Cliteur, Panl, "\1an Handyside (1976) naar Otto Preminger (1994) en de ¡elevmtie daarvat voor de zaak Wilders", i¡r: Afshin Ellian en
Paul CÌrteur, Dt Sla¿¡ aerws lYilder.r, Boorr JuridiscÌr, Den Haag 2t'19, pp. L49-171
VnN
HaxoYsrDE
UgZ6)
NAAR OTTO
PNBUINGER
6gg+)
EN DE RELEVANTTE
DAARVAN VOOR DE
ZAAK
Wrr,pERs
PøuI
Cliteur
I.
l9T6totl994,vanHandysidenaarOttoPreminger
Op 27 april1963 hield
de Vlaamseschrijver
Marnix
Gijsen (1899-1984) een lezing die dertien jaar later werd gepubliceerd als de 'Biecht rran een heiden' (1976).t Gijsenzet
daarin zijn
levensbeschouwinguiteen.
Hij
probeert daarin, naar eigen
zeggen,zich als
'denkend mens'rekenschap te geven van de wereldwaarin
hij
leeft.Zijnvraag
is:
'waaromhij
hier
is, wat
hij
moet doen en laten en waarom
hij
-
meestalin pijn
en misère-
de wereld moet verlaten'.2Het is een beknopte tekst
waarin
de schrijver nuchter en zakelijk, en hier en daar met een ironische afstandelijkheid, uiteenzet waarom,{hij
geen geloof hecht aan wathij
noemt de'gereleveerde waarheden'.Maar dan valt iets
op.
Nadat de schrijver het plan van zijn
lezing heeft uiteengezet,
zegthíj:'Ik
besefdat
ik
unu
en dan-
enI
M. GiJsen, 'Biecht van een heiden', als lezing gepresenteerd op 27 april 19ó3, Amster-dem: Erven Th. Rap 1976, opgenomen in M. Gijsen, Verzømeld Werk, AmslerdamlDen Haaç Meulenhoff Nede¡land/Nijgh & Ditma r L97 7, p. 221-2.43.
onvermijdelijk
-
zal
kwetsen.'3Aan
het eind van
zijn
lezing komt
de schrijver terug opdit
punt.Hij
zegt: .EerwaardeHeren,
ik
maaku
allen nogmaals
mijn
excuusindien
ik
uin
uw dierbaarste gevoelens heb gekwetst, maar naâ¡ het apocEiefe woord van Luther moetik
zeg_gen:'Hier
staik
ikkan
nietanders"]
Opvallend- Immers, nergens heeft Gijsen in zijn lezing zijn
publiek
in
grove termen toegesproken.Hij
heeft alleen aangegeven $/aaromhij geen geloofkan hechten aan .gereleveerde waarheden,, waarom
hij
denkt dat religie de oorzaak kan zijn van monsterachtigeg.waperdá
conflicten.s
Hij
kan zich
verderniet vinden
in
het
ideeu"n off"rr.
Maar ook stelthij
dathij
niet als atheist wenst te worden beschouw4 maar als een agnosticus.d Isdit
kwetsend?Hij
illustreert
uitvoerþ
met
allerrei beschouwingen waaromhij
rond zijn
vijfenveertigste het geloof heeft verlaten.Als
reden noemthij
tweestruikelstenen'en
die waren van 'frlosoflsche aard', Alseer-ste
kan
hij
zich niet
voorstellen dat de mensheid is verlost d,oor demenswording
van
Christus
'in
eenklein
onbeduidendlandje',7 en als tweede noemt
hij
'het probleem van het kwaad'.sWat
uit
de opmerkingenvan
Gijsen naar vorenkomt,
isdat
hij
zich realiseert dat hetlouter
uiteenzetten van een niet-religieuzeof
religie-kritische
levensbeschouwingvoor
een groep mensen die een anderekijk
op de dingen hebben-
hoewel die, naar men mag aan_nemen,
in
vrijwilligheid
naar hem zijn komen luisteren-'kwetsend'
moet overkomen. En op beleefde wijze vraagt
hij
dus begrip voorzijn
standpunt.
Wat
moeten wehiervan
denken? De excuserendewijze
waarop Gijsenzijn
levensbeschouwingintroduceert, kan
men beleefd noe-men,maar
misschienook wel overmatig
beleefd.En
de vraag die zich aandient, is waaromhil
zich
daartoe gehouden acht. Wanneereen katholieke schrijver
als Anton van Duinkerken
(1903-196g),een
niet-katholiek
gehoor toespreekr,is het niet
gebruikelijk
dathij
zijn
publiek waarschuwt dat men zoukunnen
worden gekwetst.Hoe moeten we
dit
verschilin
benadering duiden? Moetenwe
zeg-gen dat protagonistenvan
de seculiere, atheistische of, ?oalshij
het zelf noemt, agnostische levensbeschouwing beleefder, scrupuleuzer,voorzichtþr
zijn
dan
de voorstandersvan het
katholicisme?roOf
betekentdit
dat
de religieuze wereldbeschouwing,uit
de aard der zaah niet kwetsend is en de niet-religieuze wereldbeschouwing wel?Deze vragen
zijn
niet eenvoudig te beantwoorden entoch
zijnzij
relevant.
Zij
zljn weer relevant geworden. Nederland bevindt zich, net als de rest van de wereld,in
een proces van heroriëntatie. De discus-sie dieMarnix
Gijsen voerdein
1962, is opnieuw actueel geworden.Zijn
'Biecht van een heiden' isin
dezetijd
weer opnieuw omstreden. Het recht omvrijmoedig
in kritische zin te spreken over godsdienst isopnieuw problematisch geworden en, naar het zich laat aanzien, met
veel verder strekkende consequenties dan
in
1963 het geval was.Ik
kom daar nog op terug
in
de rest vanmijn
betoog.De juridische ilimensie
Vanuit
juridisch
oogpunt is
de verzekeringdie
Gijsenvan
tevoren geeft aanzijn publiek
in
1963 (gepubliceerdin
1976) overigensniet
eens nodeloos te noemen. Immers, niet alleen rust er een zeker moreel
taboe op het
voortvarend
uiteenzettenvan
de grondslagen van een seculier wereldbeeld, maar het religieus wereldbeeldwordt
ookjuri-disch
tegenkwetsuren
beschermd.Zo
vermeldt
het
Nederlandse'Wetboek van Strafrecht (Sr)
in
artikel
137clid
1:9
A. Duinkerken, Verzamelile Gescbifien (åne delen), Utrecht/Antwerpen: UitgwerijHet Spect¡um 1962.
10 Zie daarove¡ A. Pyle, 'Introduction', in: Ä. Pyle (red.), Agnosticìsm. Contempomty
Responses to Spencer and Huxley, Bristol Thoen-es Press 1995, p. ix-xxvi; G. Stein,
'The Meaning of Atheism and Agnosticism', in: G. Stein (red.),
á¡
Anthologlr ofAtheisît anil RøtionøIism (Compiled, Edited and with Introductions by Gordon
Stein), Buffelo, NY: Prometheus Books 1980, p. 3-6; L. Stephen, z4,r.Agz ostic\ Apologt anìl Othër Essøys, Londen: Smith, Elder & Co. 1898 (opnieuw uiÇegeven in 1969).
3
lÃem,p.222,4
Íðem,p,242.5
ldem, p, 22i.6
ldeø,p.223.7
làenop,227.8
ldem, p.228.150
'Hij
die zichin
het o1enb1ar, mondeling of bij geschrift of afbeelding,
opzettelijk beledigend uitlaat over
""r,
j.o.p
,o*r.o
wegens hun ras,hun
godsdienstof
levensovertuiging,hun
hetero-
of
homoseksuele gericlrtheid of hun lichamelijke. ps¡ahische of verstandelijle handicap, wordt gestraft met gevangenisstfu*
ten hoogsteecn jaar ofgeldboete van de derde categorie.'
