria zou worden beledigå. rn rgg¿ tciaå ¿e

z¡akvoor het Europese Hofvoor de Rechten van de Mens ia Straatsburg.

(5)

( Ecrasez

l'infâme)ar of

Nietzsche

(.Gott

ist tot)È

vanaf

1994 geen aanspraak op bescherming meer

kunnen

maken?

Als

dat

;;,ã;

maken de voorbeelden

van

spinoza,

voltaire

en Nietzsche meteen

duidelijk in

wat

roor

probte€n

d"

,""hñil

macht zich zou beg€_

ven. Men zou een deel van

¿i.*oo

*o

¿"ï

moeten

verklaren.za

'q¡¡

w

çdru'van

ce w€sterse

cultuur

illegaal

Denk

aan satire. Satire

is

een genre

in

de

literatuur

waarin

de gebreken en

tekortkor

.

¡urturen.f

,"risr.;;;:'":8äiå1ff

iläi#:äîïîfåii:

ltr...r1

De

bedoeling

van

satire

is

enerzijds

vermaak.

Het is

de

bedoeling dat de lezer of luisteraar

*o"t

l".t.

is ook

weer serieus,

in

de

zin

dar de

,",r;.

""i'råä:f:

l!ä:iïå

heeft'

satire

is

historisch

gezien vaak

"."

.tr.o"t

middel

gebreken

om sociaal onrecht aan de kaak

te stellen. Bekende klassieke

satirici

zijn

|uvenalis (circa 60-140 n.C.)

en

Horatius

(OS_8 v.C.).

Met

name

Iuvenalis

viel

belangrijke publieke

tguren in

de nomeinse republiek

hard

aan'

en

stilistisch ieek

hij

¿"Lutt

Ã."

"rtu¿"r

te

schuwen.

satire

en spot zouden beschermd

"¡"

árräo a"

criteria

zoars

ont-wikkeld

in

Handyside,

Taar

is_dat

ook

het

geval wanneer de

lijn

v^an.de

otto

preminger-uitspraak

dominant

zãu worden?

Deuk

aan

Anthony

Burges s'

A Clockwirk

Orangeof

"".rìy.oo

s Don

luan. Ook

H.L.

Mencken2s was een meedogenlo-ze

spotter, of George

Orwell

in

sommiç

delen van zijn werk. Grote

satirici

uitvroeger

eeuwen waren /onathan

swift

en

voltaire.

zouden we deze schrijvers allemaal

moe-ten gaan aanspreken op

hun

toon? Moeten

wij

hun voorhouden dat

zijhun

boodschap ook wel

kunnen

bereiken

**o.",

zij een

minder

polemische

of

satirische

toon

kiezen?

Het is

de

waag

of

het

arrest

Otto

Preminger

niet

een velwoestende

werking

zou hebben op een

aanzienlijk deel van de westerse canon,

mits coisistent

toegepast.

22 M. Gallo, 'Moi, j,écrkoour agir,: ViedeVoltairqpañjs:Fayard

200g.

23 F. Nietzsche, .Die

frôfuiche"wi._*.;LnÍ;3;îrTroi"

*"nr1882, Band 3, Kri_

rische studienausgabc hera'ryqebe¡

roi

c.-c"r[o

M. Monti¡¡ri,

Mä¡chen:

,

Dcut¡cherThschenbuchvcrlaiñ.c*n".¡õiglläosl.

'- i:ïä¿,iläij:

fj:äff

w''ã-'

;;;;:

r;;";",ks and schoor of the Ages;

25

H,L. Mencken, On Religion, Am,herst, Ny: prometheus Books 2002.

Vreedzøam genot van de godsdienstvrijheid

Naast de 'manner in which'-frase is de Otto preminger_uitspraakook

om een tweede reden van belang. In de geciteerde passage spreekt hèt

Hof

ook

van

'the peøceful enjoyment o? the

ríght

gua¡anteed under

Article

9 (art.

9¡'ze

ak

een te beschermen zaak.

ln

de interpretatie

van het

Hof wordt

dus

niet

alleen de godsdienstvrijheid beschermd,

maar

-

in

het

Nederlands

vertaald

_

het yreedza.øm genot

rr'

a.

godsdienstvrijheid.

Dat

lijkt

op het eerste gezicht een

onschuldþ toevoqing

maar

bij

nadere beschouwing

roept dat

yragen

op. Wat

betekent dat, een vreedzaam genot?

Als

de verdragsluitende

partijen

een

vreed.-zaam genot

van

godsdienstvrijheid

willen

waarborgen

in

plaats

van

þewoon'

godsdienstvrijheid,

waarom hebben

zil

at

dan niet

expressis verbis

zo

geformuleerd? Een

relevantevraagis

ook

heeft

dat

rloor

de rechterlijke macht toevoegen van het vre-edzaam genot aan die

godsdienstvrijheid

gevoþn,

eventueel negatieve

g"";g.,

voor andere grondrechten? En zo ja, voor

welke, en met welke ernst? Gaat men iets dieper

in

op de casus van

Otto

preminger dan is al snel

duidelijk

dat

het

vreedzaam

genot'van

de godsdienstvrijheid

als rechterlijke toevoeging een

prijs

met zich brengt

voor

een ander grondrechL

namelijk

de

vrijheid

van expressie. Wie vreedzaam van

zijn godsdienstwijheid

wil

genieten, vraagt van anderen een beper_

king:

een beperking van het recht

tot

kritiek.

Men verwacht van

de

ander

dat

deze zijn

kritiek

op bepaalde interpretaties van die gods_

dienstvrijheid

inslikt. Dit

is geen goed nieuws voor

]uvenalis,

vortaire

en

H.L.

Mencken.

Men kan

de vraag opwerpen

of

het

Hof

hiermee

niet

een totaal nieuw grondrecht creëert. Dat

artikel

9 het recht

vestþt

om de eigen godsdienst

uit

te dragen staat buiten

kijf.

