• No results found

Marokkaanse hangjongeren in relatie tot het normbesef, externaliserend probleemgedrag, aantal uren hangen en de ouderlijke controle.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2020

Share "Marokkaanse hangjongeren in relatie tot het normbesef, externaliserend probleemgedrag, aantal uren hangen en de ouderlijke controle."

Copied!
36
0
0

Loading.... (view fulltext now)

Full text

(1)

0

2012/2013

Marokkaanse hangjongeren in relatie

tot het normbesef, externaliserend

probleemgedrag, aantal uren hangen

en de ouderlijke controle.

Gegevens student: Danielle Goedhart X

X X

D.Goedhart@umail.leidenuniv.nl S1160540

Master Education and Child Studies 20 ECTS

Gegevens begeleiding

Eerste begeleider: Prof. Dr. .H. Vedder Pieter de la Court gebouw Wassenaarseweg 52 2333 AK Leiden Kamernummer 4A19 vedder@fsw.leidenuniv.nl Tweede begeleider: Dr. M. Van Geel

[

MASTERPROJECT

]

(2)

1

Marokkaanse hangjongeren in relatie tot het Normbesef, Externaliserend

Probleemgedrag, aantal Uren Hangen en de Ouderlijke Controle vanuit de thuissituatie.

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek is in de eerste plaats inzicht geven in de relatie tussen de

ouderlijke controle vanuit de thuissituatie en de hoeveelheid uren hangen op straat. In de

tweede plaats is het doel om inzicht te geven in de relatie tussen het normbesef en

externaliserend probleemgedrag. Er wordt daarnaast onderzocht of het aantal hanguren van

Marokkaanse jongeren een mediërende factor is. Met behulp van een vragenlijst,

samengesteld met onder andere Normbesef vignetten en andere bestaande genormeerde

schalen zijn de antwoorden van 122 Marokkaanse hangjongeren van 16 en tot en met 21 jaar

binnen de randstad onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de ouderlijke controle negatief

samenhangt met de hoeveelheid uren hangen op straat. Een verminderde ouderlijke controle

draagt bij aan een hoger aantal hanguren. Daarnaast is er samenhang gevonden tussen het

normbesef en externaliserend probleemgedrag van Marokkaanse hangjongeren. Een lager

normbesef hangt samen met meer externaliserend probleemgedrag. Er is geen mediërend

effect gevonden voor het aantal uren hangen op de relatie tussen normbesef en

externaliserend probleemgedrag.

De bevolking in Nederland geeft aan last te hebben van groepen jongeren op straat (CBS,

2008). Het Centraal Bureau voor de Statistiek laat zien dat tien procent van de Nederlanders

in 2008 de meeste overlast hebben van groepen jongeren. Vijftien procent van de bevolking

voelde zich wel eens onveilig in de omgeving van rondhangende jongeren. De problemen

variëren van ergernissen door hinderlijk rondhangen, lawaai van het rondrijden op brommers,

vernieling, agressie en zelfs crimineel gedrag. Niet alleen het Centraal Bureau voor de

Statistiek illustreert de last die mensen ervaren door hangjongeren. Ook in media zoals

dagbladen of op het journaal worden hangjongeren regelmatig als zeer hinderlijk bestempeld.

Binnen het huidige onderzoek wordt aangesloten bij de omschrijving van hangjeugd

volgens Hazekamp (1985, p 101). Hier is voor gekozen omdat hij belangrijke elementen

koppelt die noodzakelijk zijn voor een duidelijke definitie. Volgens Hazekamp (1985) is een

jongere een hangjongere als deze zich ‘’herhaaldelijk en op bepaalde tijdstippen ophoudt met

andere jongeren, in een zelfgevormde groep in een publieke ruimte in de vrije tijd buiten het

(3)

2

na het onderzoeken van groepen autochtone jongeren.

Volgens onderzoek van Chong et al. (2012) vertonen jongeren in een hanggroep

regelmatig asociaal gedrag. Het onderzoek toont tevens aan dat hanggedrag kan leiden tot

risicovol gedrag. Daartegenover staat dat antisociaal gedrag van jongeren een voorspellende

factor is om zich aan te sluiten bij een groep jongeren (Dishion, Nelson, Yasui 2005).

Ondanks de last die de bevolking ervaart ten aanzien van hangjongeren en resultaten uit

verscheidene onderzoeken blijkt dat heel wat vrije tijd ongeorganiseerd wordt doorgebracht.

Rondhangen hoort bij de favorieten van de jongeren (Hazekamp, 1985; Larson, 1997; De

Witte, Hooge & Walgrave, 2000).

Marokkaanse hangjongeren

Marokkaanse jongeren zijn in Nederland al sinds het einde van de jaren ’80

oververtegenwoordigd in politiestatistieken betreffende criminaliteit (CBS, 2012; Decker &

Weerman, 2005; Laan & Blom, 2011). Marokkaanse hangjongeren vestigen de aandacht op

zich door hun opvallende gedrag zoals agressief optreden tegenover omwonenden in hun

buurt, en door hun machogedrag naar vrouwen (Pels, 2003). Het probleemgedrag van Marokkaanse jongeren lijkt voort te komen uit het grote verschil tussen de opvoeding binnen

de eigen cultuur en het daadwerkelijke leven in de Nederlandse samenleving (De Boer, 2008;

Pels, 1998) . Bij Marokkaanse jongeren thuis heerst veel controle en autoriteit, terwijl de

Nederlandse samenleving over het algemeen uitgaat van praten en onderhandelen

(Werdmolder & Meel, 1993; Werdmölder, 2005). Doordat Marokkaanse jongeren zich

aanpassen aan de waarden en normen in de Nederlandse samenleving krijgen de ouders het

gevoel dat zij het gezag verliezen over hun zoon of dochter. Hierdoor kunnen veel conflicten

binnen het gezin ontstaan.

Een andere verklaring van de oververtegenwoordiging van Marokkaanse jongeren in de

politiestatistieken is de Strain Theory. Deze theorie bepleit dat delinquentie een gevolg is van

het niet kunnen behalen van waardes in de samenleving. Geld of bijvoorbeeld werk wordt

gezien als een algemene waarde. Omdat Marokkaanse jongeren denken dat zij minder kansen

hebben dan anderen, uiten zij dit in delinquent gedrag. De frustratie zorgt ervoor dat dit

delinquente gedrag tot uiting komt. Bij jongeren in het algemeen komt daarbij bij dat zij

vastzitten aan een structurele omgeving, familie en bijvoorbeeld school. Als deze omgeving

pijnlijk of vijandig is, hebben de jongeren maar beperkte mogelijkheden om hieruit te

ontsnappen. Een pijnlijke of vijandige omgeving zal sneller leiden tot delinquent gedrag

(4)

3

de condities waarin de jongeren thuis opgroeien. Zijn onderzoek laat zien dat problematische

thuissituaties van Marokkaanse jongens (in probleembuurten in Amsterdam) ertoe bijdragen

dat jongeren hun vrije tijd grotendeels op straat willen doorbrengen.

Normbesef

Kinderen en jongeren leren in de loop van de jaren omgangsvormen die nodig zijn bij sociale interacties binnen de maatschappij. Deze omgangsvormen worden ook wel normen en

waarden genoemd (Hoeksema & Van der Werff, 1994). Een norm wordt omschreven als een

gedragsregel, waarin normbesef het bewustzijn is van geldende normen. Een gedragsregel is

gebaseerd op een stelsel van waarden en is vaak ongeschreven (Boon & Geeraerts, 2005).

Kinderen en adolescenten ondergaan een ontwikkeling wat betreft het vellen van morele

oordelen. Een moreel oordeel is een beredeneerde uitspraak over de juistheid van een

handeling (IJzendoorn & Frankrijker, 2005). Normbesef noemen we het hanteren van normen

en waarden en het beoordelen van het eigen gedrag op basis van normen en waarden

(Thornberg, 2010; Wainryb, 2006). Daarbij vormen de normen en waarden een fundamenteel

kenmerk in een mensenleven (Fiske et al. 1998). Het normbesef zorgt ervoor dat de jongere

zich realiseert wat acceptabel is in de omgang met anderen. Het ontwikkelen van een normen

en waarden systeem is moeilijker geworden in deze samenleving. Dit komt doordat jongeren

zich bevinden in een samenleving waarin een enorme hoeveelheid aan culturen en meningen

worden gepresenteerd (Baumeister & Murraven, 1996).