Hier
lijkt
een collectief re.cht telvorden geschapen om niet te mogen beledigd als gevolg van
kritiek
ãpeeo goasdienst oflevens_
overtuiging' En wat Gijsen hier
dus doet, i* in het openbaaryerkraren
dat, hoewel
hij
zich gaatuitlaten
over godsdienst enhij
duswellicht
iets gaat zeggendat
ars beredigendrÃ
koorr.o
overkomen,dit in
i¡$r
gevalniet zijn
opzet is geweesr.Hij
beroept zichjuridiscl¡,
zolijkt
het, op een soort'noodweer':hier
stait, it
tan
niet
anders. De waag die gesteld kan worden, is of deze speciale
bescherming
van
de godsdienstige wereldbeschouwing bovend.e niet_godsdien_ stige wereldbeschouwing (die van G¡sen, van
Multatuli,u
van Karelvan het
Reve,Izvan Maarten
t
Hart,r3van
|an
Wolkers,om
maar enkele anderesleutelfiguren
uit
de
Nederlandseliteraire
traditie
te noemen
die zich
kritisch
overreligie
hebben uitgelaten) verant_
woord is.
Het Europese mensenrechtenregime geeft hierover
tegenstrijdþ
berichten'In
precies hetzerfde jaarwa"rin
G$senzijn
.Biechtvan een heiden' publiceerde, L976
(inhet
verzamel¿*.r1.),
wees het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM; hierna ook:het Europees
Hof of kortweghet
Hof) in
Straatsburgin
de Handyside_zaak
(ll7O¡u
op de brede
strekking van
het rechtop vrijheid
uun
.*prrrri".
D"t
recht op
vrijheid
van expressie zouniet
alleen gelden voor meningen die 'favorably received' zijn, maar ook voor opvattingendie:
bfend, shock or disturb the State or any sector ofthe populatiop,.rs
Een opvallende
formulering. Het
EuropeesHof
lijkt
hier
tekiezen
voor wat wel
'voltairiaanse
tolerantie' is
genoemd.r.De
essentiedaarvan
wordt
samengevatin
een apocriefeuitspr"ak
van diezelfdevoltairs 'I
disapprove of what you say, butI
will
defend to the deathyour
right
to sayit.{' In
dezetraditie
wordt ook vaak Georgeorwell
(1903-1950) aangehaald
met
'If
liberty
meansanythiniat
arr
it
means the
right
to tell people what they do not want to hear,,r8 Gijsen zou op basisvan
deze uitspraken, enin
het bijzonder dejuridifrcering
daarvanin
de Handyside-zaaþ zijnrecht om zijn eigen
niet-religieuze wereldbeschouwing met een zekere verve uit
te dragen wat assertiever hebben kunnen presenteren. Maar ook tegenwoordig
is die
vrijheid
nog niet onomstreden. Integendeel, zoalsinhet
vervof
van
mijn
verhaal zal blijken.Sinds de Handyside-zaak is het gebruikelijk dat het Europees
Hof
elke uitspraak
waarin
een beperking op het grondrechtvan artikel
10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM)
wordt
gepresenteerdte
doen
voorafgaanvan
de
verzekering d.at 'hoewel devrijheid
van meningsuiting ook
geldt
voor
opvattingen die choqueren, aanstoot geven en verontrustend zijn,, hetnietteÃin
zo is dat een beperking moet worden erkend (en danwordt
vervol_ gens geformuleerdwaaruit
die beperking bestaat).15 Handyside,par.4g.
16 DooÌ P' cliteu¡ 'Tolerantie ars voo¡naamste deugd in de multiculturele
samen-leving', in: P. Cliteu¡, Moiletne pepoea's: D¡temml\ van een multìcultu¡ele søtnerr_ ,6?ir¡g, Amsterdem/Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers 2002,
p. 137_149.
17 Apocriefomdat het niet op deznwijze door voltaire geformuleeid is, maar door
S.G. Tallentyre (pseudoniem voor Evelyn Beatrice nin), n
" priends of Voltaìre,
Londen: Smith, Elder & Co. 1906, p. 199: ..I disapprorrc ofwhat you oy, ¡ot t *iU
defend to the death your right to say it,' was his ¡ttitude now.' Dii rs voitaire, maar
dan zoals get¡peerd door Tallentyre. De uitspraak is overigens wel geheei in de geest van Voltaire.
18 httpr//orwe[.ru/library/novels/Animal_Fa¡m/english/eþ_go.
l1
www.youtube.com/watch?v=k0arrjrlgvktZ
20f!
ya.1 juli lg1 1985, neve, De ongelooÍiile sleclthe¡d van het opperwezen,, NR C Handekbtad ook in K. van het Rwe ,_D" o"grr;rÍijk;:fohtheid vanhet oppenezen, Amsterdam: V¿n Oorschot l9g7, p. 7-20.
t,
I.^l
IT!D'
sehrift bet*íst (deetì en 2), Âmsterdem/A'twerpen:De Ärbeiderspers
2003 (1997,2002).
t4
|l{yd.
(1979-S0) I vs. United Kingdom, fud.gement of 7 December 1976, SeriesA
nr. 24; EHRR 737.152
Een mooi voorbeeld van
zoh
beperkingwordt
opgevoerdin
Otto
Preminger-Institute vs. A.ustria (1994),re waarìn het Europees Hof nahet uitspreken van de 'Handyside-formule' constateert:
'This being so, as a
rt"rr.,
o, frrncipleit
may be considered necessarFin
certain democratic societies to sanction or even prevent improperattacls on objects ofrelígious veneration, provided always that any
"for-mality", "condition", -restriction' or
þenalty"
imposed be proportion_ate to the legitimate aim pursued.'
De uitspraak
in
de zaakOtto
preminger is dichterbij
ons onderwerpdan
de Handyside-zaak,omdat
in
Otto
preminger het, net
alsbij
Gijsen, ging om
religiekritiek.
Voorwerp van controverse was defrlm
Das Liebesconzil (1982).'z0 De Rooms-Katholieke Kerk had geprotes-teerd tegen de
ûlm
omdatdaarin
sprake wasvan
.disparalUg
reli_gious
doctrine'.
Deûlm
werdin
beslag genomenvoordat
d.ezekon
worden uitgezonden.
In
deûlm
werd. naar het oordeel van hetHof
God afgebeeld als:'a senile, impotent idiot, Christ as a
cretin and Mary Mother of God as
a wanton ladywith a corresponding manner of expression and in which
the Eucharist is ridiculed'.
'the manner
in
which religious beliefs and doctrines are opposed ordenied is a matter which may engage the responsibility of the State,
notably its responsibility to ensure the peaceful enjo¡rment of the right
guaranteed under Article 9 (art. 9) to the holders of those beliefs and doctrines. Indeed,
in
extreme cases the effect of particular methodsof
opposing or denying religious beliefs can be such as to inhibit those who hold such beliefs from exercising their freedomto holdandexpress them.'Dit
oordeelvan
hetHof
roept
enkeleindringende
vragen op. Tweedaarvan zijn
in
het bijzonder van belang.Satire niet grondrechtelijk b es chermd
De eerste kwestie is die van c'est le ton qui fait la musique of hoe iets gezegd wordt, bepaalt de
inhoud.