Men maakt ten aanzien van godsdienstvrijheid wel een onderscheid. tussen het

forum internum

en het

forum

externum- Dat betekent dat de godsdienstvrijheid met

zich brengt dat men de eigen religieuze

overtuiging

mag koesteren

r56

26

Cursívering toegevoegd.

(6)

(forum internum). Maar men heeft

niet

alleen het recht om die eigen

religieuze

overtuiging.te

ìebben, men mag

deze

ook

uitdragen,

gestalte geven

in

de

praktijk

van her a'edaagJe hven.

o.

goaraå"i-vrijheid is niet

alleen

pubrie&e.Darraatsre.#r#i'lf,r*ï*î*räïj:.itr

Otto

Preminger nog een stap verder.

Het

lijkt

onder die godsdienst_

vrijheid ook te begrijpen dat men niet mag worden

tegengãsproken

in

de

eiçn

religieuze opvatting.

Nu zou men tegen het.vreedzaamgenot, geen bezwaren behoeven

te hebben wanneer met vrede bedoeld

*ordì

d"t

geen fysiek geweld mag worden

gebruikt

tegen mensen op basis van

hun

godsdiJnstç

overtuiging. Zoals bekend werden

in

de

katholieke

hnàen in

de ze-s_

tiende

en zeventiende

bijvoorbeerd)"od"o

j:ä"Jjï:;iffi"llîäi"åî-iil*y¿:

overtuiging.2T Het is evident dat van een þeaceful enjoyment, van de

godsdienstvrijheid geen sprake

kan zijn

wanne€r religieus gelovigen worden opgesloten

in

de gevangenis vanwege hun geloof,

ofwanneer

zij.worden verbrand

bij

een autodafe.2'

Maar

men

kan die

þeacefur

enjoyment'van

de

godsdienstwijheid

ook extensief interpreteren

en elke

vorm van

verbale

kritiek

ook

als een verstoring

van

de

religi-euze vrede opvatten.

Mocht

men daartoe

overgaan, dan

ontwikkelt

het recht op godsdienstvrijheid zich

in

een recht om

niet

in

de eigen

godsdienstþ

overtuiging te worden

tegengesproken.

Dat

t¡ta

-1r.,

geval te zijn

in Otto

preminger. Deze

uitspraakieeft

een

Ueaenrcqt

precedent geschapen

in

de

jurisprudentie

van het

EHRM.

Terug naør

Mørnix

Gijsen

Het brengt

ons opnieuw terug

bij

de lezing

van

Gijsen

uit

1963 en gepubliceerd

in

het jaar van de

Handþde-uitspraaþ I976.Dewarg

die Gijsens lezing oproept is: moeten

niet

alle, ook religieuz",

opr"f

tingen blootstaan aan

kritiek? waarom

zou de religieuze

opvatting

irede'moeten

worden

gegund,

terwijl

de socialistische, liberale

of

wijzinnige

opvatting kan worden 'beoorloogd,? Introduceert de

Otto

Preminger-uitspraak

daarmee

niet

een

nieuw

soort

ongelijkheid?

Het

verklaart immers

religieuze opvattingen

immuun voor kritiek,

terwijl

het niet-religieuze opvattingen niet beschermt tegen

kritiek.

Deze nieuwe ongelijkheid

wordt

geîntroduceerd door de rechterlijke macht.

En

deze

is

het gevolg

van

een bepaalde (en onjuiste) inter_

pretatie van

het

concept godsdienstwijheid.

Godsdiensrvriiheid behoo¡t nooit te betekenen dat de

vrijheid

van anderen om een gods-dienst te kritiseren wordt beknot. Het vreedzame genot van de

gods-dienstvrijheid

had

nooit

moeten worden gewaarborgd, het

Hof

had

zich

bij

'godsdienstvrijheid zonder voorvoegsel' moeten houden. Wat het Europees

Hof

had moeten doen

wellicht,

is beter

kijken

naar

artikel

18

van

de Universele

verklaring van

de rechten

van

de mens

(UVRM).

Ditluidt:

'Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst;

dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te

veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel

in

het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst ofovertuiging te belijden door het onderw$zen ervan, door de praktische toepassíng,

door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften.'

De

wijheid

van godsdienst wordt hier gepresenteerd als tevens

inhou-dend de

vrijheid

om

van

godsdienst te veranderen.

Hoe

verandert

m€n van godsdienst? Alleen

in

stilte? Zonder dat men daarover met

ande¡en mag en kan communiceren?

Of

als gevolg van een levendig publiek debat over de merites van godsdiensten en godsdienstigheid in het algemeen?

27 zie de bloedsto'ende ve¡brandingsscène van protesta'tse

ketters wa¿rmee shekhar Kapurs frrm Erizqbeth (lggs) begint. De film vaagt aan in het jaar 1554, wenneer Elizabeth, de dochter van Hendìik

vIII,

de t oJn r"rtqga en het conflict tussen

protestanten en kathorieken het rand in ootredderrng acúie¡raat. ean ¡tizabeth àe taak de geloofstwisren te overbruggen. zij doet dat mä behuþ van haar

*=tigild.:

aôviseur Walsingham, die met bruut geweld en machi",retti*tis"t *

potiu.tlã"g*r-^

^

sor (het Vaticaan) op een zijspoo.

p-L*t

æ t

.i¡g;--

-"

28 Een autodafe was een rituere ut pobli"k" -".t"úåg

"o.*e.oue van me¡sen die ars

ketter of apostaat waren v.ro11deeld. DeSp-aanse, pãrtugs. of ivfoi"""nr" ioq,riri

i.

sprak dan de veroordeling uit,-terwijr de burgerli¡ke aito¡iteiten veraotwoordeli¡

waren voor de organisatie van de strafoplegging. '

158

(7)

Het

ligt

voor de hand dat publiek debat, uitwisseling van gedach_

ten, een belangrijke

rol

speelt

bij

het veranderen

van

onze

overtui-ging.