Volgens Beke en Kleiman (1993) speelt een gebrek aan normbesef een rol in het ontwikkelen van ontspoord of crimineel gedrag. Tevens is er een sterk verband gevonden

tussen het acceptabel beoordelen van agressief gedrag en het manifesteren van externaliserend

probleemgedrag (Werner & Nixon, 2005). Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die

fysiek agressief gedrag als verkeerd of niet-oké bestempelen minder vaak agressief gedrag

laten zien, ten opzichte van hun leeftijdsgenoten (Bandura et al., 1996; Murray-Close et al.,

2006). Maar als er een norm heerst die geweld als iets positiefs ziet, zorgt dat ervoor in

samenwerking met groepsdruk, dat de jongere geweld blijft hanteren (Bernburg, &

Thorlindsson, 2005). Zoals eerder genoemd speelt een gebrek aan normbesef bij jongeren met

probleemgedrag een rol. Deze jongeren zijn sterk gericht op hun vriendengroep, die zich

kenmerkt door een stabiele samenstelling en hechte structuur (Beke & Kleiman, 1993). Deze

vriendengroep bevindt zich vaak in maatschappelijke ruimtes of straat zonder enig toezicht.

Een laag normbesef is een groot risicofactor om een hogere mate van probleemgedrag te

(5)

norm-4

overschrijdende gedragingen, dit zijn handelingen die de geldende (sociale) normen en

gedragsregels overschrijden. Te denken valt dan onder andere aan het veroorzaken van

overlast op straat (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2003). Uit onderzoek is

gebleken dat er geen verschillen zijn tussen het normbesef van jongeren met verschillende

etnische achtergronden, waaronder de Marokkaanse achtergrond (De Boer, 2008) .

Externaliserend probleemgedrag

Externaliserend probleemgedrag is ongewenst en storend gedrag dat problematisch is voor de (sociale) omgeving (MOVISIE, 2012). Hieronder vallen agressie, criminaliteit en

middelenmisbruik. Vaak wordt bij externaliserend gedrag sociale normen en regels

overtreden. Vollebergh (2007) sluit aan bij deze omschrijving: externaliserend

probleemgedrag is grensoverschrijdend gedrag dat ernstig is, langdurig aanhoudt en vaak

voorkomt. Bij de puberteit hoort ten dele externaliserend probleemgedrag (Dékovic, Janssen

& Van As, 2001; Reitz, Dékovic & Meijer, 2005). Meer dan de helft van de jongeren raakt

betrokken bij een vorm van agressief probleemgedrag. Jongeren met een hogere mate van

externaliserend probleemgedrag hebben vaak een lager normbesef dan leeftijdsgenoten die

weinig probleemgedrag vertonen (Brugman & Aleva, 2004). Jongeren die zich veel op de

straat bevinden kunnen op een gegeven moment straatcodes overnemen. Straatcodes zijn

impliciete regels die gelden op straat onder de jongeren. Als jongeren straatcodes overnemen

is dit een voorspeller van geweld (Stewart, Schreck & Simons, 2006). Straatcultuur is tevens

een belangrijke voorspeller van delinquent gedrag (Anderson, 1999). Daarnaast is aangetoond

dat hangjongeren een groter risico lopen om in de criminaliteit te belanden dan jongeren die

niet hangen (Nagin & Tremblay, 1999). Externaliserend probleemgedrag komt bij veel

jongeren voor, maar de categorie hangjongeren blijkt sterker vertegenwoordigd dan de

jongeren die niet hangen (Beke, van Wijk & Ferwerda, 2003). Volgens onderzoek van Pels

(2003) is het een gegeven dat de specifieke groep Marokkaanse jongeren meer externaliserend

probleemgedrag vertoont dan autochtone jongeren.

Ouderlijke controle

Binnen het ontwikkelen van probleemgedrag speelt het gezin een prominente rol in het probleemgedrag van adolescenten (Parke, 2004). Ouderlijke controle binnen een gezin kan

bestaan uit kennis van waar een adolescent is, met wie en welke activiteiten hij/zij

onderneemt (Kerr & Stattin, 2000). Daarbij blijkt dat ouders een groot effect hebben op het

probleemgedrag van jongeren. Kleinschalig onderzoek heeft aangetoond dat Marokkaanse

(6)

5

Nederlandse ouders (Pels & Nijsten, 2003). Onderzoek laat zien dat een hoge mate van

ouderlijke controle gerelateerd is aan een lage mate van externaliserend probleemgedrag

(Jacobson & Crockett, 2000). Hoe minder ouders weten waar hu n kinderen zijn, wat zij doen

en met wie zij hun tijd doorbrengen, hoe meer de kinderen hun eigen gang kunnen gaan. Dit

kan bevorderen dat jongeren de straat op gaan (Laird, Pettit, Bates, & Dodge, 2003). Tevens

concludeert Beyers et al. (2003) dat verminderde ouderlijke monitoring is gerelateerd aan

verhoogd externaliserend probleemgedrag en het meer tijd doorbrengen in de maatschappij

zonder toezicht.

Uren hangen op straat

Onder het vorige kopje is uiteengezet dat beperkte ouderlijke controle kan bevorderen dat jongeren de straat op gaan. Zowel bij Nederlandse als Marokkaanse jongeren wordt een hoger

niveau van ouderlijke steun gerelateerd aan het vertonen van minder probleemgedrag zoals

delinquentie op straat, agressie en aanpassingsproblemen (Eichelsheimet al., 2010). Zoals

eerder beschreven heeft onderzoek aangetoond dat Marokkaanse ouders hun kinderen

grootbrengen met meer straf en minder toezicht ten opzichte van Nederlandse ouders (Pels &

Nijsten, 2003). Zij zullen zich hierdoor vaker op straat bevinden. Het doorbrengen van tijd op

straat is volgens de Jong (2007) een gevolg van de condities waarin de jongeren thuis

opgroeien. Zijn onderzoek laat zien dat problematische thuissituaties van Marokkaanse

jongens (in probleembuurten in Amsterdam) ertoe bijdragen dat jongeren hun vrije tijd

grotendeels op straat willen doorbrengen. Ten slotte geven Persson et al. (2007) aan dat

jongeren die thuis bijvoorbeeld negatieve interacties met ouders ervaren minder deelnemen

aan georganiseerde vrijetijdsbesteding. Deze jongeren brengen procentueel meer hun vrije tijd

ongestructureerd door op straat door bijvoorbeeld rond te hangen. Er zijn tot op heden geen

specifieke wetenschappelijke gegevens beschikbaar van hoeveel uren Marokkaanse jongeren

hangen op straat.

De relatie tussen normbesef, aantal uren hangen op straat en het externaliserende probleemgedrag

Een gebrekkig normbesef speelt bij jongeren met (externaliserend) probleemgedrag een rol. Deze jongeren zijn sterk gericht op hun vriendengroep, die zich kenmerkt door een

stabiele samenstelling en hechte structuur (Beke & Kleiman, 1993). Deze vriendengroep

bevindt zich vaak in maatschappelijke ruimtes of straat zonder enig toezicht. Een lager

(7)

6

straat bevinden kunnen zoals eerder genoemd op een gegeven moment straatcodes overnemen

(Stewart, Schreck & Simons, 2006). Als jongeren deze zogenaamde straatcodes overnemen is

dit een voorspeller van geweld. De bekendste theorie hierop aansluitend is de differentiële

associatietheorie van Sutherland (1947). Volgens Sutherland worden opvattingen en

houdingen aangeleerd in de verhoudingen van persoonlijke en intieme groepen. Ook

afwijkend (overlastgevend) gedrag. Naarmate een jongere meer omgaat met mensen die

overlastgevend gedrag vertonen en meer blootgesteld wordt aan afwijkende houdingen en

opvattingen, zal deze jongere dit gedrag sneller en vaker nadoen (De Jong, 2007; Osgood, et

al., 1996; Piquero et al., 2005; Santrock, 2007). Concluderend kan uit deze

literatuurbevinding gesteld worden dat meer uren hangen op straat kan leiden tot meer

externaliserend probleemgedrag onder hangjongeren.

Huidig onderzoek

Allereerst is het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of er sprake is van een samenhang tussen het aantal uren hangen op straat van Marokkaanse hangjongeren en de

ouderlijke controle vanuit hun thuissituatie. Uit de literatuur blijkt dat verminderde ouderlijke

monitoring is gerelateerd aan het meer tijd doorbrengen in de maatschappij zonder toezicht

(Beyers et al, 2003). Onderzoek heeft aangetoond dat Marokkaanse ouders hun kinderen

grootbrengen met meer straf en minder toezicht ten opzichte van Nederlandse ouders ( Pels &

Nijsten, 2003). Het is echter onbekend of een verminderde ouderlijke monitoring en de relatie

tussen het meer tijd doorbrengen in de maatschappij zonder toezicht ook geldt onder

Marokkaanse hangjongeren. Daarnaast zal er worden onderzocht of er sprake is van een

verband tussen het normbesef en het externaliserende probleemgedrag van Marokkaanse

hangjongeren. Ook zal hierin naar de mediërende factor worden gekeken, namelijk het aantal

uren hangen op straat van de Marokkaanse jongeren. De tot op heden beperkte en of

ontbrekende wetenschappelijke gegevens naar de specifieke doelgroep Marokkaanse hangjon

geren versterkt de relevantie van dit onderzoek.