In
1976 verklaarde hetHofnog
dat uitingen die 'shock, offend ordisturb' nadrukkelijk
onder debescher-ming van
dewijheid
van
expressie vallen.Met
andere woorden, de spreker of schrijver gaat zélf over de toon. Wie ervoor kiest een hardeof spottende toon te hanteren kan zijn uitlatingen niet afgekeurd
krij-gen alleen vanwege de toon. Hoewel het
Otto
Preminger-arrestniet
expliciet aangeeft te breken met deze
traditie,
zegt men toch ook dat'the manner
in which'
dezekritiek
gegevenwordt, die
kritiek
kanbeperken.
Maar
is dat laatste wel geloofwaardrg? ZegÍ. de casus vanOtto
Premingerniet
in
feitedat
detoon
deinhoud
bepaalt en datde toonkwestie
niet
langer meer eenvrije
keuzevan
de spreker enschrijver is? Het
lijkt
erop dat hetHof
het kernrecht van devrijheid
vankritiek
overeindwil
houden-
althans dat beweert men-,
maar tegelijkertijd de wijze waarop deze wordt geventileerdwil
breidelen.Op
het eerste gezichtlijkt
dit
niet
geheel onhoudbaar, maar wat betekent dat?Zou dat
betekenendat de
serenereligiekritiek
vanSpinoza, die God
identificeert
met de natuur,2rvrijheid
geniet onderhet EVRM, maar dat de satirische en smalende
kritieken
van Voltaire21 ZieL.Strauss,Spinoza\CritiqueofReligion,Chicago/Londen:UniversityofChicago
Press 1997 (1965).
Daarmee was de frlm in
strijd
metartikel l0 lid
2 van hetoostenrijkse
wetboek van strafrecht. HetHof
geeft aan dat gelovigenniet
mogenverwachten dat
hun
wereldbeschouwingimmuun
is voor elkevorm
vankritiek,
maar-
en nu volgen belangrijke woorden:19 Otto Premiager I¡stitute vs. German¡ fudgement of 20 september 1994, Series A
nt. 295-ls (199s) 19 EHRR 34.
2a Døs Lìebesko¿zil is een flm van werner sch¡oeter, gebaseerd op ee¡ toneelstuk van
Qçþ¡ p¿niz¿¿. Het we¡d in l9g5 ve¡boden door
áe Oostenri¡kse regeriog op de
grond dar_de katholieke godsdienst hieria zou worden beledigå. rn rgg¿ tciaå ¿e
z¡akvoor het Europese Hofvoor de Rechten van de Mens ia Straatsburg.
( Ecrasez
l'infâme)ar of
Nietzsche(.Gott
ist tot)È
vanaf
1994 geen aanspraak op bescherming meer
kunnen
maken?Als
dat;;,ã;
maken de voorbeelden
van
spinoza,voltaire
en Nietzsche meteenduidelijk in
watroor
probte€n
d"
,""hñil
macht zich zou beg€_
ven. Men zou een deel van
¿i.*oo
*o
¿"ï
moeten
verklaren.za
'q¡¡w
çdru'van
ce w€stersecultuur
illegaalDenk
aan satire. Satireis
een genre
in
deliteratuur
waarin
de gebreken en
tekortkor
.¡urturen.f
,"risr.;;;:'":8äiå1ff
iläi#:äîïîfåii:
ltr...r1
De
bedoeling
van
satire
is
enerzijdsvermaak.
Het is
de
bedoeling dat de lezer of luisteraar
*o"t
l".t.
is ook
weer serieus,in
dezin
dar de,",r;.
""i'råä:f:
l!ä:iïå
heeft'
satire
ishistorisch
gezien vaak"."
.tr.o"t
middel
gebrekenom sociaal onrecht aan de kaak
te stellen. Bekende klassieke
satirici
zijn
|uvenalis (circa 60-140 n.C.)en
Horatius
(OS_8 v.C.).Met
nameIuvenalis
viel
belangrijke publieketguren in
de nomeinse republiek
hard
aan'
en
stilistisch ieek
hij
¿"Lutt
Ã."
"rtu¿"r
te
schuwen.satire
en spot zouden beschermd"¡"
árräo a"
criteria
zoarsont-wikkeld
in
Handyside,Taar
is_datook
het
geval wanneer delijn
v^an.deotto
preminger-uitspraakdominant
zãu worden?Deuk
aanAnthony
Burges s'A Clockwirk
Orangeof"".rìy.oo
s Donluan. Ook
H.L.
Mencken2s was een meedogenlo-zespotter, of George
Orwell
in
sommiç
delen van zijn werk. Grotesatirici
uitvroeger
eeuwen waren /onathanswift
envoltaire.
zouden we deze schrijvers allemaalmoe-ten gaan aanspreken op
hun
toon? Moetenwij
hun voorhouden datzijhun
boodschap ook welkunnen
bereiken**o.",
zij eenminder
polemische
of
satirischetoon
kiezen?
Het is
dewaag
ofhet
arrestOtto
Premingerniet
een velwoestendewerking
zou hebben op eenaanzienlijk deel van de westerse canon,
mits coisistent
toegepast.22 M. Gallo, 'Moi, j,écrkoour agir,: ViedeVoltairqpañjs:Fayard
200g.
23 F. Nietzsche, .Die
frôfuiche"wi._*.;LnÍ;3;îrTroi"
*"nr1882, Band 3, Kri_
rische studienausgabc hera'ryqebe¡
roi
c.-c"r[o
M. Monti¡¡ri,Mä¡chen:
,
Dcut¡cherThschenbuchvcrlaiñ.c*n".¡õiglläosl.
'- i:ïä¿,iläij:
fj:äff
w''ã-'
;;;;:
r;;";",ks and schoor of the Ages;25
H,L. Mencken, On Religion, Am,herst, Ny: prometheus Books 2002.Vreedzøam genot van de godsdienstvrijheid
Naast de 'manner in which'-frase is de Otto preminger_uitspraakook
om een tweede reden van belang. In de geciteerde passage spreekt hèt
Hof
ookvan
'the peøceful enjoyment o? theríght
gua¡anteed underArticle
9 (art.
9¡'zeak
een te beschermen zaak.ln
de interpretatievan het
Hof wordt
dusniet
alleen de godsdienstvrijheid beschermd,maar
-
in
het
Nederlandsvertaald
_
het yreedza.øm genotrr'
a.
godsdienstvrijheid.
Dat
lijkt
op het eerste gezicht eenonschuldþ toevoqing
maarbij
nadere beschouwingroept dat
yragen
op. Wat
betekent dat, een vreedzaam genot?Als
de verdragsluitendepartijen
eenvreed.-zaam genot
van
godsdienstvrijheid
willen
waarborgen
in
plaats
van
þewoon'
godsdienstvrijheid,waarom hebben
zilat
dan niet
expressis verbiszo
geformuleerd? Eenrelevantevraagis
ook
heeft
dat
rloor
de rechterlijke macht toevoegen van het vre-edzaam genot aan diegodsdienstvrijheid
gevoþn,
eventueel negatieveg"";g.,
voor andere grondrechten? En zo ja, voor
welke, en met welke ernst? Gaat men iets dieper
in
op de casus vanOtto
preminger dan is al snelduidelijk
dathet
vreedzaamgenot'van
de godsdienstvrijheidals rechterlijke toevoeging een
prijs
met zich brengtvoor
een ander grondrechLnamelijk
devrijheid
van expressie. Wie vreedzaam vanzijn godsdienstwijheid
wil
genieten, vraagt van anderen een beper_king:
een beperking van het rechttot
kritiek.
Men verwacht vande
ander
dat
deze zijnkritiek
op bepaalde interpretaties van die gods_dienstvrijheid
inslikt. Dit
is geen goed nieuws voor]uvenalis,
vortaire
en
H.L.
Mencken.Men kan
de vraag opwerpenof
hetHof
hiermeeniet
een totaal nieuw grondrecht creëert. Datartikel
9 het rechtvestþt
om de eigen godsdienstuit
te dragen staat buitenkijf.