.Er is dan ook een publiek belang gemoeid bij

dit

debat, ook over

godsdienst,2e een debat da1_wordt

oirimoedigd, zo niet onmogelijk

gemaakt, door uitspraken

"i,

Ono premingerl

In

uitspraken als

Otto

preminger

lijkt

e-en terugkeer te bekennen

naar de

tijd

voordat de

decriminaiisering

van de

godslasteringswet-{*i"g

had plaatsgevonden.

otto

preminger is een manifestatie van

de recente 'rise of blasphemy law' nadat dãze

in

veel westerse

landen

een kwestie van het verleden leek.30

Nu

is

artikel

13

UVRM

een

niet direct

bindende

bepaling. Maar

artikel

9

EVRM

is dat wel, en d.aarin worden gelukkig

iro*:,

*:ft

bewoordingen herhaald als

in artikel l8 UVRM. Artikel

g

EVRM

stelt:

'Een ieder heeft ¡echt op vrijheidvan gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te

veranderen, alsmede de wijheid

hetzij alleen, hetzii met anderen, zowel

in

het openbaar als prive zijn godsdienst te belijden of

overtuþing tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toe-passing ervan en in het onderhouden van

geboden en voorschriften,,

De þeaceful

enjoyment'-doctrine

van Otto

preminger

staat

op

gespannen voet met de tekst van

artikel

9

EVRM

en is daarmee

eei

29 M' weinrich

' Relìgíon und Retig¡oøsk¡ifir( (tweede druk), ciittingen: vandenheock

&

Ruprecht 2012 (201r); y. euiniqr¡' crítique dc ta rerígøi, par¡is,

ra vifle Brufie 2014; P.B. Shelle¡ 'Essay on Chisrianiry,, lAìS, ¡o,

I. Shi"rcros 6a.1,

Sn"Ury{ü*"},

and Phibsophìcal Crítickm,Landen: Henry Fráwd"içãS, p. ¡e-frZ.

30 Zie daarove¡ M. van Schaiþ .Religious

¡i*ao*.iaiiasphemy

La* in

a Global

Contexr: The Corcept of Religious

ó_"f.-",i*l ¡".,

nquiryZùlT, junitjuli,p.ZT.3Z;

l:9ï11"'l

I

Herrenberg, .on the Life and

rir".,

oiéotår

il".ør*iiái'fr'süj

2014)', in: P, Cliteur & T. Ilerrenberg (red.t

n,

foU

irã

n¡re of Btasphemy

læt,Lei-den: Leiden Universitypress 2016, p. Zl_lll; p. Cliteur,

i.

Herrenberg &8. Rijpkeoa,

'The.New Ceosors'ip: A, Case Stuiyof

fxtra¡aicirin rlr¡ot,

oo Free Spcech,, in: :{. EU¡a¡ & B. Rþkema (red), Freedom of Sþon

uoai

maca Oen Haag,

neÇ

Inter¡ational publishing 2015, p. 291_31i,

b.

H.rr*i".g

.Dr*";"i"gï;;ü;

Elasphem¡ Human Rights, and the Struggle of pol¡ucJ La¿er. to ¿efend Freedom of Speech in the Ca se of Intocence of Mu-súms,, Ancílh¡*i, ZOf S, t, p. l_f9,

voorbeeld van

rechterlijk

activisme

van

een bedenkelijke soort. Het geeft een

interpretatie

aan een

begrip (þodsdienstvrijheid)

op een

manier die

ondermijning

betekent

voor

andere grondrechten,

in dit

geval de

vrijheid van

expressie, maar

eigenlijk ook

de

vrijheid

van godsdienst

in

de

zin van

de

vrijheid

om

van

religieuze

overtuiging

te veranderen.

De

vrijheid van

expressie van de persoon

Otto

preminger

wordt

onaanvaardbaar ingeperkt op

grond van

een sterk extensieve

inter-pretatie die het

Hof

geeft aan de godsdienstwijheid.

Helaas

is

Otto

Preminger

geen

uitspraak

geweest

die

zonder

gevolgen is gebleven

in

de

jurisprudentie

van het

EHRM.

In

1994 is een trend gezet die steeds verder knaagt aan het Handyside-principe dat ook schokkende, aân$tootgevende en verontrustend" uitspraken door de

vrijheid

van expressie worden beschermd.

Kritiek

op religie wordt steeds moeilijker.

II.

De Oostenrijkse

criminalisering

van

religiekritiek

Herabw ürdiging r eligiö ser L ehren

Tot welke consequenties de

ontwikketing

van de

lijn

Otto

preminger

kan

voeren,

vinden we

in

de

recente

uitspraak

E.S.

vs.

Austria

(2018).3t E.S. vs.

Austria kan

gelden als een

hoogtepunt

(of

dþte-punt)

van

de hedendaagse tendens

om

godsdienstige gevoelens te beschermen tegen kwetsuren. De uitspraak heeft echter een sinistere

kant, die daarmee te maken heeft dat het

Hof

deze uitspraak doet

in

een

tijd

waarin religieus-fundamentalistische organisaties en

indivi-duen de bestraffing van godslastering aan zich hebben getrokken.32 E.S, vs.

Austria

is, zoals

ik

hier

zal proberen

duidelijk

te maken, een

poging

tot

appeasement van religieus

terrorisme

in

een

tijd

waarin

misschien een meeryoortvarende aanpakgeboden zou zijn geweest.

3l

E.S. vs. Ausrria, 38450112, 25 oktober 2018,

32 P. cliteur, Theoterrorism v. Freedom of speech: ftom incident to precedeat,

Amster-dam: Amste¡dam University press 2019.

160

(8)

.