De centrale vraagstelling van dit onderzoek: Is er sprake van een samenhang tussen het aantal uren hangen op straat en de ouderlijke controle vanuit de thuissituatie en hoe

verhouden normbesef, externaliserend probleemgedrag en het aantal hang uren zich tot

elkaar? Om deze centrale vraag te beantwoorden zal er gebruik gemaakt worden van de

volgende deelvragen:

(8)

7

2. Is het normbesef van Marokkaanse hangjongeren gerelateerd aan het externaliserende probleemgedrag?

3. Wordt het verband tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag gemedieerd door het aantal uren hangen op straat van Marokkaanse hangjongeren?

Bij deelvraag één wordt verwacht dat het aantal uren dat Marokkaanse jongeren op

straat hangen gerelateerd is aan de ouderlijke controle in de thuissituatie. In eerder onderzoek

is aangetoond dat hoe minder ouders weten over wat hun kinderen in hun vrije tijd doen, hoe

meer deze kinderen hun eigen gang kunnen gaan (Laird, Pettit, Bates & Dodge, 2003). Tevens

concludeert Beyers et al. (2003) dat verminderde ouderlijke monitoring is gerelateerd aan

verhoogd externaliserend probleemgedrag en het meer tijd doorbrengen in de maatschappij

zonder toezicht. Het is echter onbekend of een verminderde ouderlijke monitoring en de

relatie tussen het meer tijd doorbrengen in de maatschappij (zonder toezicht) ook geldt voor

Marokkaanse hangjongeren. Desondanks is de verwachting dat het aantal uren hangen op

straat negatief gerelateerd is aan de ouderlijke controle in de thuissituatie.

Bij deelvraag twee wordt verwacht dat het normbesef en het externaliserende probleemgedrag van Marokkaanse jongeren zich positief met elkaar verhouden. Verscheidene

onderzoeken (Bandura et al., 1996; Murray-Close et al., 2006; Beke & Kleiman, 1993)

hebben aangetoond dat er verband is tussen het normbesef en externaliserende

probleemgedrag. Daarbij is gebleken dat er geen verschillen zijn tussen het normbesef van

jongeren met verschillende etnische achtergronden, waaronder de Marokkaanse achtergrond

(De Boer, 2008). Er is tot op heden nog weinig bekend over de relatie tussen normbesef en

externaliserend probleemgedrag onder de specifieke groep Marokkaanse hangjongeren.

Desondanks is de verwachting door bovenstaande literatuur dat het normbesef van

Marokkaanse hangjongeren een positieve relatie heeft met het externaliserend

probleemgedrag.

De vraag binnen het (positieve) verband tussen het normbesef en externaliserend probleemgedrag is: waarom het normbesef en het externaliserend probleemgedrag zich

negatief verhouden tot elkaar? Verwacht wordt dat het aantal hang uren het verband tussen

normbesef en externaliserend probleemgedrag van Marokkaanse hangjongeren medieert. De

verwachting is gebaseerd op dat jongeren met een gebrekkig normbesef gericht zijn op hun

vriendengroep (Beke & Kleiman, 1993). Deze vriendengroep bevindt zich vaak in

maatschappelijke ruimtes of straat zonder enig toezicht. Een lager normbesef kan hierdoor

(9)

8

wat een voorspeller is voor geweld (Stewart, Schreck & Simons, 2006). Door meer uren te

hangen op straat kan er meer externaliserend probleemgedrag ontstaan onder hangjongeren.

Figuur 1: Multiple-regressie en Mediatie-analyse model

In dit onderzoek wordt tevens gekeken of andere achtergrond variabelen ook van invloed

zijn op de uitkomsten van de onderzoeksvragen. Er zal gecontroleerd worden voor drie

achtergrondvariabelen, namelijk: Sociaal Economische Status (SES), Leeftijd en uit wat voor

Buurt de Marokkaanse jongere komt.

Methode

Steekproef

Voor dit onderzoek werden vragenlijsten ingevuld door 124 Marokkaanse jongeren in d e leeftijd van 16 tot en met 21 jaar. De jongeren zijn afkomstig uit het gebied van de Randstad

in Nederland. Uiteindelijk werden 122 vragenlijsten meegenomen in de steekproef. Er vielen

twee jongeren af vanwege hun uitzonderlijke thuissituatie. Zij woonde namelijk in een

pleeggezin. Het vrouwelijke geslacht is uitgesloten binnen dit onderzoek omdat het zich

uitsluitend richt op het mannelijke geslacht. Voor deelname dienden jongeren aan twee

criteria te voldoen. In de eerste plaats diende minstens één ouder van de jongere uit Marokko

afkomstig te zijn. In de tweede plaats is een criterium dat een jongere minimaal 16 jaar is en

niet ouder dan 21 jaar. Omdat selectie op deze criteria vooraf mondeling heeft plaatsgevonden

door de onderzoekers, bleek uitsluiting naderhand hierop niet meer nodig.

(10)

9

de 120 respondenten is 98.4% moslim. Van de jongeren volgen er 77.9% onderwijs. Hiervan

doet 14% vmbo, 3.3% havo, 3.2% vwo, 45.9% mbo, 8.2% hbo. Aan de respondenten is tevens

gevraagd bij wie ze wonen. Van de respondenten geeft 75.4% aan bij zij n vader en moeder te

wonen, 14.8% bij zijn moeder, 1.6% bij pleegouders en 8.2% geeft aan een andere

gezinsstructuur te hebben (bijvoorbeeld wonen bij vader of bij opa/oma).

Meetinstrumenten

Het meetinstrument dat gebruikt werd in dit onderzoek is een vragenlijst voor jongeren. De vragenlijst bestaat uit meerkeuzevragen, open vragen en vignetten. De vragenlijst is

grotendeels gebaseerd op een vragenlijst die eerder werd gebruikt bij een onderzoek naar de

relatie tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag. De vragenlijst bestaat uit zes

delen: Externaliserend probleemgedrag, Normbesef, Culturele identiteit, Ouderlijke controle,

Sociaal Economische Status (SES) en hoeveelheid uren hangen per week.

De schaal voor externaliserend probleemgedrag bestaat uit 11 items afkomstig uit de jongerenvragenlijst 2009-2010 van de Universiteit Leiden. Deze lijst is samengesteld op basis

van schalen uit een eerder onderzoek (Berry, Phinney, Sam, & Vedder, 2006) om

externaliserend probleemgedrag te meten. Een voorbeelditem is: ‘Hoe vaak heb je de afgelopen periode expres de stoelen in een bus, de bioscoop of ergens anders beschadigd.’. De

antwoordmogelijkheden zijn: 1 = nooit, 2 = ja, maar niet tijdens de laatste 12 maanden, 3 =

één keer in de laatste 12 maanden, 4 = 2-3 keer tijdens de laatste 12 maanden, 5 = meer dan 3

keer tijdens de laatste 12 maanden. Een hoge score geeft aan dat een respondent meer

externaliserend probleemgedrag vertoont. Omdat de vragenlijst is overgenomen uit ander

onderzoek is al bekend dat de psychometrische kwaliteit goed is (Berry et al., 2006). Voor het

huidige onderzoek is opnieuw Cronbach’s alpha berekend. De gezamenlijke

Cronbach’s alpha voor de 11 items bedraagt .86.

De variabele normbesef is gemeten aan de hand van zeven vignetten. Vijf daarvan zijn ontwikkeld door een eerdere scriptiegroep. Deze vijf zijn door onze groep aangevuld met

twee nieuwe vignetten om te betrouwbaarheid te verbeteren (zie bijlage). De respondenten

werd gevraagd welk cijfer zij situaties geven op een schaal van 1 (ik vind dit gedrag niet

kunnen) tot 10 (ik vind dit gedrag wel kunnen). In één van de vignetten is bijvoorbeeld een

foto van een bushokje met een kapotte ruit zichtbaar. Bij deze foto staat de volgende

situatieschets: ‘Koen en zijn vrienden hangen buiten wat rond. Koen gooit een steen tegen het

raam van een bushokje. Koen en zijn vrienden moeten hierom lachen. Een politie agent die

(11)

10

gesteld: ‘Welk cijfer geef jij aan het gedrag van Koen en zijn vrienden? 1/2/4/3/4/5/6/7/8/9/10’. Tevens wordt gevraagd welk cijfer vrienden en autoriteitspersonen in

de omgeving van de jongeren aan deze situatie zouden toekennen. Een hogere score op deze

vragen hangt samen met een hoger normbesef. Omdat de situaties visueel zijn weergegeven

en een willekeurige hoofdpersoon is gekozen, wordt het voorstellingsvermogen van de

jongere over de genoemde situatie vergroot en is de situatie minder persoonlijk. Naar

verwachting zal de respondent hierdoor eerlijker een mening geven (Stolte, 1994). Ook wordt

de neiging tot sociaal wenselijk antwoorden zo verkleind (Wason et al., 2002). Om vast te

stellen of normbesef een eendimensionaal begrip is, werd een factoranalyse op de zeven

situaties uitgevoerd. Voor deze analyse zijn de data omgepoold, zodat een lage waarde

correspondeert met een laag normbesef. Uit de Kaiser-Meyer-Olkintest (KMO) blijkt dat de

data geschikt zijn voor factoranalyse: de KMO-waarde van de data is .88. Vanaf een waarde

van .70 kan men stellen dat de variabelen voldoende gemeenschappelijk hebben om een

factoranalyse uit te kunnen voeren. Uit de correlatietabel blijkt dat alle zeven met elkaar

samenhangen (p<.001). Uit de componentenmatrix blijkt bovendien dat alle zeven factoren

hoog laden (r>.75) op één factor ‘normbesef jongere’. Bijna 65% van de variantie kan worden

verklaard uit de eerste factor (R2= 0.65). De variabele normbesef kan hierdoor als een

eendimensionale variabele worden gezien. Om vast te stellen in hoeverre de scores op de

verschillende situaties met elkaar samenhangen is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd.