Men maakt ten aanzien van godsdienstvrijheid wel een onderscheid. tussen hetforum internum
en het
forum
externum- Dat betekent dat de godsdienstvrijheid metzich brengt dat men de eigen religieuze
overtuiging
mag koesterenr56
26
Cursívering toegevoegd.(forum internum). Maar men heeft
niet
alleen het recht om die eigenreligieuze
overtuiging.te
ìebben, men mag
deze
ook
uitdragen,gestalte geven
in
depraktijk
van her a'edaagJe hven.o.
goaraå"i-vrijheid is niet
alleenpubrie&e.Darraatsre.#r#i'lf,r*ï*î*räïj:.itr
Otto
Preminger nog een stap verder.Het
lijkt
onder die godsdienst_
vrijheid ook te begrijpen dat men niet mag worden
tegengãsproken
in
deeiçn
religieuze opvatting.Nu zou men tegen het.vreedzaamgenot, geen bezwaren behoeven
te hebben wanneer met vrede bedoeld
*ordì
d"t
geen fysiek geweld mag wordengebruikt
tegen mensen op basis vanhun
godsdiJnstç
overtuiging. Zoals bekend werden
in
dekatholieke
hnàen in
de ze-s_tiende
en zeventiendebijvoorbeerd)"od"o
j:ä"Jjï:;iffi"llîäi"åî-iil*y¿:
overtuiging.2T Het is evident dat van een þeaceful enjoyment, van de
godsdienstvrijheid geen sprake
kan zijn
wanne€r religieus gelovigen worden opgesloten
in
de gevangenis vanwege hun geloof,ofwanneer
zij.worden verbrand
bij
een autodafe.2'Maar
menkan die
þeacefurenjoyment'van
degodsdienstwijheid
ook extensief interpreterenen elke
vorm van
verbalekritiek
ook
als een verstoringvan
de religi-euze vrede opvatten.Mocht
men daartoeovergaan, dan
ontwikkelt
het recht op godsdienstvrijheid zich
in
een recht omniet
in
de eigengodsdienstþ
overtuiging te worden
tegengesproken.Dat
t¡ta
-1r.,geval te zijn
in Otto
preminger. Dezeuitspraakieeft
een
Ueaenrcqt
precedent geschapen
in
dejurisprudentie
van hetEHRM.
Terug naør
Mørnix
GijsenHet brengt
ons opnieuw terugbij
de lezingvan
Gijsenuit
1963 en gepubliceerdin
het jaar van deHandþde-uitspraaþ I976.Dewarg
die Gijsens lezing oproept is: moeten
niet
alle, ook religieuz",opr"f
tingen blootstaan aankritiek? waarom
zou de religieuzeopvatting
irede'moeten
worden
gegund,terwijl
de socialistische, liberaleof
wijzinnige
opvatting kan worden 'beoorloogd,? Introduceert deOtto
Preminger-uitspraak
daarmeeniet
eennieuw
soort
ongelijkheid?Het
verklaart immers
religieuze opvattingenimmuun voor kritiek,
terwijl
het niet-religieuze opvattingen niet beschermt tegenkritiek.
Deze nieuwe ongelijkheid
wordt
geîntroduceerd door de rechterlijke macht.En
dezeis
het gevolgvan
een bepaalde (en onjuiste) inter_pretatie van
het
concept godsdienstwijheid.
Godsdiensrvriiheid behoo¡t nooit te betekenen dat devrijheid
van anderen om een gods-dienst te kritiseren wordt beknot. Het vreedzame genot van degods-dienstvrijheid
hadnooit
moeten worden gewaarborgd, hetHof
hadzich
bij
'godsdienstvrijheid zonder voorvoegsel' moeten houden. Wat het EuropeesHof
had moeten doenwellicht,
is beterkijken
naar
artikel
18van
de Universeleverklaring van
de rechtenvan
de mens(UVRM).
Ditluidt:
'Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst;
dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te
veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel
in
het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst ofovertuiging te belijden door het onderw$zen ervan, door de praktische toepassíng,door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften.'
De
wijheid
van godsdienst wordt hier gepresenteerd als tevensinhou-dend de
vrijheid
omvan
godsdienst te veranderen.Hoe
verandertm€n van godsdienst? Alleen
in
stilte? Zonder dat men daarover metande¡en mag en kan communiceren?
Of
als gevolg van een levendig publiek debat over de merites van godsdiensten en godsdienstigheid in het algemeen?27 zie de bloedsto'ende ve¡brandingsscène van protesta'tse
ketters wa¿rmee shekhar Kapurs frrm Erizqbeth (lggs) begint. De film vaagt aan in het jaar 1554, wenneer Elizabeth, de dochter van Hendìik
vIII,
de t oJn r"rtqga en het conflict tussenprotestanten en kathorieken het rand in ootredderrng acúie¡raat. ean ¡tizabeth àe taak de geloofstwisren te overbruggen. zij doet dat mä behuþ van haar
*=tigild.:
aôviseur Walsingham, die met bruut geweld en machi",retti*tis"t *potiu.tlã"g*r-^
^
sor (het Vaticaan) op een zijspoo.
p-L*t
æ t.i¡g;--
-"28 Een autodafe was een rituere ut pobli"k" -".t"úåg
"o.*e.oue van me¡sen die ars
ketter of apostaat waren v.ro11deeld. DeSp-aanse, pãrtugs. of ivfoi"""nr" ioq,riri
i.
sprak dan de veroordeling uit,-terwijr de burgerli¡ke aito¡iteiten veraotwoordeli¡
waren voor de organisatie van de strafoplegging. '
158
Het
ligt
voor de hand dat publiek debat, uitwisseling van gedach_ten, een belangrijke
rol
speeltbij
het veranderenvan
onze overtui-ging..Er is dan ook een publiek belang gemoeid bij
dit
debat, ook overgodsdienst,2e een debat da1_wordt
oirimoedigd, zo niet onmogelijk
gemaakt, door uitspraken"i,
Ono premingerl
In
uitspraken alsOtto
premingerlijkt
e-en terugkeer te bekennen
naar de
tijd
voordat dedecriminaiisering
van degodslasteringswet-{*i"g
had plaatsgevonden.otto
preminger is een manifestatie vande recente 'rise of blasphemy law' nadat dãze
in
veel westerselanden
een kwestie van het verleden leek.30
Nu
is
artikel
13
UVRM
een
niet direct
bindende
bepaling. Maarartikel
9EVRM
is dat wel, en d.aarin worden gelukkigiro*:,
*:ft
bewoordingen herhaald alsin artikel l8 UVRM. Artikel
gEVRM
stelt:'Een ieder heeft ¡echt op vrijheidvan gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te
veranderen, alsmede de wijheid
hetzij alleen, hetzii met anderen, zowel
in
het openbaar als prive zijn godsdienst te belijden ofovertuþing tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toe-passing ervan en in het onderhouden van
geboden en voorschriften,,
De þeaceful
enjoyment'-doctrine
van Otto
preminger
staat
opgespannen voet met de tekst van
artikel
9
EVRM
en is daarmeeeei
29 M' weinrich
' Relìgíon und Retig¡oøsk¡ifir( (tweede druk), ciittingen: vandenheock
&
Ruprecht 2012 (201r); y. euiniqr¡' crítique dc ta rerígøi, par¡is,
ra vifle Brufie 2014; P.B. Shelle¡ 'Essay on Chisrianiry,, lAìS, ¡o,
I. Shi"rcros 6a.1,
Sn"Ury{ü*"},
and Phibsophìcal Crítickm,Landen: Henry Fráwd"içãS, p. ¡e-frZ.