H€t ging hierbij, net

als

in

de

zaak

Otto

preminger,

om

een

bepaling

uit

het

Oostenrijkse recht,

namelijk artikel lEg van

de

oostenrijkse strañret. Maar waar het oostenrijkse

nationale recht

1n

!e

Otto

Preminger-zaak we¿d ingezet

voor

de bescherming van het katholicisme, werd het

in iõ'ts

iog"ot'oor

de

beschermin!

van

de islam.

Het ging om de acriviste Elisabeth Sabad.itsch-wo rtr.

zij

zoa

zich

hebben schuldig gemaakt aan .denigrating

a perso¡ì who is an object

of

veneration' (Herabwürdiging religiöser

Lehren).æ

In

dit

gíal

ging

het echter

niet

-

zoars

in

zaak

otto

preminger

-

om

"hirrte-lijke

iconen, maar

om

de

figuur

van Mohammed, de profeet van de

islam,

.De gewraakte

opmerkingen

had

mevrouw

Sabaditsch_Wolff

gemaakt

tijdens

een

lezingenserie

getiteld

.Basic

Knowledge

on lslam' van het

Bildungsinstitut

Freiheitliche parrei

österreichsiFpo,

de Oostenrijkse

vrijheidspartij).

Aanwezig waren slechts

dertig

per_

sOnen.

Omdat naar de islamitische overlevering de profeet Mohammed

op middelbare

leeftijd

(56 jaar) het meisje Aisha (6 jaar) zou hebben

getrouwd (een

huwelijk

dat geconsumeerd

werd

toen

zij

9

jaar oud

was), had E.S. de vraag opgeworpen:

.What

do we

call

it, if it

is

not

paedophilia?'3r

Drie zaken moeten hier goed word.en onderscheid.en.

1.

Het leeftijdsverschil tussen het meisje Aisha en de profeet van de

islam.

2'

De lc¡'r¡alifrcatie die men aan

dit

leeftijdsverschil wir verbinden.

3.

De wijze waarop die kwalificatie werd verwoord.

Om met het

laatste

te

beginnen: mevrouw

Sabaditsch_Wolff had een vraag opgeworpen.

Zij

had,

niet

categorisch beweerd dat de pro_ feet als een pedofiel zou moeten wo¡den gekwalificeerd.

Zi¡

haå

dit

hoogstens gesuggereerd als hypothese,

"ls een te bediscussiëren

punt

tijdens de bijeenkomst.

Nieitemin

zulren we zien dat

de rechte;rijke

autoriteiten, inclusief het Europese

Hof

in

Straatsburg,

min

of meer

uitgaan

van

een categorische bewering

van

de

kant van mevïourr

Sabaditsch-Wolff.

Een tweede punt dat aandacht verdient, is dat het leeftijdsverschil op zichzelf geen punt van discussie is, ook niet

in

de islarqitische leer.

Natuurlijk valt

over de

historiciteit

van het leven van iemand die

in

de zevende eeuw leefde (circa 570-632) weinig met zekerheid

te

zeg-gen.

Maar

dat

is

in dit

geval

niet belangrijk.

Waar het

om

gaat, is dat

in

de islamitische overlevering het leeftijdsverschil geen punt van

discussie is.

wanneer

mevrouw

Sabaditsch-wolf

dan ook tijdens de

gewraaktebijeenkomstniet meerzou hebben gedaan dan de feitelijke

informatie

over het leeftijdsverschil zou hebben overgedragen, zou

zij niet hebben kunnen worden veroordeeld. Waar het om ging, zoals nog zal

blijken

in

het vervolg van

dit

betoog, was dat

zij

daaraan de

kwalificatie van þedofiel'verbond,

althans de

waag

opwierp of het

niet verantwo ord, zoa zijn om deze

kwalificatie

te gebruiken. Toen

dat

eenmaal het geval was,

werd

zij

aangegeven

door

een aanwezige

journalist

bij

de

politie

en dat leidde

tot

haar vervolging

en veroordeling door de oostenrijkse instanties, een veroordeling die doo¡ het Europees

Hof

niet

in strijd

werd geoordeeld met het

EVRM.

Het behoeft geen betoog dat sinds de fatwa over Rushdie (19g9),3s

de

Deense

cartoonafaire

(2005F6

en de

Franse

cartoonaffaire

Q0l5)3?

kritielç

satirische

kritiek,

dan

wel een op meer historische gronden georiënteerde

kritiek3s

een delicate zaak is geworden,

Ook

35 zijn eigen verslag van de gebeurtenissen geeft de schrijver in s. Rustrdie, /osqptl

Anton: A Mefioir Londen: JonathanCape2}l2.

36 De man die de opdracht gaftot het maken van de cartoons geeft zijn visie in: F. Rose, TheTyranny ofsilcnce: How one cartoon igniteitaGlobnlDebate on the Futute ofpree

Speecfr, Washington D.C.: Ceto lBstitute 2014. Zie ook zijn inleiding tot p. Cliæur & T. Herrenberg (red), The Pall and Rire of Blasphemy Law (met een voorwoord van

F. Rose), Leiden: Leiden Univerúty P¡ess 2016.

37 Ph. VaL CÉtøit Charlie, Parijs: Grasset 2015; J. Attali e.a., Nozr somnes

Char-lìe: 60 É,crivaíns unìs pout la libefié d'expressiott, parijs: Les Livre de poche 2015;

D. Benhabib, Aptès Chailie: laTques ìle tous les pays, mobilisez-vous!, parijs: H&O éditiors 2016t W. Laes, Een jaar na Charlie Hebdo: een pdøfet (rneteen voorwoord

van P. Cliteur), AntwelpeD/Utrecht: Houteki€t 2016 (20t5).