De Cronbach’s alpha bedraagt in het huidige onderzoek .90. Dit betekent dat de scores op de

verschillende situaties sterk met elkaar samenhangen.

Om de culturele identiteit van Marokkaanse hangjongeren in kaart te brengen werd gebruik gemaakt van de Multigroup Ethnic Identity Measure (MEIM), ontworpen door

Phinney en collega’s (1992). Deze schaal bestaat uit 10 items die enerzijds de etnische identiteit en anderzijds de nationale identiteit beogen te meten. Voorbeelditems zijn: “Ik ben trots dat ik een Marokkaan ben” en “Ik voel me deel van de Nederlandse cultuur”. De items

kunnen beoordeeld worden met: 1= helemaal oneens; 2= beetje oneens; 3=neutraal; 4=beetje

eens; 5=helemaal eens. In eerder onderzoek is de MEIM betrouwbaar gebleken. Voor het

huidige onderzoek is opnieuw Cronbach’s alpha berekend. Hierin is een opsplitsing gemaakt

in etnische identiteit .84 en nationale identiteit .91 en de gezamenlijke Cronbach’s alpha

bedroeg .66.

Voor de schaal Ouderlijke controle is gebruik gemaakt van een lijst van Stattin en Kerr

schaal (2002). Er zijn vijf vragen gebruikt. Daarbij wordt niet gerept over ouderlijke controle

(12)

11

vader als de moeder, sekse, herkomstgroep en verschillende leeftijdsgroepen. De Cronbach’s

alpha ligt op .88. Een voorbeeld vraag is: wil jouw vader/moeder altijd dat je vertelt waar je ’s

avonds bent, met wie je bent en wat jullie samen doen? Hierbij zijn de

antwoordmogelijkheden: 1= nooit, 2= soms, 3= regelmatig, 4= vaak en 5= altijd.

Om de sociaal-economische status vast te stellen bij jongeren is er gebruikt gemaakt van de Family Affluence Scale van Boyce, Torsheim, Currie, & Zambon (2006). Deze schaal

bestaat uit vier vragen om de materiële omstandigheden thuis te meten. Een item van deze

schaal is bijvoorbeeld: ‘Heb je een eigen slaapkamer?’ De vragen op deze schaal zijn meerkeuzevragen. De Cronbach’s alpha is voor deze vragenlijst niet tot zeer moeilijk vast te

stellen omdat het gaat om responsschalen.

Tenslotte wordt het aantal hang uren gemeten door middel van drie ontwikkelde meerkeuzevragen: Hoe vaak ben je op straat met vrienden aan het chillen? (buurthuis zonder

toezicht mag bijvoorbeeld ook). Hoeveel uren per dag ben je met vrienden aan het chillen op

die dagen? Welke dagdeel ben je het meest op straat te vinden? De jongeren kunnen kiezen

uit 1= Minder dan twee uur per dag, 2= twee tot vier uur per dag, 3= vier tot zes uur per dag,

4=Meer dan zes uur per dag.

Controle variabelen. De controle variabelen Sociaal Economische Status, Buurt en Leeftijd zijn tevens in kaart gebracht. De SES variabele is eerder in bovenstaande tekst

behandeld. Om te meten in wat voor Buurt de Marokkaanse jongere woont is de volgende

vraag gesteld: welke omschrijving past het beste bij de buurt waarin je woont? De jongeren

konden kiezen uit verschillende antwoorden waaronder: een buurt met vrijwel allemaal

Nederlanders, meerderheid van de bewoners Nederlands, mengeling van Nederlanders en

immigranten, meerderheid van de bewoners immigrant, en tenslotte vrijwel allemaal

immigranten. De achtergrond variabele Leeftijd is gemeten door te vragen hoe oud de

jongere is door middel van een open vraag.

Procedure

De doelgroep voor dit onderzoek waren Marokkaanse jongeren tussen de 16 en 21 jaar. De onderzoekers benaderden in de maanden januari en februari van 2013 zoveel mogelijk

jongeren in verschillende grote steden in de Randstad in Nederland. De jongeren werden door

groepjes van twee onderzoekers op straat aangesproken en gevraagd of zij een vragenlijst

(13)

12

activiteiten ondernemen met (Marokkaanse) hangjongeren. Voor het benaderen van de

Marokkaanse hangjeugd is een draaiboek geschreven (zie bijlage) zodat de benadering van

alle jongeren consequent op dezelfde wijze gebeurde. Het duurde ongeveer 10 minuten om de

vragenlijst in te vullen. De respondenten zijn voor het invullen van de vragenlijst niet

beloond. Deelname aan het onderzoek was geheel anoniem en jongeren waren vrij om te

besluiten niet mee te doen.

Resultaten

Binnen de data inspectie is gekeken naar de algemene karakteristieken van de variabelen. In

onderstaande tabel worden de gegevens van de numerieke variabelen weergegeven. De

data zijn vooraf geïnspecteerd op fouten en verkeerde invoer.

Aan de hand van Tabel 1 is te zien dat de scores van de gestandaardiseerde gepiektheid in

zijn geheel tussen de scores van -3 en 3 vallen, met uitzondering van de variabele Normbesef.

De scores van de gestandaardiseerde scheefheid laten zien dat de variabelen Normbesef en

Ouderlijke controle geheel tussen de scores van -3 en 3 vallen. De variabelen Externaliserend

probleemgedrag en Hang uren valt buiten deze score. Concluderend kan gesteld worden dat

alleen de ouderlijke controle variabele voldoet aan de normen van een normale verdeling. De

Kolmogorov-Smirnoff toets laat op alle variabelen een significantie niveau zien van .000. Dat

wil zeggen dat de variabelen niet normaal zijn verdeeld volgens de normen van deze toets.

Tabel 1.

Resultaten gegevens numerieke variabelen (N= 122).

M SD Zscheefheid ZGepiektheid Missings Uitbijters K-S Sig

Hang uren 1.21 .93 5.69 1.14 0 (0%) 0 .000

Externaliserend

probleemgedrag

1.76 .65 5.16 1.88 0 (0%) 1 .000

Normbesef 72.7 25.7 0.20 -4.51 0 (0%) 1 .000

Ouderlijke

controle

(14)

13

De uitbijter van de variabele Externaliserend probleemgedrag heeft een minder extreme

waarde toebedeeld gekregen. De uitbijter van de variabele Normbesef is uiteindelijk geen

uitbijter gebleken aangezien de scores van normbesef zijn gekwadrateerd. Hierdoor ontstond

er een minder scheve verdeling en was de eerdere uitbijter niet meer aan de orde.

Concluderend kan gesteld worden dat er geen uitbijters zijn verwijderd.

Aantal uren op straat hangen en de relatie met de ouderlijke controle

De eerste onderzoeksvraag luidt: ‘Is het aantal uren dat Marokkaanse jongeren op straat

hangen gerelateerd aan de ouderlijke controle in de thuissituatie?’ De vraag is onderzocht

door middel van de multiple regressie. Er is gekozen voor de multiple regressie in plaats van

de enkelvoudige regressie vanwege het controleren van de volgende variabelen: Sociaal

Economische Status (SES), Buurt waarin de jongere woont en Leeftijd. De Buurt variabele is

in drie categorieen ingedeeld, zie Tabel 2. Hier is voor gekozen aangezien vijf categorieen

verwarring kan opleveren binnen de multiple regressie. De Buurt variabele is opgedeeld in:

een mengeling buurt (buurt met Nederlanders en immigranten), meerderheid immigranten en

tenslotte een buurt met vrijwel alleen immigranten.

In model 1 wordt 14.2% (verklaarde variantie) van de totale variantie van de variabele Hang uren per week verklaard vanuit de controle variabelen. Het hele model geeft een

significante verklaring, F(8,113) = 2.34, p < 0.05. In model 2 wordt 17.5% verklaard

(verklaarde variantie) vanuit de controle variabelen met de onafhankelijke variabelen,

F(9,112) = 2.63, p < 0.01. Model 2 verklaart significant een groter deel van de variantie dan

model 1, FChange(1,112) = 4.39, p < .05.