30 Zie daarove¡ M. van Schaiþ .Religious
¡i*ao*.iaiiasphemy
La* ina Global
Contexr: The Corcept of Religious
ó_"f.-",i*l ¡".,
nquiryZùlT, junitjuli,p.ZT.3Z;l:9ï11"'l
I
Herrenberg, .on the Life andrir".,
oiéotåril".ør*iiái'fr'süj
2014)', in: P, Cliteur & T. Ilerrenberg (red.t
n,
foUirã
n¡re of Btasphemylæt,Lei-den: Leiden Universitypress 2016, p. Zl_lll; p. Cliteur,
i.
Herrenberg &8. Rijpkeoa,
'The.New Ceosors'ip: A, Case Stuiyof
fxtra¡aicirin rlr¡ot,
oo Free Spcech,, in: :{. EU¡a¡ & B. Rþkema (red), Freedom of Sþonuoai
maca Oen Haag,neÇ
Inter¡ational publishing 2015, p. 291_31i,
b.
H.rr*i".g
.Dr*";"i"gï;;ü;
Elasphem¡ Human Rights, and the Struggle of pol¡ucJ La¿er. to ¿efend Freedom of Speech in the Ca se of Intocence of Mu-súms,, Ancílh¡*i, ZOf S, t, p. l_f9,
voorbeeld van
rechterlijk
activismevan
een bedenkelijke soort. Het geeft eeninterpretatie
aan eenbegrip (þodsdienstvrijheid)
op eenmanier die
ondermijning
betekentvoor
andere grondrechten,in dit
geval devrijheid van
expressie, maareigenlijk ook
devrijheid
van godsdienstin
dezin van
devrijheid
omvan
religieuzeovertuiging
te veranderen.
De
vrijheid van
expressie van de persoonOtto
premingerwordt
onaanvaardbaar ingeperkt op
grond van
een sterk extensieveinter-pretatie die het
Hof
geeft aan de godsdienstwijheid.Helaas
is
Otto
Preminger
geenuitspraak
geweestdie
zondergevolgen is gebleven
in
dejurisprudentie
van hetEHRM.
In
1994 is een trend gezet die steeds verder knaagt aan het Handyside-principe dat ook schokkende, aân$tootgevende en verontrustend" uitspraken door devrijheid
van expressie worden beschermd.Kritiek
op religie wordt steeds moeilijker.II.
De Oostenrijksecriminalisering
vanreligiekritiek
Herabw ürdiging r eligiö ser L ehren
Tot welke consequenties de
ontwikketing
van delijn
Otto
premingerkan
voeren,vinden we
in
de
recenteuitspraak
E.S.vs.
Austria
(2018).3t E.S. vs.Austria kan
gelden als eenhoogtepunt
(ofdþte-punt)
van
de hedendaagse tendensom
godsdienstige gevoelens te beschermen tegen kwetsuren. De uitspraak heeft echter een sinisterekant, die daarmee te maken heeft dat het
Hof
deze uitspraak doetin
een
tijd
waarin religieus-fundamentalistische organisaties enindivi-duen de bestraffing van godslastering aan zich hebben getrokken.32 E.S, vs.
Austria
is, zoalsik
hier
zal proberenduidelijk
te maken, eenpoging
tot
appeasement van religieusterrorisme
in
eentijd
waarin
misschien een meeryoortvarende aanpakgeboden zou zijn geweest.3l
E.S. vs. Ausrria, 38450112, 25 oktober 2018,32 P. cliteur, Theoterrorism v. Freedom of speech: ftom incident to precedeat,
Amster-dam: Amste¡dam University press 2019.
160
.
H€t ging hierbij, net
als
in
de
zaak
Otto
preminger,
om
eenbepaling
uit
het
Oostenrijkse recht,
namelijk artikel lEg van
deoostenrijkse strañret. Maar waar het oostenrijkse
nationale recht1n
!e
Otto
Preminger-zaak we¿d ingezetvoor
de bescherming van het katholicisme, werd hetin iõ'ts
iog"ot'oor
de
beschermin!
vande islam.
Het ging om de acriviste Elisabeth Sabad.itsch-wo rtr.
zij
zoazich
hebben schuldig gemaakt aan .denigrating
a perso¡ì who is an object
of
veneration' (Herabwürdiging religiöser
Lehren).æIn
dit
gíal
ging
het echterniet
-
zoarsin
zaakotto
preminger
-
om
"hirrte-lijke
iconen, maarom
defiguur
van Mohammed, de profeet van deislam,
.De gewraakte
opmerkingen
hadmevrouw
Sabaditsch_Wolffgemaakt
tijdens
een
lezingenseriegetiteld
.BasicKnowledge
on lslam' van het
Bildungsinstitut
Freiheitliche parreiösterreichsiFpo,
de Oostenrijkse
vrijheidspartij).
Aanwezig waren slechtsdertig
per_sOnen.
Omdat naar de islamitische overlevering de profeet Mohammed
op middelbare
leeftijd
(56 jaar) het meisje Aisha (6 jaar) zou hebbengetrouwd (een
huwelijk
dat geconsumeerdwerd
toenzij
9jaar oud
was), had E.S. de vraag opgeworpen:.What
do we
call
it, if it
isnot
paedophilia?'3rDrie zaken moeten hier goed word.en onderscheid.en.
1.
Het leeftijdsverschil tussen het meisje Aisha en de profeet van deislam.
2'
De lc¡'r¡alifrcatie die men aandit
leeftijdsverschil wir verbinden.3.
De wijze waarop die kwalificatie werd verwoord.Om met het
laatstete
beginnen: mevrouw
Sabaditsch_Wolff had een vraag opgeworpen.Zij
had,niet
categorisch beweerd dat de pro_ feet als een pedofiel zou moeten wo¡den gekwalificeerd.Zi¡
haå
dit
hoogstens gesuggereerd als hypothese,
"ls een te bediscussiëren
punt
tijdens de bijeenkomst.Nieitemin
zulren we zien datde rechte;rijke
autoriteiten, inclusief het Europese
Hof
in
Straatsburg,min
of meeruitgaan
van
een categorische beweringvan
dekant van mevïourr
Sabaditsch-Wolff.Een tweede punt dat aandacht verdient, is dat het leeftijdsverschil op zichzelf geen punt van discussie is, ook niet
in
de islarqitische leer.Natuurlijk valt
over dehistoriciteit
van het leven van iemand diein
de zevende eeuw leefde (circa 570-632) weinig met zekerheid
te
zeg-gen.Maar
datis
in dit
gevalniet belangrijk.
Waar hetom
gaat, is datin
de islamitische overlevering het leeftijdsverschil geen punt vandiscussie is.
wanneer
mevrouwSabaditsch-wolf
dan ook tijdens degewraaktebijeenkomstniet meerzou hebben gedaan dan de feitelijke
informatie
over het leeftijdsverschil zou hebben overgedragen, zouzij niet hebben kunnen worden veroordeeld. Waar het om ging, zoals nog zal
blijken
in
het vervolg vandit
betoog, was datzij
daaraan dekwalificatie van þedofiel'verbond,
althans dewaag
opwierp of hetniet verantwo ord, zoa zijn om deze
kwalificatie
te gebruiken. Toendat
eenmaal het geval was,werd
zij
aangegevendoor
een aanwezigejournalist
bij
depolitie
en dat leiddetot
haar vervolgingen veroordeling door de oostenrijkse instanties, een veroordeling die doo¡ het Europees
Hof
nietin strijd
werd geoordeeld met hetEVRM.