38 ZiebijvoorbeeldH..{bdel-sam¿d,Mohamed:EineAbtechnungMünchen:Droemer

Verlag 2015; A.M. Delc¿mbre , Mahomet: La parole ilÃttøh, parijs: Éditions Galli_

33 E.S. vs. á,usrria (20t8), par. 3.

34 E.S. vs. Austria (201E), par. 13.

162

(9)

voor het recht heeft dat grote consequenties. De vraag die zich aan_

dient

is deze: welke

lijn

ten aanzien

van

de

juridische

bescherming

van religiekritiek

zou

het

beste weerwerk

kunnen

leveren aan een

verdergaande verslechtering

vlg

de Europese veiligheidssituatie die sinds de

liquidatie

van de redactie

van

charlie

Hebdo zo

nijpend

is geworden? Is de

voortzetting van

de

lijn

Handyside gewenst, of die van

Otto

Preminger en E.S. vs. Austria?

voorstanders van de

Handyside-lijn

wijzen op een steeds verdere

uitholling

van

het Europees mensenrechtenregime,3e tegenstanders zien het beschermen

van uitingen die kunnen

schokken, aanstoot_ gevend

zijn

en yerontrusten als gebrek aan respect

voor

(de wereld_

beschouwing

van) 'vulnerable

minorities'.ao Europese maar

ook

de

nationale

rechterlijke instanties

staan

voor

een

belangrijke

keuzer moeten zij de redenering zoals uiteengezet

in

otto

premingervervol-gen, of inzetten op het versterken van de Handyside-lijn? Het zal dui_

delijk

zijn

dat deze vraag

nooit

doo¡ een interpretatie van

juridische

concepten alleen

kan

worden beantwoord.

Aan

de

beantwoording

van die vraag zitten ook belangrijke strategische aspecten.

mard 2009; R. spencer, Did Mohammød Exist? An Inquby into Islam's abscure

oúg-irs, Delaware: Wilmi¡gton 2012.

39 T. Nasreen

&

C. Fourest, L¡brcs de

le

ilire: Conversøtions mécréantes, ptrljs:

Flammarion 2010; c. Fourest, .Éroge du blasphème, parijs: Bernard Grasset zois;

Ch. Þjarrann, Comñent lutter efrcøcement contre t'idéolngíe islamìque, parijs;

Bernard Grasset 2016; J. Bougrab , l¿ttre d.'exil: La barbarie et nous, parifs: fe

Édiii

ons du Cerf2017; Benhabib 2016.

40 Zie I' Buruma, Mwder in Amst*dam: The Deøth of Theo'vøn Gogh and the Límits of

loleranc¿, New Yorlc Penguin 2006; I. Bu¡uma, .D"' Dogmatismirs der Auftlärung', in: Th' chervel & Ä. seeliger (teð,.), Islam in Earopa: Eine ifternationale Debøtie,

Frankfurt am Main: Suhrkamp Yerlag2007, p. 126-I2t I. Buruma, .Charlie and

theo', Project STnilicøte: the Wortd\ Opiníon pøge 15 januari 2015. In deze lijn ook:

M. Nussbaum, The New Religious Intoletance: Olercoming the politics of Fear in an Anxíous Age, cambridge, Mass./Lo¡den: The Belknap press ofHarvard university Press 2012. wat Nussbaum als 'tole¡antie'verdedigt, is nadrukkeliik ¡¡iet de

voltairi-aanse tolerantie zoals hiervoor gepresenteerd.

H et' vre edz øam genot' van go dsdienstv r iiheid

Ik

zal nu verder inzoomen op het concept 'peaceful

enjoyment'van

de godsdienstvrijheid en met name de vergaande consequenties die

dit

concept heeft voor de veiligheidssituatie

in

Europa.

We hebben gezien dat het Europees

Hof

spreekt

van

de

þeace-ful

enjoyment'van

het recht op godsdienstvrijheid, een 'vreedzaam

genieten' dat beperkingen zou opleggen aan de

vrijheid

van

expres-sie

en

aan

religiekritiek

in

het

bijzonder.

In

de

tijd

dat het

arrest

Otto

Preminger werd gewezen (1994),

klonk

de

formule ireedzaam

genot'

van

godsdienstvrijheid

betrekkelijk

onschuldig.

Maar

is dat nog steeds het geval?

Of

moeten we constateren dat de omstandig-heden drastisch

zijn

gewijzigd en

het

hanteren

van

de

ireedzaam

genot'-formule perverse o{, iets omfloerster geformuleerd, averechtse gevolgen heeft? Om maar meteen het dilemma op tafel te leggen: hoe

moet

men

die

'peaceful

enjoyment' zien

in licht

van

de aanval op

religiekritiek

zoals deze naar voren

komt in

de Rushdie-affaire en de cartoonaffaires?aI

In

E.S. vs.

Austria komt

het

Hof

verschillende keren terug op de

doctrine van

het vreedzaam genot van het recht op

godsdienstvrij-heid, een punt dat, zoals

ikhiervoor

al heb gesteld, een geheel nieuwe

actualiteit heeft gekregen

in

het kader

van

de werkelijke verstoring van de rechtsvrede,

namelìjk

de terroristische aanslagen op de

vrij-heid van

kritiek.

Nadat het

Hof

de gebruikelijke

zin

heeft

uitgespro-ken dat gelovigen moeten accepteren dat

kritiek komt

op hun geloof,

vervolgt het met de woorden:

'However, the manner

in

which religious views were attacked could invoke the State's responsibility in order to guarantee the peaceful exer-cise of the rights under Article 9.' (par. 13)

4l

Zie ook M. van Schaik,'Religious Freedom and Blasphemy Law in a Global Context',

in: P. Cliteur & T.Herrenberg, The Fall and Rise oJ Blasphemy Law (met een voor-woord va¡ Fteming), Leiden: Leiden University Press 2016, p. 177-209; Herrenberg

201s, I, p:. l-19.