De enige significant verklarende predictor van de controle variabele is SES, β = 0.20, p<0.05.

In model twee heeft SES nog steeds een positieve samenhang met hang uren, β = 0.21,

p<0.05. Dit betekent dat een hogere SES gerelateerd is aan een hoger aantal hang uren.

Met betrekking tot de eerste verwachting wordt gezien dat ouderlijke controle in model 2

een significant negatief verband heeft met de variabele Hang uren, β = -0.21, p<0.05. Zoals

verwacht: hoe minder ouderlijke controle op de Marokkaanse jongeren, hoe meer uren zij op

straat hangen. Er is geen sprake van een multi-collineariteitsprobleem (tol > 0.5), er zijn geen

gestandaardiseerde residuele afwijkingen buiten het interval (-3;3). Tenslotte is er sprake van

een homoscedastische verdeling. De schending van de assumptie is dat de verdeling van de

residuele afwijking scheef naar rechts is. Tabel 2 geeft de stapsgewijze regressieanalyse weer

(15)

14

Tabel 2.

Stapsgewijze regressieanalyse ter verklaring van afhankelijke variabele Hang uren per week.

Ongestandaardiseerde

Coëfficiënten

Gestandaardiseerde

Coëfficiënten t p

Model 1 B Std. Error β (Beta)

Leeftijd 0.29 .267 0.11 1.08 0.28

Mengelin g buurt -0.02 1.20 -0.00 -0.02 0.99

Meerderheid

immigrant

1.95 1.20 0.20 1.63 0.11

Immigranten buurt SES 2.60 0.49 1.38 0.21 0.20 0.20 1.85 2.26 0.07 0.03

Model 2 B Std. Error β (Beta)

Leeftijd 0.11 0.28 0.42 0.40 0.69

Mengelin g buurt -0.14 1.14 -0.01 -0.12 0.91

Meerderheid

immigrant

1.77 1.17 0.18 1.50 0.14

Immigranten buurt SES Ouderlijke controle 2.31 0.50 -0.81 1.37 0.21 0.39 0.18 0.21 -.206 1.70 2.39 -2.01 0.09 0.02 0.04

Het verband tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag, daarbij hang uren als mediërende factor

De tweede en derde onderzoeksvraag zijn beide onderzocht door de mediatie-analyse, uitgevoerd volgens de methode van Baron en Kenny (1986). De tweede onderzoeksvraag

luidt: ‘Is het normbesef gerelateerd aan het externaliserende probleemgedrag?’ Tenslotte luidt

de derde onderzoeksvraag: ‘Wordt het verband tussen normbesef en externaliserend

probleemgedrag gemedieerd door het aantal uren hangen op straat van Marokkaanse

hangjongeren?’ De resultaten van de mediatie-analyse geven antwoord op beide

onderzoeksvragen.

Allereerst is een voorwaarde voor mediatie, dat de onafhankelijke variabele een samenhang heeft met de mediator. Daarom is allereerst een lineaire regressie uitgevoerd met

Normbesef als onafhankelijke en Hang uren als afhankelijk variabele. Er is in de samenhang

van het model gecontroleerd voor de variabelen SES, Buurt en Leeftijd. De mate van

verklaring van het uitgebreide model (het model met controle variabelen en de onafhankelijk)

(16)

15

normbesef geeft een significant betere voorspelling dan enkel de controle variabelen, F Change

(1,112) = 14.50, p < 0.001. Er wordt een negatieve samenhang gevonden tussen normbesef en

het aantal uren hangen per week, β = -0.33, p < 0.001. De voorwaarde voor mediatie voor pad

A wordt voldaan.

Pad B: Er is onderzocht of de mediator invloed heeft op de afhankelijke variabele; heeft het aantal hang uren invloed op het externaliserende probleemgedrag? De toevoeging van de

variabele hang uren aan de verklaring van de controle variabelen is significant, F change (1,

112) = 4.25, p < 0.05. In tabel 3 is te zien dat hang uren in model 2 een significante positieve

uitwerking heeft op het externaliserende probleemgedrag, β = 0.18, p < 0.05.

Pad C: Daarnaast is onderzocht of er een samenhang is tussen de onafhankelijke variabele

Normbesef en de afhankelijke variabele Externaliserend probleemgedrag. Dit wordt getoetst

in model 3. De toevoeging van de variabele Normbesef aan de verklaring van de controle

variabelen is significant, F change (1, 112) = 54.19, p < 0.001. De gevonden samenhang in

model 3 met Externaliserend probleemgedrag is negatief, β = -0.54, p < 0.001. Aan de

voorwaarde voor mediatie dat pad C een significante samenhang heeft, wordt voldaan.

Pad D: Om te onderzoeken of er sprake is van mediatie (variabele Hang uren op de relatie tussen de variabelen Normbesef en Externaliserend probleemgedrag van Marokkaanse

jongeren) is onderzocht of het significante effect van Normbesef blijft bestaan als de variabele

Hang uren wordt toegevoegd aan de regressieanalyse. Dit is gedaan in model 3. In Tabel 3 is

te zien dat de negatieve relatie tussen Normbesef en Externaliserend Probleemgedrag blijft

bestaan. De sterkte van de relatie blijft bijna dezelfde als in model 3, er is geen sprake van

mediatie. Dit is ook af te leiden aan het feit dat Hang uren, de mediator, in dit model geen

significante samenhang heeft met externaliserend probleemgedrag, zie tabel 3.

Controle variabelen. In alle modellen is gecontroleerd voor de variabelen SES, Buurt en Leeftijd. Uit Tabel 3 is af te lezen dat de variabele Buurt in alle modellen samenhangt met het

externaliserende probleemgedrag. Betreffende de controle variabele Buurt, hebben

Marokkaanse hangjongeren uit een buurt met overwegend allochtone bewoners ten opzichte

van een buurt met een meerderheid Nederlanders, of vrijwel alleen Nederlanders

(referentiegroep), gemiddeld een hogere prevalentie van probleemgedrag, β ≥ 0.24, p < 0.01.

De andere controle variabelen blijken geen significante invloed te hebben op het

(17)

16

Tabel 3

stapsgewijze regressieanalyse ter verklaring van de afhankelijke variabele Probleemgedrag.

Ongestandaardiseerde

Coëfficiënten

Gestandaardiseerde

Coëfficiënten t p

Model 1 B Std. Error β (Beta)

Leeftijd -0.02 0.04 -0.05 -0.50 0.62

Mengelin g buurt 0.12 0.16 0.09 0.74 0.46

Meerderheid

immigrant

-0.02 0.17 -0.02 -0.14 0.89

Immigranten buurt SES 0.60 0.03 0.19 0.03 0.32 0.09 3.08 1.01 0.00 0.32

Model 2 B Std. Error β (Beta)

Leeftijd -0.01 0.03 -0.04 -0.44 0.66

Mengelin g buurt 0.11 0.13 0.08 0.794 0.43

Meerderheid

immigrant

0.01 0.14 0.01 0.06 0.95

Immigranten buurt SES Normbesef 0.43 0.04 -0.01 0.16 0.02 0.00 0.24 0.10 -0.54 2.72 1.44 7.36 0.01 0.15 0.00

Model 3 B Std. Error β (Beta)

Leeftijd -0.01 0.03 -0.04 -0.43 0.67

Mengelin g buurt 0.11 0.13 0.08 0.79 0.43

Meerderheid

immigrant

0.01 0.14 0.01 0.07 0.95

Immigranten buurt SES Normbesef Hanguren 0.44 0.04 -0.01 0.00 0.16 0.03 0.00 0.01 0.24 0.11 -0.54 -0.00 2.69 1.40 -6.91 -0.03 0.01 0.16 0.00 0.98

Assumpties voor de toetsen. Voor alle modellen blijkt dat er geen sprake is van een multicollineairiteitsprobleem (tol > 0.5). Ook is de verdeling van de residuele afwijking

vrijwel homoscedastisch. In model 2 (Tabel 3) wordt een uitbijter gevonden (Zresidual =

3.085). Er is voor gekozen deze respondent binnen de analyse te houden omdat deze

respondent geen grote invloed heeft op de onderzoeksresultaten en binnen de andere analyses

geen uitbijter is. Verder is de residuele afwijking van probleemgedrag normaal verdeeld. De

(18)

17

Conclusie en discussie

Het doel van dit onderzoek was ontdekken of er sprake is van een samenhang tussen het

aantal uren dat Marokkaanse hangjongeren zich op straat bevinden en de ouderlijke controle

vanuit de thuissituatie. Daarnaast richtte dit onderzoek zich op de relatie tussen het

normbesef, externaliserend probleemgedrag en de mediërende factor aantal uren hangen op

straat.