Het behoeft geen betoog dat sinds de fatwa over Rushdie (19g9),3s
de
Deense
cartoonafaire
(2005F6en de
Franse
cartoonaffaireQ0l5)3?
kritielç
satirischekritiek,
dan
wel een op meer historische gronden georiënteerdekritiek3s
een delicate zaak is geworden,Ook
35 zijn eigen verslag van de gebeurtenissen geeft de schrijver in s. Rustrdie, /osqptl
Anton: A Mefioir Londen: JonathanCape2}l2.
36 De man die de opdracht gaftot het maken van de cartoons geeft zijn visie in: F. Rose, TheTyranny ofsilcnce: How one cartoon igniteitaGlobnlDebate on the Futute ofpree
Speecfr, Washington D.C.: Ceto lBstitute 2014. Zie ook zijn inleiding tot p. Cliæur & T. Herrenberg (red), The Pall and Rire of Blasphemy Law (met een voorwoord van
F. Rose), Leiden: Leiden Univerúty P¡ess 2016.
37 Ph. VaL CÉtøit Charlie, Parijs: Grasset 2015; J. Attali e.a., Nozr somnes
Char-lìe: 60 É,crivaíns unìs pout la libefié d'expressiott, parijs: Les Livre de poche 2015;
D. Benhabib, Aptès Chailie: laTques ìle tous les pays, mobilisez-vous!, parijs: H&O éditiors 2016t W. Laes, Een jaar na Charlie Hebdo: een pdøfet (rneteen voorwoord
van P. Cliteur), AntwelpeD/Utrecht: Houteki€t 2016 (20t5).
38 ZiebijvoorbeeldH..{bdel-sam¿d,Mohamed:EineAbtechnungMünchen:Droemer
Verlag 2015; A.M. Delc¿mbre , Mahomet: La parole ilÃttøh, parijs: Éditions Galli_
33 E.S. vs. á,usrria (20t8), par. 3.
34 E.S. vs. Austria (201E), par. 13.
162
voor het recht heeft dat grote consequenties. De vraag die zich aan_
dient
is deze: welkelijn
ten aanzienvan
dejuridische
beschermingvan religiekritiek
zouhet
beste weerwerkkunnen
leveren aan eenverdergaande verslechtering
vlg
de Europese veiligheidssituatie die sinds deliquidatie
van de redactievan
charlie
Hebdo zonijpend
is geworden? Is devoortzetting van
delijn
Handyside gewenst, of die vanOtto
Preminger en E.S. vs. Austria?voorstanders van de
Handyside-lijn
wijzen op een steeds verdereuitholling
van
het Europees mensenrechtenregime,3e tegenstanders zien het beschermenvan uitingen die kunnen
schokken, aanstoot_ gevendzijn
en yerontrusten als gebrek aan respectvoor
(de wereld_beschouwing
van) 'vulnerable
minorities'.ao Europese maarook
denationale
rechterlijke instanties
staanvoor
eenbelangrijke
keuzer moeten zij de redenering zoals uiteengezetin
otto
premingervervol-gen, of inzetten op het versterken van de Handyside-lijn? Het zal dui_delijk
zijn
dat deze vraagnooit
doo¡ een interpretatie vanjuridische
concepten alleen
kan
worden beantwoord.Aan
debeantwoording
van die vraag zitten ook belangrijke strategische aspecten.mard 2009; R. spencer, Did Mohammød Exist? An Inquby into Islam's abscure
oúg-irs, Delaware: Wilmi¡gton 2012.
39 T. Nasreen
&
C. Fourest, L¡brcs dele
ilire: Conversøtions mécréantes, ptrljs:Flammarion 2010; c. Fourest, .Éroge du blasphème, parijs: Bernard Grasset zois;
Ch. Þjarrann, Comñent lutter efrcøcement contre t'idéolngíe islamìque, parijs;
Bernard Grasset 2016; J. Bougrab , l¿ttre d.'exil: La barbarie et nous, parifs: fe
Édiii
ons du Cerf2017; Benhabib 2016.
40 Zie I' Buruma, Mwder in Amst*dam: The Deøth of Theo'vøn Gogh and the Límits of
loleranc¿, New Yorlc Penguin 2006; I. Bu¡uma, .D"' Dogmatismirs der Auftlärung', in: Th' chervel & Ä. seeliger (teð,.), Islam in Earopa: Eine ifternationale Debøtie,
Frankfurt am Main: Suhrkamp Yerlag2007, p. 126-I2t I. Buruma, .Charlie and
theo', Project STnilicøte: the Wortd\ Opiníon pøge 15 januari 2015. In deze lijn ook:
M. Nussbaum, The New Religious Intoletance: Olercoming the politics of Fear in an Anxíous Age, cambridge, Mass./Lo¡den: The Belknap press ofHarvard university Press 2012. wat Nussbaum als 'tole¡antie'verdedigt, is nadrukkeliik ¡¡iet de
voltairi-aanse tolerantie zoals hiervoor gepresenteerd.
H et' vre edz øam genot' van go dsdienstv r iiheid
Ik
zal nu verder inzoomen op het concept 'peacefulenjoyment'van
de godsdienstvrijheid en met name de vergaande consequenties diedit
concept heeft voor de veiligheidssituatiein
Europa.We hebben gezien dat het Europees
Hof
spreektvan
deþeace-ful
enjoyment'van
het recht op godsdienstvrijheid, een 'vreedzaamgenieten' dat beperkingen zou opleggen aan de
vrijheid
vanexpres-sie
en
aanreligiekritiek
in
het
bijzonder.In
detijd
dat het
arrestOtto
Preminger werd gewezen (1994),klonk
deformule ireedzaam
genot'
van
godsdienstvrijheidbetrekkelijk
onschuldig.Maar
is dat nog steeds het geval?Of
moeten we constateren dat de omstandig-heden drastischzijn
gewijzigd enhet
hanterenvan
deireedzaam
genot'-formule perverse o{, iets omfloerster geformuleerd, averechtse gevolgen heeft? Om maar meteen het dilemma op tafel te leggen: hoe
moet
mendie
'peacefulenjoyment' zien
in licht
van
de aanval opreligiekritiek
zoals deze naar vorenkomt in
de Rushdie-affaire en de cartoonaffaires?aIIn
E.S. vs.Austria komt
hetHof
verschillende keren terug op dedoctrine van
het vreedzaam genot van het recht opgodsdienstvrij-heid, een punt dat, zoals
ikhiervoor
al heb gesteld, een geheel nieuweactualiteit heeft gekregen
in
het kadervan
de werkelijke verstoring van de rechtsvrede,namelìjk
de terroristische aanslagen op devrij-heid van
kritiek.
Nadat hetHof
de gebruikelijkezin
heeftuitgespro-ken dat gelovigen moeten accepteren dat
kritiek komt
op hun geloof,vervolgt het met de woorden:
'However, the manner
in
which religious views were attacked could invoke the State's responsibility in order to guarantee the peaceful exer-cise of the rights under Article 9.' (par. 13)4l
Zie ook M. van Schaik,'Religious Freedom and Blasphemy Law in a Global Context',in: P. Cliteur & T.Herrenberg, The Fall and Rise oJ Blasphemy Law (met een voor-woord va¡ Fteming), Leiden: Leiden University Press 2016, p. 177-209; Herrenberg
201s, I, p:. l-19.
En verder:
'The court concluded that the interference with the applicant,s freedom of expression in the form
ofcçriminar
conviction had been justiûedas
it had been based in law and h"ã
b...,
,r...rraryin
a democratic society,nameþ in order to protect religious peace in Austria., (par. 15)
Wiede
hierr¡oor geciteerde zinnen leest, zou bijna deindruk
krijgen
dat de belangr$kste bed'reiging van de
Terigieuze vrede'
in
oostenii;t
het feit is dar mevrouw
Sabaditsch_Wolffiaarschuwt
ægenraigi;s
fr¿natisme.Haar
waarschuwenwordt
haaraangerekend als een ver, storing van de rechtsvrede.