(10)

En verder:

'The court concluded that the interference with the applicant,s freedom of expression in the form

ofcçriminar

conviction had been justiûed

as

it had been based in law and h"ã

b...,

,r...rraryin

a democratic society,

nameþ in order to protect religious peace in Austria., (par. 15)

Wiede

hierr¡oor geciteerde zinnen leest, zou bijna de

indruk

krijgen

dat de belangr$kste bed'reiging van de

Terigieuze vrede'

in

oostenii;t

het feit is dar mevrouw

Sabaditsch_Wolffiaarschuwt

ægen

raigi;s

fr¿natisme.

Haar

waarschuwen

wordt

haar

aangerekend als een ver, storing van de rechtsvrede.

Maar

is het

niet

veeleer omgekeerd?

De

grote bedreiging voor de religieuze vrede

wordt gevormd door de ter-roristen. En het is dáártegen dat mevrouw sabaditsch-worffen

ande-1n

die haar

perspectief deleru waarschuwen.

Haar wagen

b$

het

leeftijdsverschil tussen deprofeet en het meisje

in datlrchtgezien

een bijzaalc zij zijn

een onderdeer van een bredere discussie

diel¡

wir

openen over de aard van de

islam.

Zoahetniet

tot

de

primaire

ver-antwoordelijkheid van de staat behoren dat men het mogeliik maakt

dat kritische burg€rs deze discussie kunnen

voeren?

In

het bijzonder

wanneer men zich bedenkt dat de staat niet bepaald

su.r.rroi i,

io

d"

beteugeling van het religieus gemotiveerd terrorisme?

De

verwijzing naar 'religious

peace,, zoals deze

door het Hof

gemaakt

wordt'

zou men onder de huidige omstandigheden

ironisch

kunnen noemen.

In

de

tijd

van

de zaak

Otto preminger

(1994) ver_ wees de 'religieuze vrede' naar het

feit

dat de ironische

kritiek

yan

filmmaker Otto

Preminger op het katholicisme wel eens de

gemoeds-rust

van katholieken 29u

krrn¡s¡

verstoren.

'vrede'

was toen ,rust,.

Maar anno

2018 heeft

het begrip 'vrede'

een

minder

metaforische

dimensie gekregen. Het betekent werkelijk de afwezigheid van gewa_

pend

conflict.

In 200542 en 20156 hebben bedreigingen met

þiek

geweld plaats-gevonden

van

de zijde

van

religieus terroristenaa en

zijn ook

daad-werkelijk

slachtoffers gevallen.

In

1989, met de fatwa over Rushdie,a5

is

dit

soort dreiging voor

de

vrijheid

van

expressie begonnen, een

situatie

die

in

Nederland twee

jaar

eerder werd voorafschaduwd

in

de Carrell-affaire.a6 Sindsdien is deze dreiging

niet

meer verdwenen

of

zelfs

maar verminderd

in

de wereld.

Integendeel het

lijkt

niet

overdreven

te

stellen

dat

hedendaagse

religiecritici het

slachtoffer

zijn

geworden

van

een

nieuwe gijzelingstechniek

de

gijzelnemer spreeh een doodsvonnis

uit

over de criticus van de religie (Rushd.ie,

cartoonisten) en de

criticus 'verdwijnt'

in

een bewakingsregime

of

wordt een andere identiteit aangeboden omdat de staat nauwelijks

bij

machte is bescherming te bieden,aT

Van

deze situatie

lijken

de Oostenrijkse rechterlijke autoriteiten

zich niet bewust, net

zomin

als het Europese

Hof

in

Straatsburg met

een enkel woord daarover rept. Valt

dit

te kwalificeren als een

bevre-diçnde

situatie?

Er zijn twee reacties te geven op deze taxatie van de situatie.

¡l2

Rose 2014.

43 M. Swan, 'Charlie Hebdo "part of the situation" that led to attaclç says Charles

Taylor', The Cøtholic Register2l januari 2015; Val 2015; Attali e.a 2015; Be¡habib

2016; P. Cliteur, 'Vrijheid van expressie na Cha¡lie', Nederlands lurístenbln¿2Ttítí, p. 306-31i; T. Herrenberg,'Charlíe Hebdo: cartoons en godslastering', NJB blog

16 januari 2015; L4est2016 (2015); P. Ory, Ce Que ilit Charlle: treize leçons d'histoire,

Le débat,Panjs: Gallimard 2016.

44 Voor religieus terroristen hanteer ik zelf de term 'theoterroristeu', een verwijzing naar het feit dat deze categori€ tenoristen op basis vao een bepaald godsbeeld

('theos') bereid is terroristisch geweld aan te wenden. Zie hierover Cliteur 2019.

45

O. Pamuk 'Pour Rushdie', in: 4,. Abdallah e.2., Pour Rushdie: Cent intellecnels

arabes et mvsulmans pow lø líbert¿ ilÞxprcssion, Parijs: La Decouverte, Car¡éfour

des littératures, Colib¡i 1993, p. 244-245; D, Pipes, 'Two Decades of the Rushdie

kules', Commentarl oktober 2010, p. 30-35; M. Ruthven,,,l Søtønic Afair: Sø\møn Rushîlie ønil the Rage oJ Islam,Londen: Chatto & Windus 1990; Cliteu¡ 2019.

46 P. Cliteu¡, 'The Rudi Ca¡reli Âfair and its Significance fo¡ the Tension between

Theo-terrorism and Religious Satire',,4,øcilla luris 2013, 15, p. 15-41.

47

P. Cliteur, 'Mode¡a hostage-taking: a serious problem fur religÍous liberty toda¡ in:

A. Meauge (red) , Religious Liberty and the Lau,Lonðen/New YorL Routle dge 2017,

p.175-190.

166

(11)

De twee reacties op de terreurdreiging

De

eerste

is dat rechterlijke

instanties

ook

heremaal geen rekening behoeven te houden met de

hi*.çr"t

.trt

poiiti"t"

rito"tie. Zij

moe_ ten gewoon het recht to€passen,

wat daar ook de

"oor"qu.o,á,

*o

zijn.