De literatuur in dit onderzoek liet zien dat een verminderde ouderlijke controle kan

bevorderen dat jongeren de straat op gaan (Beyers et al., 2003; Laird, Pettit, Bates& Dodge,

2003). De verwachting was hierdoor dat verminderde ouderlijke controle in Marokkaanse

gezinnen zorgt voor een hoger aantal uren hangen op straat. Het resultaat is in lijn met de

verwachting. De eerste onderzoeksvraag heeft laten zien dat een beperkte ouderlijke controle

samenhangt met meer uren hangen op straat. De eerder opgestelde verwachting kan hierdoor

aangenomen worden. Aansluitend hebben resultaten laten zien dat de buurt waarin de

Marokkaanse hangjongeren wonen geen uitwerking heeft op het aantal uren hangen per week.

Ook is de leeftijd van de Marokkaanse hangjongeren niet van invloed op het aantal uren

hangen per week. Wel is naar voren gekomen dat een hogere sociaal economische status

gerelateerd is aan een hoger aantal hang uren.

Verscheidene onderzoeken hebben laten zien dat er een relatie bestaat tussen het

normbesef van (hang)jongeren en het externaliserende probleemgedrag (Bandura et al., 1996;

Murray-Close et al., 2006; Beke & Kleiman, 1993). De verwachting was hierdoor dat het

normbesef en het externaliserende probleemgedrag ook een positieve samenhang lieten zien

onder de specifieke groep Marokkaanse hangjongeren. De tweede onderzoeksvraag heeft

laten zien dat - zoals verwacht- een relatie bestaat tussen normbesef en externaliserend

probleemgedrag. Hoe hoger het normbesef van de Marokkaanse hangjongeren, hoe lager het

probleemgedrag gemiddeld is. Daarnaast is er gevonden dat een hoger normbesef van

Marokkaanse hangjongeren bijdraagt tot een minder aantal uren hangen per week op straat.

Tevens is naar voren gekomen dat hoe meer aantal uren Marokkaanse jongeren hangen op

straat hoe meer externaliserend probleemgedrag zij laten zien.

Bij de derde onderzoeksvraag werd verwacht dat het aantal uren hangen op straat het

verband tussen het normbesef en externaliserend probleemgedrag zou verklaren (mediërende

factor). Deze verwachting is gebaseerd op dat een gebrekkig normbesef een rol speelt bij

jongeren met (externaliserend) probleemgedrag (Beke & Kleiman, 1993). Deze jongeren zijn

(19)

18

maatschappelijke ruimtes of op straat zonder enig toezicht. Een lager normbesef kan hierdoor

meer uren hangen op straat uitlokken. Jongeren die zich veel op de straat bevinden kunnen

zoals eerder genoemd op een gegeven moment straatcodes overnemen wat een voorspeller

lijkt voor externaliserend probleemgedrag (Stewart, Schreck, & Simons, 2006). De resultaten

hebben laten zien dat het aantal uren hangen op straat geen verklaring geeft voor het verband

tussen het normbesef en het externaliserende probleemgedrag. Hierdoor is het aantal uren

hangen op straat geen mediërende factor. Het aantal uren hangen op straat heeft geen

significant verband met externaliserend probleemgedrag waardoor de mediërende factor

uitgesloten wordt. De eerder geformuleerde verwachting wordt hierdoor verworpen.

Een mogelijke verklaring voor het ontbreken van de mediërende factor Hang uren zou

kunnen zijn dat de bekende theorie van Sutherland (1947) verouderd is. Daarnaast is het

mogelijk dat deze theorie niet opgaat onder de specifieke groep Marokkaanse hangjongeren.

Volgens Sutherland worden namelijk opvattingen en houdingen aangeleerd in de

verhoudingen van persoonlijke en intieme groepen. Naarmate jongeren meer omgaan met

mensen die overlast gevend gedrag vertonen en meer blootgesteld worden aan afwijkende

houdingen en opvattingen, zullen jongeren dit gedrag sneller en vaker nadoen (De Jong, 2007;

Osgood, et al., 1996; Piquero et al., 2005; Santrock, 2007). Uitgebreid specifiek onderzoek

naar het aantal uren hangen op straat en externaliserend probleemgedrag onder Marokkaanse

hangjongeren zou kunnen bijdragen aan het verkrijgen van meer wetenschappelijk inzicht. Dit

zou mogelijk ook meer verklaringen kunnen bieden voor het ontbreken van de mediërende

factor.

Beperkingen

De doelgroep Marokkaanse hangjongeren is benaderd op straat, in buurthuizen en binnen organisaties. Doordat Marokkaanse jongeren op straat zich tijdens het onderzoek regelmatig

in groepen bevonden zou er mogelijk sprake kunnen zijn van groepsdruk. De jongeren op

straat vulden de vragenlijst in terwijl zij zich letterlijk binnen de hanggroep bevonden. Een

jongere die deel uitmaakt van een sociale groep, oftewel een hanggroep, zal zich

waarschijnlijk gedragen naar de maatstaven en sociale waarden van de groep. Mogelijk is het

stoer of wenselijk dat je bijvoorbeeld antwoorden geeft waarin je laat blijken dat je regelmatig

contact hebt met de politie. Ook kan dit mogelijk de andere kant op werken en waren sociaal

wenselijke antwoorden juist gewenst binnen de groep. Uiteraard hebben de onderzoekers

proberen te voorkomen dat er sprake was van groepsdruk. De jongeren zijn namelijk gevraagd

(20)

19

sommige gevallen moeilijker dan verwacht. Sommige Marokkaanse hangjongeren lieten zich

moeilijk sturen door de onderzoekers waardoor er niet altijd voorkomen kon worden dat

sommige jongeren toch onder elkaar overlegde.

De data is enkel en alleen verzameld door middel van zelf-rapportage vragenlijsten. Men

kan zich hierbij afvragen of de jongeren de vragenlijst naar waarheid hebben ingevuld. Er

hebben verder geen observaties of andere manieren van dataverzameling plaatsgevonden.

Tenslotte blijkt dat een aantal variabelen scheef verdeeld zijn. Ondanks dat de steekproef

groot is en de scheefheid en gepiektheid te verklaren is, dient hiermee rekening gehouden te

worden.

Implicaties voor de theorie en praktijk

Er is (helaas) nog maar beperkt onderzoek gedaan naar de specifieke doelgroep Marokkaanse hangjongeren. Dit terwijl er wel degelijk sprake is van grote overlast rondom

deze doelgroep. Dit onderzoek biedt mogelijk een aanzet tot meer, uitgebreider en groter

onderzoek. Onderzoek van de Jong (2007) laat zien dat problematische thuissituaties van

Marokkaanse jongens (in probleembuurten in Amsterdam) ertoe bijdragen dat jongeren hun

vrije tijd grotendeels op straat willen doorbrengen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat een

verminderde ouderlijke controle kan leiden tot meer hangen op straat. Vervolg onderzoek

naar hoe de ouderlijke controle eruit ziet binnen Marokkaanse gezinnen kan de wetenschap

van nieuwe inzichten voorzien. Hierdoor zouden er mogelijk preventieprogramma’s kunnen

worden ontwikkeld waardoor jongeren geneigd zijn minder tijd door te brengen op straat.

Hierdoor zal de overlast rondom deze doelgroep kunnen afnemen.

De relatie tussen externaliserend probleemgedrag en het normbesef is onder

Marokkaanse jongeren hetzelfde als onder Nederlandse jongeren. Een interventie-programma

dat zou kunnen bijdragen aan het verhogen van het normbesef en het verminderen van

externaliserend probleemgedrag is EQUIP. Dit is een peer-hulp programma dat antisociaal

gedrag onder jongeren beoogt te verminderen door cognitieve vertekeningen te corrigeren,

sociale vaardigheden te verbeteren, de morele ontwikkeling te stimuleren, en een positievere

morele cultuur te scheppen (Velden, 2010). Onderzoek van der Velden (2010) heeft

uitgewezen dat leerlingen van het VMBO een negatievere houding ten opzichte van

antisociaal gedrag en een lagere mate van denkfouten hebben na de EQUIP sessies (direct en

op langere termijn). Dit in vergelijking met de leerlingen in de non-interventie conditie.

Mogelijk heeft het interventieprogramma positieve effecten op het normbesef van de

(21)

20

probleemgedrag ook afnemen. Of EQUIP daadwerkelijk een positief effect heeft op het

normbesef onder Marokkaanse hangjongeren zou verder onderzocht moeten worden. Het

programma kan op middelbare scholen (preventief) vanaf de eerste klas ingezet worden. Per

middelbare school kan er gekeken worden of dit programma wenselijk is om te

(22)

21 Referenties

Agnew, R. (1985). A revised strain theory of delinquency. Social Forces, 64, 151- 167.

Anderson, E. (1999). Code of the Street: Decency, Violence, and the Moral Life of the …….

Inner City. New York: W.W. Norton.