Maar
is hetniet
veeleer omgekeerd?De
grote bedreiging voor de religieuze vrede
wordt gevormd door de ter-roristen. En het is dáártegen dat mevrouw sabaditsch-worffen
ande-1n
die haar
perspectief deleru waarschuwen.Haar wagen
b$
hetleeftijdsverschil tussen deprofeet en het meisje
zþ
in datlrchtgezien
een bijzaalc zij zijn
een onderdeer van een bredere discussie
diel¡
wir
openen over de aard van de
islam.
Zoahetniet
tot
deprimaire
ver-antwoordelijkheid van de staat behoren dat men het mogeliik maaktdat kritische burg€rs deze discussie kunnen
voeren?
In
het bijzonderwanneer men zich bedenkt dat de staat niet bepaald
su.r.rroi i,
io
d"
beteugeling van het religieus gemotiveerd terrorisme?De
verwijzing naar 'religious
peace,, zoals dezedoor het Hof
gemaakt
wordt'
zou men onder de huidige omstandighedenironisch
kunnen noemen.
In
detijd
van
de zaakOtto preminger
(1994) ver_ wees de 'religieuze vrede' naar hetfeit
dat de ironischekritiek
yanfilmmaker Otto
Preminger op het katholicisme wel eens degemoeds-rust
van katholieken 29ukrrn¡s¡
verstoren.'vrede'
was toen ,rust,.
Maar anno
2018 heefthet begrip 'vrede'
eenminder
metaforischedimensie gekregen. Het betekent werkelijk de afwezigheid van gewa_
pend
conflict.
In 200542 en 20156 hebben bedreigingen met
þiek
geweld plaats-gevondenvan
de zijdevan
religieus terroristenaa enzijn ook
daad-werkelijk
slachtoffers gevallen.In
1989, met de fatwa over Rushdie,a5is
dit
soort dreiging voor
devrijheid
van
expressie begonnen, eensituatie
die
in
Nederland tweejaar
eerder werd voorafschaduwdin
de Carrell-affaire.a6 Sindsdien is deze dreiging
niet
meer verdwenenof
zelfsmaar verminderd
in
de wereld.Integendeel het
lijkt
niet
overdreven
te
stellendat
hedendaagsereligiecritici het
slachtofferzijn
gewordenvan
eennieuwe gijzelingstechniek
de
gijzelnemer spreeh een doodsvonnisuit
over de criticus van de religie (Rushd.ie,cartoonisten) en de
criticus 'verdwijnt'
in
een bewakingsregimeof
wordt een andere identiteit aangeboden omdat de staat nauwelijksbij
machte is bescherming te bieden,aTVan
deze situatielijken
de Oostenrijkse rechterlijke autoriteitenzich niet bewust, net
zomin
als het EuropeseHof
in
Straatsburg meteen enkel woord daarover rept. Valt
dit
te kwalificeren als eenbevre-diçnde
situatie?Er zijn twee reacties te geven op deze taxatie van de situatie.
¡l2
Rose 2014.43 M. Swan, 'Charlie Hebdo "part of the situation" that led to attaclç says Charles
Taylor', The Cøtholic Register2l januari 2015; Val 2015; Attali e.a 2015; Be¡habib
2016; P. Cliteur, 'Vrijheid van expressie na Cha¡lie', Nederlands lurístenbln¿2Ttítí, p. 306-31i; T. Herrenberg,'Charlíe Hebdo: cartoons en godslastering', NJB blog
16 januari 2015; L4est2016 (2015); P. Ory, Ce Que ilit Charlle: treize leçons d'histoire,
Le débat,Panjs: Gallimard 2016.
44 Voor religieus terroristen hanteer ik zelf de term 'theoterroristeu', een verwijzing naar het feit dat deze categori€ tenoristen op basis vao een bepaald godsbeeld
('theos') bereid is terroristisch geweld aan te wenden. Zie hierover Cliteur 2019.
45
O. Pamuk 'Pour Rushdie', in: 4,. Abdallah e.2., Pour Rushdie: Cent intellecnelsarabes et mvsulmans pow lø líbert¿ ilÞxprcssion, Parijs: La Decouverte, Car¡éfour
des littératures, Colib¡i 1993, p. 244-245; D, Pipes, 'Two Decades of the Rushdie
kules', Commentarl oktober 2010, p. 30-35; M. Ruthven,,,l Søtønic Afair: Sø\møn Rushîlie ønil the Rage oJ Islam,Londen: Chatto & Windus 1990; Cliteu¡ 2019.
46 P. Cliteu¡, 'The Rudi Ca¡reli Âfair and its Significance fo¡ the Tension between
Theo-terrorism and Religious Satire',,4,øcilla luris 2013, 15, p. 15-41.
47
P. Cliteur, 'Mode¡a hostage-taking: a serious problem fur religÍous liberty toda¡ in:A. Meauge (red) , Religious Liberty and the Lau,Lonðen/New YorL Routle dge 2017,
p.175-190.
166
De twee reacties op de terreurdreiging
De
eersteis dat rechterlijke
instantiesook
heremaal geen rekening behoeven te houden met dehi*.çr"t
.trt
poiiti"t"
rito"tie. Zij
moe_ ten gewoon het recht to€passen,wat daar ook de
"oor"qu.o,á,
*o
zijn.
Dit
lijkt
bij
naderinzien
echter een enigszinsnaïeve
opvatting
over rechterl¡ke interpretatie. Hetzijn
d.
wi"n
ook hetverdr agzerf
die verwijzingen maken naar doelstellingendie verder reiken dan de
black
letter
law. Dein
hetEVRM g.rroã_ì;-grondrechten
worden
volgens de tekst van het verdrag zélf.onderworpen
aan bepaalde for_
maliteiten, yoorwaarden, beperkingen of sancties, die
bij
de wetzijn
voorzien en die
in
een democratischesamenlwing
noodzakelijkzijn
in
het belangvan
de nationaleveiligheid,
territoriale
integriteit
of
openbare veiligheid, het voorkomenvan wanorderijkheden en straf_
bare feiten, de bescherming vau de gezondheid
of de goede zed.en, de
bescherming van de goede naarn
oi
dere.hten
van anderen,
om
deverspreiding van vertrouwerijke mededelingen.te voorkomen
of
om1.,
g.r"g
en deonparrijdigheid van
de,."îr.rti¡t"
macht te waar_ borge¡"na Derechter
zar zich dusook
een oordeel moeteu vormenover de 'territoriare
integriteit'
in
eenland
(hoogst rerevantvoor
de kwestie diehier ter
beoordeling staat),o"o
¿.
bpenbareveilig_
heid'
(waarvoor hetzelfde gerdt),het
'toorto-.r,
van
wanordelijk-heden' (waartoewe terroristische
aansragen
met
eensterk
gevoervoor understatement toch zekere mogen
..k*arr¡,
etcetera.
D"]trroo,
de rechter geen taakligt in
het bestuderen vande maatschappelijke
context waarin de grondrechten tot
çlding
gebrachtmo.a"n
*o.áo,
ligt
niet voor de hand.Maar misschien is nog een tweede
antwoord
mogelijk. Men zouook kunnen
aanvoeren.dl zlwel
de Oostenrijkse als de Europese rechter wel degerijk aandacht heeft besteed
""o
L
.theoterroristische
dreiging' die
kan
ontstaanop het moment dat
discussies over het leeftijdsverschil tussen de profeet en het meisjewijelijkkunnen
wor-den gevoerd.
Zij
hebben alleen gemeend dat die dreiging zo serieus is dat het opschorten van de grondrechten noodzakelijk is om destaats-veiligheid æ waarborgen.