Dit

lijkt

bij

nader

inzien

echter een enigszins

naïeve

opvatting

over rechterl¡ke interpretatie. Het

zijn

d.

wi"n

ook het

verdr agzerf

die verwijzingen maken naar doelstellingen

die verder reiken dan de

black

letter

law. De

in

het

EVRM g.rroã_ì;-grondrechten

worden

volgens de tekst van het verdrag zélf.onderworpen

aan bepaalde for_

maliteiten, yoorwaarden, beperkingen of sancties, die

bij

de wet

zijn

voorzien en die

in

een democratische

samenlwing

noodzakelijk

zijn

in

het belang

van

de nationale

veiligheid,

territoriale

integriteit

of

openbare veiligheid, het voorkomen

van wanorderijkheden en straf_

bare feiten, de bescherming vau de gezondheid

of de goede zed.en, de

bescherming van de goede naarn

oi

de

re.hten

van anderen,

om

de

verspreiding van vertrouwerijke mededelingen.te voorkomen

of

om

1.,

g.r"g

en de

onparrijdigheid van

de

,."îr.rti¡t"

macht te waar_ borge¡"na De

rechter

zar zich dus

ook

een oordeel moeteu vormen

over de 'territoriare

integriteit'

in

een

land

(hoogst rerevant

voor

de kwestie die

hier ter

beoordeling staat),

o"o

¿.

bpenbare

veilig_

heid'

(waarvoor hetzelfde gerdt),

het

'toorto-.r,

van

wanordelijk-heden' (waartoe

we terroristische

aansragen

met

een

sterk

gevoer

voor understatement toch zekere mogen

..k*arr¡,

et

cetera.

D"]trroo,

de rechter geen taak

ligt in

het bestuderen van

de maatschappelijke

context waarin de grondrechten tot

çlding

gebracht

mo.a"n

*o.áo,

ligt

niet voor de hand.

Maar misschien is nog een tweede

antwoord

mogelijk. Men zou

ook kunnen

aanvoeren.dl zlwel

de Oostenrijkse als de Europese rechter wel degerijk aandacht heeft besteed

""o

L

.theoterroristische

dreiging' die

kan

ontstaan

op het moment dat

discussies over het leeftijdsverschil tussen de profeet en het meisje

wijelijkkunnen

wor-den gevoerd.

Zij

hebben alleen gemeend dat die dreiging zo serieus is dat het opschorten van de grondrechten noodzakelijk is om de

staats-veiligheid æ waarborgen.

Kritiek

op de profeet, zelfs uitçsp.roken

bij

een kleinschalige bijeenkomst van

twintig

mensen, is

zoh

gevoelige zaak dat het opnieuw een terroristische aanval kan uitlokken. precies zoals gebeurd is

in

januari

2015 met de aanslag op Charlie Hebdo.

Hoewel het

niet

expliciet

wordt

uitgesproken, maar misschien

ver-keert het

Hofin

de veronderstelling dat we verkeren

in

een

noodtoe-stand.

Wanneer we de zaak op de aangegeven manier interpreteren,

da¡

moeten we zeggen

dat

de Oostenrijkse rechters en de rechters van

het Europees

Hof

zich wel degelijk bewust

zijn

geweest van de

peni-bele veiligheidssituatie en is

dit

juist

de reden waarom

zij

mevrouw Sabaditsch-Wolff veroordelen.

Dus

omdat

zij de

fysieke

vrede

in

gevaar

brengt,

omdat

zij

de geweldplegers een aanleiding geeft om

een democratische rechtsorde te 'bestraffen'.

Door

haar vrijmoedige

kritiek

op het leeftijdsverschil tussen de profeet en het meisje Aisha

lokt

zi¡ een gewapende terroristische aanval

uit.

Met andere woorden, mevrouw Sabaditsch-Wolff moet zwiigen omdat

zij

een

veiligheids-risico

schept

voor Oostenrijlc

een veiligheidsrisico dat de statelijke autoriteiten niet beheersbaar achten. Het Europees

Hof

op zijn

beurt

erkent dat risico en erkent daarmee

in

feite (zonder

dit orpliciet

uit te spreken) dat Oostenrijk wordt gechanteerd door terrorismedreiging,

Is

dit wellicht

de

verklaring

voor het wonderlijke oordeel van het EHRM?

Het antwoord kunnen we niet met zekerheid vaststellen, want het

Hof

blijft

vaag over de ware reden van zijn oordeel. Onder verw$zing naar

Otto

Preminger en andere uitspraken

waarin

de

daarin

inge-zette l$n wordt versterkt, vat het

Hof

de

eiçn

positie samen met:

'it

held that the aim of the i¡terference had been to protect religious

peace and the religious feelings of others and was therefore legitimate'. (par.2r)

48

Dit is de.formurering die na ate groadrechten

iu Iid 2 van het artikel waa¡in het grondrecht wordt ge6rmuleeld, J""a,

puJgt.

;"

ñpu.liog

op.o

grondrccht

is dus moçlijk,mits: (1) r¡oorzie¡-bü

¿.Lt,

Gi

*¿-isilL¿.**,.,ische

srmen-leving, {3) in hetlicht van

bcpaald.,*."J"ñdrit_iän".

168

(12)

Tegen de achtergrond van het hier gestelde roept

dit,

zoals

gezeg{

de

T1g_op

om wiens 'religìous feelings' het hier gaat. Doelt het

Hof

op

de 'religieuz.e gevoelens'rn"o

*"o.uo

als saÍd

itsso¿ors)

en

chérif

Kouachi (1982-2015), de twçg broers

die

de aanslag pleegden op de

cartoonisten van Charlie Hebdo op 9

januari

2015?