Bandura, A., Barbaranelli, C., Caprara, G.V., & Pastorelli, C. (1996). Mechanisms of …….

moral disengagement in the exercise of moral agency. Journal of Personality and

Social Psychology,.71, 364-374.

Baron, R. M, & Kenny, D. A. (1986). The moderator-mediator variable distinction in social

psychological research: Conceptual, strategic, and statistical consideration. Journal of

Personality and Social Psychology, 51, 1173-1182.

Baumeister, R. F., & Murraven, M. (1996). Identity as an adaptation to social, cultural, and

…… .historical context. Journal of Adolescence,19, 405-416

Beke, B. & W. Kleiman (1993) De harde kern in beeld. Jongeren en geweldscriminaliteit,

……. Uitgeverij SWP: Utrecht.

Beke, B., van Wijk., & Ferwerda (2000) Jeugdcriminaliteit in ……

groepsverband.ontrafeld. Tussen rondhangen en bendevorming. Amsterdam: SWP.

Bernburg, J.G., & Thorlindsson, T. (2005). Violent values, conduct norms, and youth …….

aggression: a multilevel study in Iceland. Sociological Quarterly, 46, 457-478.

Beyers, J.M., Bates, J.E., Pettit, G.S. & Dodge, K.A. (2003). Neighborhood …….

structure,.parenting processes, and the development of youths’ externalizing

behaviors: .a .multilevel analysis. American Journal of Community Psychology, 31,

35-53.

Boer, M. de (2008). Culturele diversiteit in opvattingen over misdaad en straf onder …….

leerlingen van het VMBO. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Boon, C.A., den. & Geeraerts, D. (2005). Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse

…… taal. Utrecht: Van Dale Uitgevers.

Brugman, D., & Aleva, A. A. (2004). Developmental delay or regression in moral reasoning

……. by .juvenile delinquents? Journal of Moral Education, 33, 321-338

Centraal Bureau van de Statistieken 2008: Vormen van ernstig overlast, 2008. Gepubliceerd

…… .in:.Webmagazine, maandag 20 oktober 2008 9:3

CBS (2012). Bevolking; generatie, geslacht, leeftijd en herkomstgroepering. Ontleend aan:

……. http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA =37325&D1

(23)

22 ……. &D6=0,4,8,12,l&HD=120704-0902&HDR=T,G2,G3,G5 &STB=G1,G4

Chong T.S, Jaafar R.J, Rahim. A.S, Kadir A.B., Subhi N., Koh D., Khairudding L.L., Nen, S

……. (2012). Self-integrity as the protective shield for Peer Group Loitering among At-risk

……. youth. Asian Social Science, 8. doi:10.5539/ass.v8n9p98

Dékovic, M., Janssen, J.M.A.M. & As,N.M.C. van (2001). Gezinsfactoren en het gebruik van

ernstig geweld. In: R. Loeber, W.N. Slot & J.A. Sergeant (red.). Ernstige en

gewelddadige jeugddelinquentie:omvang, oorzaken en interventies (pp. 225-244).

Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Decker, S.H., & Weerman, F.M. (2005). European street gangs and troublesome youth …….

groups. Oxford: AltaMira Press.

De Witte, H., Hooge, J. & Walgrave, L. (2000). Jongeren in Vlaanderen; gemeten en …….

geteld. 12-tot 18-jarigen over hun leefwereld en toekomst. Leuven: Universitaire Pers.

Dishion J.T, Nelson. E.S., Yasui M (2005). Predicting Early Adolescent Gang Involvement

……. From Middle School Adaptation. Journal of Clinical Child and Adolescent

Psychology,.34, 1,62-73

Eichelsheim, V.I., Buist, K.L., Dekovic, M., Wissink, I.B., Frijns, T., & van Lier, (2010).

Associations among the parent-adolescent relationship, .aggression and delinquency in

different ethnic groups: a replication across two Dutch samples. Journal of Social

Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 45, 293-300.

Eric A. Stewart, Christopher J. Schreck, and Ronald L. Simons (2006). "I ain't gonna let no

……. one disrespect me": Does the Code of the Street Reduce or Increase Violent

Victimization among African American Adolescents?" Journal of Research in Crime

and Delinquency 43, 427-458

Fiske et al., 1998 A.P. Fiske, S. Kitayama, H.R. Markus, R.E. Nisbett. The cultural matrix of

……. social.psychology ,in: D. Gilbert, S.T. Fiske, G. Lindzey (Eds.), Handbook of social

……. psychology (4th ed.), Vol. 2McGraw-Hill, Boston, MA (1998), pp. 915–981

Hayden, C. (2007). Children in trouble: The role of families, schools and communities. …….

Hampshire, UK: Palgrave Macmillan.

Hazekamp, J.L. (1985). Rondhangen als tijdverdrijf. Over het onder elkaar zijn van jongens

……. en meisjes.in de vrije tijd. Amsterdam: VU-Uitgeverij.

Hoeksema, K.J., & Werf, S. Van Der, (1994). Sociologie voor de praktijk. Cultuur en sociaal

…… bewustzijn. Bussum: Coutinho.

Jacobson, K.C., & Crockett, L.J. (2000). Parental monitoring and adolescent adjustment: an

(24)

23

Jong, J. D. de (2007). Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent

…….groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Aksant.

Karsten, L., Kuiper, E. & Reubsaet, H. (2001). De relatie tussen jeugd en publieke ruimte

…….verkend. Assen: Van Gorcum.

Kerr, M., & Stattin, H. (2000). What parents know, how they know it, and several forms of

…….adolescent adjustment: further support for a reinterpretation of monitoring.

…….Developmental .Psychology, 36, 366-380

Laan, A.M. van der, & Blom, M. (2011). Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010.

…….Ontwikkelingen in de zelf gerapporteerde daders, door de politie aangehouden

…….verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit 2010.

…….Den Haag: Centraal Bureau voor Statistiek.

Laird, R.D., Pettit, G.S., Dodge, K.A., & Bates, J.E. (2005). Peer relationship antecedents of

…….delinquent behavior in late adolescence: Is there evidence of demographic group

…….differences in developmental progress? Development and Psychopathology,17, 127-

…….144.

Larson, R.W. (1997). The emergence of solitude as a constructive domain of experience in

…….early adolenscence. Child Development, 68(1), 80-93.

Meij, H., & Boendermaker, L. (2008). Oorzaken en achtergronden van een problematische

…….ontwikkeling. Retrieved from 14 februari, 2012, van

…….http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Oorzaken_en_achtergronden_problematische_o

…….ntwikkeling.pdf

Murray-Close, D.Crick, N.R., & Galotti, M.K. (2006). Children’s moral reasoning regarding

…….physical and relational aggression. Social Devlopment, 15 (3), 345-370.

MOVISIE, 2012. Thesaurus Zorg en Welzijn. Verkregen op 14 februari, 2012, van

…….http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/externaliserendprobleemgedrag.htm.

Nagin D, Tremblay RE (1999) Trajectories of boys’physical aggression, opposition, and

…….hyperactivity .on the path to physically violent and nonviolent juveline delinquency.

…….Child Development: 70 (5), 1181-96

Osgood, D. W., Wilson, J. K., Bachman, J. G., O’Malley, P. M. & Johnston, L. D. (1996).

…….Routine activities and individual deviant behavior. American Sociological Review, 61,

…….635–655.

Parke, R.D. (2004). Development in the family. Annual Review of Psychology, 55, 365-399.

Pels, T. (1998). Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum.

(25)

24 ……. Van Gorcum.

Pels, T. & Nijsten, C. (2003). Myths and realities of diversity in child rearing and parent-child

…….relations: Non-indigenous compared to indigenous families in the Netherlands. In:

…….Hagendoorn, L., Veenman, J. & Vollebergh, W. A. M. (eds) Structural integration and

…….cultural orientations in indigenous and non-indigenous Dutch citizens. Aldershot, UK:

…….Ashgate.

Persson, A., Kerr, M. & Stattin, H. (2007). Staying in or moving away from structured

…….activities: explanations involving parents and peers. Developmental Psychology, 43(1),

…….197-207.

Piquero, N. L., Gover, A. R., MacDonald, J. M. & Piquero, A. R. (2005). The influence of

……delinquent peers on delinquency. Does gender matter? Youth & Society, 36 (3), 251-275

Reitz, E., Dékovic, M. Meijer, A.M. (2005). The structure and stability of Externalizing and

…….internalizing behavior during Early Adolescence. Journal of Youth and Adolescence, 34,

…….577-588.

Santrock, J.W. (2007). Adolescence (11th ed.). New York: Mc Graw-Hill.

Sutherland, E. H. (1947). Principles of criminolgy. Philidelphia: Lippincott

Thornberg, R., (2010). A study of children’s conceptions of school rules by investigating their

…….judgements of transgressions in the absence of rules. Education Psychology, 30, 583-

…….603

Velden, F. van der (2010). EQUIPping High School Students. Effects of a universal

…….prevention program on antisocial behavior. Utrecht: Universiteit Utrecht.