Kritiek
op de profeet, zelfs uitçsp.rokenbij
een kleinschalige bijeenkomst vantwintig
mensen, iszoh
gevoelige zaak dat het opnieuw een terroristische aanval kan uitlokken. precies zoals gebeurd isin
januari
2015 met de aanslag op Charlie Hebdo.Hoewel het
niet
explicietwordt
uitgesproken, maar misschienver-keert het
Hofin
de veronderstelling dat we verkerenin
eennoodtoe-stand.
Wanneer we de zaak op de aangegeven manier interpreteren,
da¡
moeten we zeggendat
de Oostenrijkse rechters en de rechters vanhet Europees
Hof
zich wel degelijk bewustzijn
geweest van depeni-bele veiligheidssituatie en is
dit
juist
de reden waaromzij
mevrouw Sabaditsch-Wolff veroordelen.Dus
omdat
zij de
fysiekevrede
in
gevaar
brengt,
omdatzij
de geweldplegers een aanleiding geeft omeen democratische rechtsorde te 'bestraffen'.
Door
haar vrijmoedigekritiek
op het leeftijdsverschil tussen de profeet en het meisje Aishalokt
zi¡ een gewapende terroristische aanvaluit.
Met andere woorden, mevrouw Sabaditsch-Wolff moet zwiigen omdatzij
eenveiligheids-risico
scheptvoor Oostenrijlc
een veiligheidsrisico dat de statelijke autoriteiten niet beheersbaar achten. Het EuropeesHof
op zijnbeurt
erkent dat risico en erkent daarmeein
feite (zonderdit orpliciet
uit te spreken) dat Oostenrijk wordt gechanteerd door terrorismedreiging,Is
dit wellicht
deverklaring
voor het wonderlijke oordeel van het EHRM?Het antwoord kunnen we niet met zekerheid vaststellen, want het
Hof
blijft
vaag over de ware reden van zijn oordeel. Onder verw$zing naarOtto
Preminger en andere uitsprakenwaarin
dedaarin
inge-zette l$n wordt versterkt, vat het
Hof
deeiçn
positie samen met:'it
held that the aim of the i¡terference had been to protect religiouspeace and the religious feelings of others and was therefore legitimate'. (par.2r)
48
Dit is de.formurering die na ate groadrechteniu Iid 2 van het artikel waa¡in het grondrecht wordt ge6rmuleeld, J""a,
puJgt.
;"
ñpu.liogop.o
grondrcchtis dus moçlijk,mits: (1) r¡oorzie¡-bü
¿.Lt,
Gi
*¿-isilL¿.**,.,ische
srmen-leving, {3) in hetlicht van
bcpaald.,*."J"ñdrit_iän".
168
Tegen de achtergrond van het hier gestelde roept
dit,
zoalsgezeg{
deT1g_op
om wiens 'religìous feelings' het hier gaat. Doelt hetHof
opde 'religieuz.e gevoelens'rn"o
*"o.uo
als saÍditsso¿ors)
enchérif
Kouachi (1982-2015), de twçg broers
die
de aanslag pleegden op de
cartoonisten van Charlie Hebdo op 9
januari
2015?De ûlm begint
in
mei
1940,wanneer de Britse Labour Party
het
vertrek eist
van
de
conservatieveprime
minister
Neville
Chamberlain (1869-1914). Chamberlain werd als zwakbeoordeeld en
hij
wasin
diskrediet
geraakt vanwegezijn
concessies aanHitler in
1936. Chamberlain probeert Lord
Halifax
(1831-1959) als.zijnopvol-ger naar voren te schuiven, net als Chamberlain een voorstander van vredesonderhandelingen met Duitsland.
Winston
Churchill
deFirst
Lord of the
Admiraþ
is echter tegenstander van onderhandelingen metDuitsland, want
Hitler
isnotoir
onbetrouvñaar
gebleken.Met
een dergelijke man kan men geen afspraken maken.Twee strategieên staan tegenover elkaar:
1.
Proberen afspraken te maken, maar dat kan met zich brengenver-nederende voorwaarden te moeten accePteren en
toch
uiteinde-lijk
het risico teþen
datHitler
de afspraken zal schenden.2. Geen afspraken maken, maar
met het risico oorlog
enook
hetverlies van een oorlog.
Churchill
istot
het tweede geneigd en bereid.Halifax
gaat voor heteerste.
De
beideopvattingen strijden om
de Yoorrangin
het War
Cabinet dat
geleidwordt door
Churchill
alsprime minister,
maarmet daarin ook
Chamberlain
en Halifax als 'interne
oppositie'. Geconfronteerdmet
het deprimerende nieuws over deDuitse
suc-cessenop het
Europese vastelandverliest
zelfsChurchill
bijna
demoed, maar
in
zijn
darkesthour
krijgt hij
bijval van
twee Partiien.Allereerst van de
koning, namelijk
GeorgeVI
(1895-1952),die
aan-vankelijk Churchill
een onbetrouwbare Persoon achtte, maarin
hetdiepst van de crisis zich toch achter
zijn prime minister
schaart.Als
tweede van het Britsevolk
Churchill
beweegt zich voor het eerst vanzijn
levenin
de Britseunderground
om het oordeel van hetvolk
ævernemen (een toevoeging
in
defilm
die
niet
correspondeert metde
historischewerkelijkheid).
Hij
gaatin
gesprekmet
de'gewoneBritten'
enlegt
dewaag voor of
men zou moeten toegeven aan deDuitsers. 'Neveq never', zegt een meisje
in
de tube. Het'never givein
Darkest
Hour
Wie
de
gangvaü
zaken interpreteert
op
de hierboven
geschetstewljze, zal ongetwijfeld
met
een ougemakkelijk
gerrcelbIi¡ven
zit-ten.
Immers,
als de staat onskennelijk niet
meerkan
beschermen t_een het religieus gemotiveerde terrorisme, is het hooghouden van de vrijheden
van
hetEVRM
denniet
een verloren zaak ger,rorden?Iq
zonder datdit
eerlijk wordt
uitgesproken, het[Iof
begonnetr m€t een'herijkingsoperatid van
diewijheden
in
de r¡erwacbting het op een akkoo¡d met de terroristen te
kunnen
gooien?s
Maar
als dat de strategie is, moeten we danniet
expliciet en rationeel overwegenof
die stratçgie wel kans van slagen heeft
(in
plaats van het teveronder-stellen)?
Ik
maak nu een kleine excursie dieniettemin
relevant is voor onsonderwerp.
Ik
wil
de aandachtwagen
voor
deûlm
Darkest
Hour
(2017) van regisæur
)oe
Wright,
op basis van een script vanAnthony
McCarten. Deze
frlm
behandelt
eenvan de
meest speclaculaireperiodes
uit
her leven vanWinston
Churchill
(1g74-1965), namel$khet begin van
zþ
periode alsprime minister
toen de belangrijkstebeslissing moest worden genomen ten aanzien van het
opreãen
van AdolfHitler
en de Duitse dreiging voor de wererdvrede. De waagwas
eenvoudigwq
deze: moesten deBritten
proberen eenvredesverdrag
met Duitsland te sluiten of de oorlog ingaan?
49 Mm wo¡dt ook herinnerd aan de magistrale roman van de Fr¡nse schrijwr
Michel Houellebecç die de aaopassingen beschrijfr in het ¡aar 2020, ,'âûneer het isl¡mismc een fsctor van bctekenis is gewordcn in rrankri¡lq en de securiere
staats-instellingen, inclusiefde uoiversiteit, meebuigeu met de nieuwe machthebbers. zie
M. Houellebecq, Sonmíssion, parijs: Flammarion 2015.