De ûlm begint

in

mei

1940,

wanneer de Britse Labour Party

het

vertrek eist

van

de

conservatieve

prime

minister

Neville

Chamberlain (1869-1914). Chamberlain werd als zwakbeoordeeld en

hij

was

in

diskrediet

geraakt vanwege

zijn

concessies aan

Hitler in

1936. Chamberlain probeert Lord

Halifax

(1831-1959) als.zijn

opvol-ger naar voren te schuiven, net als Chamberlain een voorstander van vredesonderhandelingen met Duitsland.

Winston

Churchill

de

First

Lord of the

Admiraþ

is echter tegenstander van onderhandelingen met

Duitsland, want

Hitler

is

notoir

onbetrouvñaar

gebleken.

Met

een dergelijke man kan men geen afspraken maken.

Twee strategieên staan tegenover elkaar:

1.

Proberen afspraken te maken, maar dat kan met zich brengen

ver-nederende voorwaarden te moeten accePteren en

toch

uiteinde-lijk

het risico te

þen

dat

Hitler

de afspraken zal schenden.

2. Geen afspraken maken, maar

met het risico oorlog

en

ook

het

verlies van een oorlog.

Churchill

is

tot

het tweede geneigd en bereid.

Halifax

gaat voor het

eerste.

De

beide

opvattingen strijden om

de Yoorrang

in

het War

Cabinet dat

geleid

wordt door

Churchill

als

prime minister,

maar

met daarin ook

Chamberlain

en Halifax als 'interne

oppositie'. Geconfronteerd

met

het deprimerende nieuws over de

Duitse

suc-cessen

op het

Europese vasteland

verliest

zelfs

Churchill

bijna

de

moed, maar

in

zijn

darkest

hour

krijgt hij

bijval van

twee Partiien.

Allereerst van de

koning, namelijk

George

VI

(1895-1952),

die

aan-vankelijk Churchill

een onbetrouwbare Persoon achtte, maar

in

het

diepst van de crisis zich toch achter

zijn prime minister

schaart.

Als

tweede van het Britse

volk

Churchill

beweegt zich voor het eerst van

zijn

leven

in

de Britse

underground

om het oordeel van het

volk

æ

vernemen (een toevoeging

in

de

film

die

niet

correspondeert met

de

historische

werkelijkheid).

Hij

gaat

in

gesprek

met

de'gewone

Britten'

en

legt

de

waag voor of

men zou moeten toegeven aan de

Duitsers. 'Neveq never', zegt een meisje

in

de tube. Het'never give

in

Darkest

Hour

Wie

de

gang

vaü

zaken interpreteert

op

de hierboven

geschetste

wljze, zal ongetwijfeld

met

een ougemakkelijk

gerrcel

bIi¡ven

zit-ten.

Immers,

als de staat ons

kennelijk niet

meer

kan

beschermen t_een het religieus gemotiveerde terrorisme, is het hooghouden van de vrijheden

van

het

EVRM

den

niet

een verloren zaak ger,rorden?

Iq

zonder dat

dit

eerlijk wordt

uitgesproken, het

[Iof

begonnetr m€t een

'herijkingsoperatid van

die

wijheden

in

de r¡erwacbting het op een akkoo¡d met de terroristen te

kunnen

gooien?s

Maar

als dat de strategie is, moeten we dan

niet

expliciet en rationeel overwegen

of

die stratçgie wel kans van slagen heeft

(in

plaats van het te

veronder-stellen)?

Ik

maak nu een kleine excursie die

niettemin

relevant is voor ons

onderwerp.

Ik

wil

de aandacht

wagen

voor

de

ûlm

Darkest

Hour

(2017) van regisæur

)oe

Wright,

op basis van een script van

Anthony

McCarten. Deze

frlm

behandelt

een

van de

meest speclaculaire

periodes

uit

her leven van

Winston

Churchill

(1g74-1965), namel$k

het begin van

periode als

prime minister

toen de belangrijkste

beslissing moest worden genomen ten aanzien van het

opreãen

van Adolf

Hitler

en de Duitse dreiging voor de wererdvrede. De waag

was

eenvoudigwq

deze: moesten de

Britten

proberen een

vredesverdrag

met Duitsland te sluiten of de oorlog ingaan?

49 Mm wo¡dt ook herinnerd aan de magistrale roman van de Fr¡nse schrijwr

Michel Houellebecç die de aaopassingen beschrijfr in het ¡aar 2020, ,'âûneer het isl¡mismc een fsctor van bctekenis is gewordcn in rrankri¡lq en de securiere

staats-instellingen, inclusiefde uoiversiteit, meebuigeu met de nieuwe machthebbers. zie

M. Houellebecq, Sonmíssion, parijs: Flammarion 2015.

References

Related documents

In this study, we further document the mechanism for the re-activation of quiescent Wnt signaling in matured mouse and human cardiomyocytes that leads to cardioproliferation

In both cases, cells from DMSC-treated mice showed reduced proliferation and IL-17 release as compared to EAE control mice, while expression of the anti-inflammatory cytokines IL-4

Item 2 (Non-accidental self-injury) - mean score for the emotional disorders group is < 1 (except Anxious Avoidant Dependant with four observations) and for the

This con- flicting evidence using these two excellent welfare predictors (i.e., per capita expenditure and nutrition measured using anthropometric indicators) is ambiguous and

As regards the patients with disorders of glucose metabolism (prediabetes and DM), the approach that was recommended by the guidelines showed an 87.4%

Before forging an appropriate attraction policy (recruitment and selection), it is very important to know what attracts people to an organization. Perks

A.Vadivel, Mohanarao Navuluri, Regular weakly closed sets in ideal topological spaces, International journal of pure and applied mathematics, Volume 86 No. Vaidyanathaswamy.R,

This study sought to investigate those factors that are related to varying anxiety levels among students of accounting who are challenged with learning this quantitative