Vollebergh, W. (2007). Geestelijke gezondheid van adolescenten. In: P. van Lieshout, M. van

…….der Meij & K. de Pree., bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid (pp. 131-165).

…….Den Haag/Amsterdam: University Press.

Wainryb, C., (2206). Moral development in culture: Diversity, tolerance, and justice. In M.

…….Killen & .J.G. Smetana (Eds.), Handbook of moral development (pp. 211-240).

…….Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum.

Werdmölder, H. (1989). Een taboe doorbroken. Marokkaanse jongeren en criminaliteit.

…….Intermediair, 25(12), 17-23.

Werdmölder, H., 2005, Marokkaanse lieverdjes. (pp. 85-86). Amsterdam: Balans.

Werner, N.E., & Nixon, C.L. (2005). Normative beliefs and relational aggression: an

…….investigation of .the cognitive bases of adolescent aggressive behavior. Journal of Youth

(26)

25

Wetenschappelijke beraad voor het regeringsbeleid (2003). Waarden, normen en de last van

(27)

26

Vragenlijst

Met de onderstaande vragen willen we graag iets meer te weten komen over jou en je achtergrond. Kruis duidelijk het hokje aan dat voor jou het meest van toepassing is. Je mag altijd maar een hokje aankruisen! Bij sommige vragen moet je iets op de stippellijn schrijven.

1. Hoe oud ben je?

... jaar.

2. Ik ben een

0 Jongen 0 Meisje

3. Ga je naar school?

0 Ja

0 Nee

Praktijkonderwijs VMBO MBO Havo Vwo HBO/WO

0 Onderbouw 0 Basis 0 niveau 1 0 Klas 3 0 Klas 3 0 HBO

0 Bovenbouw 0 Kader 0 niveau 2 0 Klas 4 0 Klas 4 0 WO

0 TL 0 niveau 3 0 Klas 5 0 Klas 5

0 niveau 4 0 Klas 6

4. Waar ben je geboren?

0 Marokko

0 Nederland

0 Anders namelijk…………..

5. Waar is je vader geboren?

0 Marokko

0 Nederland

0 Anders namelijk…………..

6. Waar is je moeder geboren?

0 Marokko

0 Nederland

0 Anders namelijk…………..

7. Wat is je godsdienst?

0 Christen 0 Hindoe

0 Boeddhist 0 Moslim

0 Joods 0 Geen

(28)

8. Welke omschrijving past het beste bij de buurt waarin je woont?

0 Ik woon in een buurt met vrijwel allemaal Nederlanders.

0 Ik woon in een buurt waarin de meerderheid van de bewoners Nederlands is. 0 Ik woon in een buurt met een mengeling van Nederlanders en immigranten. 0 Ik woon in een buurt waarin de meerderheid van de bewoners immigrant is. 0 Ik woon in een buurt met vrijwel allemaal immigranten.

9. Bij wie woon jij?

0 Bij mijn vader en moeder. 0 Bij mijn moeder.

0 Bij mijn vader. 0 Bij pleegouders.

0 Bij mijn opa en of oma.

0 Anders, namelijk...

10. Hebben je ouders/verzorgers een auto?

0 Nee

0 Ja, één

0 Ja, twee of meer

11. Heb je een eigen slaapkamer?

0 Nee

0 Ja

12. Hoeveel computers staan er bij jou thuis?

0 Geen

0 één

0 Twee

0 meer dan twee

13. Hoe vaak ben je in de laatste 12 maanden met je familie of met je ouders op vakantie geweest:

0 Niet

0 één keer

0 Twee keer

(29)

14. Hoe vaak ben je op straat met vrienden aan het chillen (buurthuis zonder toezicht mag bijvoorbeeld ook)?

0 Minder dan 2 dagen per week 0 3 tot 4 dagen per week

0 4 tot 5 dagen per week 0 Meer dan 5 dagen per week

15. Hoeveel uren per dag ben je met vrienden aan het chillen op die dagen (buurthuis zonder toezicht mag bijvoorbeeld ook)?

0 Minder dan 2 uur per dag 0 2 tot 4 uur per dag

0 4 tot 6 uur per dag 0 Meer dan 6 uur per dag

16. Welk dagdeel ben je het meeste op straat te vinden (buurthuis zonder toezicht mag bijvoorbeeld ook)?

(30)

Veel jongeren zijn wel eens betrokken geweest bij een vervelende gebeurtenis. Wij willen graag weten hoe vaak deze gebeurtenissen voorkomen. Ben jij weleens betrokken geweest bij een van de volgende gebeurtenissen, en zo ja, hoe vaak? Kruis het hokje aan dat voor jou van toepassing is.

Heb je wel eens te maken gehad met de volgende gebeurtenissen?

Nooit Ja, maar niet tijdens de laatste 12

maanden.

Eén keer in de laatste 12 maanden. 2-3 keer tijdens de laatste 12 maanden Meer dan 3 keer tijdens de laatste 12 maanden. 17. Een heftige ruzie

met een leerkracht.

0 0 0 0 0

18. Uit de klas gestuurd zijn, omdat je iets had gedaan dat niet mocht.

0 0 0 0 0

19. Gevochten met iemand.

0 0 0 0 0

20. Iets in een winkel gepakt zonder te betalen.

0 0 0 0 0

21. Expres de stoelen in een bus, de bioscoop of in een andere openbare ruimte kapot gemaakt.

0 0 0 0 0

22. Expres een ruit kapot gegooid, een bushokje vernield of iets anders op straat kapot gemaakt.

0 0 0 0 0

23. Gescholden tegen een leerkracht.

0 0 0 0 0

24. Iemand bedreigd, bijvoorbeeld door te zeggen dat je zult gaan slaan.

0 0 0 0 0

25. Niet betaald voor de bioscoop, de bus of de trein.

0 0 0 0 0

26. Een andere scholier gepest.

0 0 0 0 0

27. In aanraking geweest met de politie.

(31)

In hoeverre kloppen de volgende uitspraken over jouw ouders en hoe betrokken ze zijn bij jou leven?

De volgende vragen gaan over jouw culturele achtergrond en hoe jij je daarbij voelt. Kruis in de hokjes aan wat het meeste bij jou past. Als jij of je ouders uit een land komen dat niet in de lijst staat kun je dat land op de stippellijn invullen.

33. Ik voel me:

0 Nederlander

0 Marokkaan

0 Antiliaan

0 Surinamer

0 Anders namelijk…………..

34. De vrienden waarmee ik op straat ben (buurthuis zonder toezicht mag ook) zijn:

0 Nederlander

0 Marokkaan

0 Antiliaan

0 Surinamer

0 Anders namelijk…………..

(Bij deze vraag mag je meerdere antwoorden aankruisen)

Nooit Soms Regelmatig Vaak Altijd 28. Heb je toestemming van je

vader/moeder nodig om op een doordeweekse avond tot laat weg te blijven?

0 0 0 0 0

29. Moet je het eerst aan je vader/moeder vragen voordat je samen met je vrienden kan beslissen wat jullie gaan doen op een zaterdagavond?

0 0 0 0 0

30. Als je ‘s avonds tot laat bent

weg geweest wil je

vader/moeder dan dat je uitlegt wat je hebt gedaan en met wie je samen was?

0 0 0 0 0

31. Wil jouw vader/moeder altijd dat je vertelt waar je ‘s avonds bent, met wie je bent en wat jullie samen doen?

0 0 0 0 0

32 Voordat je op een

zaterdagavond weg gaat, wil jouw vader/moeder dan dat je vertelt waar je naar toe gaat en met wie?

Figure

Figuur 1: Multiple-regressie en Mediatie-analyse model

References

Related documents

Ideally, at application temperature, the viscosity for molten adhesive should stay low long enough for the substrate to be brought into contact and then rise rapidly to set

The average breaking force, deformation and rupture energy rupture pressure were checked and they found that the rate of deformation, rupture and rupture energy

Spectral analysis revealed that both the states of iron, form green color complex with Levodopa with the same spectral characteristics, whilst rate of reaction for

The main goals of the present study include screening and evaluating the potency of methanolic extract of three brown macroalgal species for in vitro antibacterial and

Reaction of isocyanates and isothiocyanates with aminoester 1 as well as their isomers with 2 begins with the formation of the corresponding urea or thiourea, which

WHOQOL HIV Group: preliminary development of the World Health Organsiation’s quality of life HIV instrument (WHOQOL-HIV): analysis of the pilot version. Soc

Further, unresolved trauma has been associated with a range of aberrant behaviours (e.g. violence includ- ing gender based violence and sexual assault, substance abuse) impacting

ANG: Angiopoietin; ASCs: Adipose-derived stem cells; bFGF: Basic fibroblast growth factor; BMSCs: Bone marrow mesenchymal stem cells; CLI: Critical limb ischemia; CS: Cell sheet;